dat men in de eerste plaats de zekerheid moet hebbendat zoodanige ver
ordeningen juist en naauwkeurig in een of ander blad worden opgenomen
en hoewel erkennende, dat dit even goed zou kunnen geschieden in het blad
van den heer dijthofl als in dat van den heer Drabbe, is het toch zeker, dat
zoowel Burgemeester en Wethouders als de Kaad dienen te weten aan welk
blad de voorkeur gegeven wordt voor het geval dat de publicatiën niet ge
lijkluidend zijn. Ge-teld eens, dat in een niet eens gewigtig geval, b. v.
in Je toepassing eener verordening op liet muilbanden der honden, is ge
publiceerd, dat die binnen weinige dageri moet worden toegepasten daarin
dooreen drukfout, in plaats van den lOen, den llen slaat uitgedrukt als
de dag van in werking treden, dan moet die drukfout zelfs gerespecteerd
worden, als zij voorkomt in bet officiële orgaan der gemeente, terwijl als
zij in eene andere courant voorkwam dit niets kon afdoen omdat die
courant niet is te beschouwen als haar orgaan. Ik voer dit aan ten be
wijze, dat het niet wel mogelijk is twee officiële couranten in eene stad te
Lebben. Evenwel, de lieer Sijtliofl wijst op de noodzakelijkheid dat ieder
een ook in zijn blad tijdig de stukken kunne lezen en bij de bestaande
concurrentie, waarvan de gemeente thans nog geen genot heelt, is het niet
onmogelijk dat later de directeur eener courant welligt iets zal willen be
talen voor de opneming der stukken. Op het oogenhlik zal ik deze rede
nering niet voortzettenomdat wij staan voor een leit en liet nu niet de
vraag is, wat eene besteding zou kunnen ten gevolge hebben. Daartoe
zal men eerst kunnen overgaan rIs eenmaal de overeenkomst met den lieer
Drabbe niet meer zal bestRRn. Dan eerst zal men het denkbeeld van vrije
concurrentie kunnen huldigen, en zal de vraag kunnen zijn, wie het meeste
wil leveren voor het minste geld, of zoo het denkbeeld van den heer
Sijthoff, dat hier een privilegie wordt gegeven opgaat, wie het meeste geld
voor dat privilegie overheelt. Thans echter zijn wij nog zoo ver niet, en
zoolang dat nog niet het geval is, zullen wij ons moeten bedienen van een
hulpmiddel. En dan geloof ikdat er geen bezwaar kan bestaan tegen
het inwilligen van het verzoek, mits men hlijve vasthouden aan het officieel
karakter fier Leidsche Courant, om daardoor de zekerheid te hebben van de
regtskracht der afkondiging in dat blad. Ik zul dus stemmen tegen liet
praeadvies van Burgemeester en Wethouders en voor het verzoek van den
adressant, dat ik als een overgangsmaatregel beschouw en dat den weg
opent voor de vrije concurrentie, ook in deze aangelegenheid.
De heer Goddsmit. Er schijnt een misverstand te bestaan. De heer
Sijthoti heeft volstrekt niet gevraagd dut zijn blad als officiële courant zou
worden erkend; zijn verzoek is eenvoudig, dat alle officiële stukken, die
tot dus ver in de Leidsche Courant van stadswege publiek gemaakt werden
op denzelfden dag ook aan het Leidsch Dagblad zullen worden verstrekt.
Daardoor ontnemen wij niets san het zoogenaamd officieel karakter van de
Leidsche Courant. Zij blijft de eenige courant, die tot de stedelijke rege
ring als zoodanig in betrekking staat. De heer Sijtliofl vraagt alleen liet
ontvangen der stukken op denzeltden dag, ten einde zijne lezers beter te
gerieven, zoodat er geen quuestie kan zijn van twee officiële bladen of
tweeërlei alkondigingeene in de Leidsche Courant en eene in liet Leidsch
Dagblad. Hierdoor vervalt liet bezwaar van den lieer Dereksen. Wordt er
een druklout gemaakt in het blad van den lieer Sijtliofl, dan slaat zulks
gelijk alsof het plaats vond in eenige andere courant; het plaatselijk bestuur
heeft daarmede niets te maken. Eén blad de Leidsche courant namelijk blijft
in betrekking staan tot de stedelijke regering; in de andere worden de stuk
ken opgenomen gelijk alle andere ingezonden stukkenzonder dat daaraan
een officieel karakter wordt toegekend.
De heer Dercksen'. Ik zou de opmerking ni t gemaakt hebben, zoo ik
geweten had, wal ik nu uit de redenering van den heer Goudsmit opmaak
dat er geen bezwaar in kan gelegen zijn, omdat de Leidsche Courant,
hoewel volgens dat geachte lid geene officiële courant, toch in eenige be
trekking met de stedelijke regering blijft staan. Zoo dit het geval is, ver
valt natuurlijk mijne bedenkingaangezien liet mij niet om liet woord
«officiëel" te doen ismaar om het begrip dat daaraan gewoonlijk wordt
gehecht.
De Voorzitter. De heer Le Poole meent dat Burgemeester en Wet
houders aan den Kaad de hevoegdheid zouden betwisten oin de veiordoning
te wijzigen. Dit is echter volstrekt niet het geval. De verordening dag-
teekeut van het jaar 1851, terwijl zij in 18(13 door eene andere wird ver
vangen. In 1851 bestond er slechts één dagblad in deze stad en kon er
dus slechts van eene courant sprake zijn In 1863 toen ook het Leidsch
Dagblad werd uitgegeven, is de Leidsche Courant aangewezen. Dat die veror
dening altijd door den Kaad gewijzigd kan worden is geenszins door liur-
meester en Wethouders in twijfel ge'rokken, maar zooals de verordening daar
ligt meenden Burgemeester en Wethoude^ daaraan uitvoering te moeten
geven. Hit advies van Burgemeester en Wethouders steunt op de meening
dat de Leidsche Courant een regt heeft verkregenten gevolge van eene
overeenkomst in der tijd met haar aangegaan In 1816 vroeg toch de
Leidsche Courant vergunning om het stadswapen te mogen voerenmee-
nende daardoor een grooter debiet te zullen verkrijgen. Toen zij echter
haar getal nbonnés niet in die mate zag vermeerderen, rigtte zij een tweede
verzoek aan den Kaad om eene som van fi00 te mogen ontvangen, waar-
-voor zij zich verbond ten alien tijde de stukken van de stad, het gymna
sium de stadsbank van leening enz. gratis op te nemeneen verzoek dat
zij niet onbillijk achtte, wanneer men in aanmerking nam dat volgens eene
globale berekening de gemeente wel f1000 aan advertentiën soms ter plaat
sing zond. Dat verzoek werd aan den toenmaligen uitgever, den heer LaLau,
toegestaandie de Leidsche Courant daarna niet dit regt aan den lieer
Drabbe afstond Burgemeester en Wethouders hebben gemeend te moeten
vasthouden aan de verordening van 1863, en geene vrijheid gevonden
daarvan af te wijken omdat in die verordening imperatief gesproken wordt
van de Leidsche Courant. En dit is zuo vreemd niet, als men nagaat hoe
in verschillende andere gemeenten hetzelfde plaats heeltzoo is er b. v.
één courant, die de publicatiën bevat, te Amsterdam; te Rotterdam is dit
eveneens als te Utrecht liet geval. De quaestie is dus eenvoudig dat Bur
gemeester en Weihouders meenen het door den lieer Drabbe verkregen regt
niet te mogen verkorten.
De heer Le Boole. Iii de eerste plaats moet ik opmerken, dat in de
verordening van 1846 voorkomen de woorden»tot wederopzeggens toe",
terwijl deze niet vermeld zijn in het rapport van Burgemeester en Wet
houders. En ten tweede dat apodictisch beweerd wordt, dat de beoordee
ling van de publicering behoort tot de bevoegdheid van Burgemeester en
Wethouders. Dit nu negeer ik. Burgemeester en Wethouders publiceren
alleen ten gevolge van een besluit van den Kaad.
De Voorzitter. Dit zou misschien voor tegenspraak vatbaar kunnen
zijn. Iri hoofdstuk II der gemeentewet wordt gesproken van tweeërlei soort
verordeningen: 1°. van de plaatselijke verordeningen in liet algemeen en
2°. van de plaatselijke verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd.
Omtrent de laatste heelt de Kaad, volgens art. 172 der gemeentewet, te
beslissen hoe bij verlangt dat de alkondiging geschiede, maar omtrent
de gewone verordeningen is de wijze van publicering aan Burgemeester en
Wethouders voorbehouden. Zoo evenwel de Kaad mogt besluiten de veror
dening van 1863 te wijzigen en het Leidscb Dagblad daarin insgelijks te
noemen dan zullen Burgemeester en VVelhouders daar evenzeer uitvoering
aan geven. Zooals thans echter de verordening luidtmeenen zij gehouden
te zijn aan de uitdrukkelijke bepaling van IS63, toen reeds het Leidsch
Dagblad bestond en desniettegenstaande de Leidsche Courant tot het publi
ceren van stadswege werd aangewezen.
I)e heer Goudsmit. Blijkbaar bestaat nog dezelfde verwarring van op
vatting. Er is geen quaestie van twee officiële couranten. De heer Sijthoff
vraagt niet dat zijn blad zou worden een officiële courant, maar alleen dat
hem de stukken, die liet gemeentebelang rakenzullen worden verstrekt. Er
kan hier dus geen sprake zijn van strijd met vroegere verordeningen, noch
van een inbreuk op de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Feitelijk blijft echter de zaak daardoor dezellde.
De heer Goudsmit. Dat is niet het geval. Als Burgemeester en Wet
houders bijv. alleen in het Leidsch Dagblad zouden afkondigen, zou die
alkondiging niet geldig zijn. Alleen aan de Leidsche Courant blijft de
af kondiging voorbehouden. En daarnaast staat een andere courantaan
wie wordt verleend eene gunst, die niemand deert en die aan de gemeente
niets kost, nam. ora denzelfden dag de stukken te ontvangen. Er is dus noch
strijd noch botsing van regten.
De Voorzitter. Als de lieeren regtsgeleerden in den Raad het eens
zijn, dat er geen verkregen regt wordt verkort, zullen Burgemeester en
Wethouders zieb gaarne daarbij neerleggen.
De heer Buys. Ik veroorloof mij eene enkele opmerking, mijnheer de
Voorzitter. Ik heb in deze discussie tweeërlei argumenten hooren bezigen,
welke, nog al uiteen loopen namelijk argumenten omtrent de bevoegdheid
ot onbevoegdheid van den Raad om in deze te beslissen en argumenten be
tredende liet fond der zaak. Wat de bevoegdheid betreft, ik deel te dien
aanzien volkomen de meening van den heer Le Poole. De gemeentewet is
daaromtrent klaar en duidelijk: aan den Raad behoort alle bevoegdheid
omtrent de regeling en liet bestuur der gemeente-huishouding, voor zoover
die niet uitdrukkelijk aan Burgemeester en Wethouders of aan den Burge
meester alleen is opgedragen. Het beslissen omtrent de wijze van publicatie
is niet in deze uitzondering begrepen, ergo behoort het aan den Kaad.
Iutusschen liet regt van den Kaad strekt zich niet verder uit dan tot do
gemeente-huishouding. Wanneer cus Burgemeester en Wethouders publiceren
niet als hoofden der gemeente-huishouding, maar als rijks-autoriteitwanneer
zij bijv. oproepingen doen voor de nationale militie ol oproepingen tot het
instellen van een onderzoek de commodo et incommododan zijn dit zaken
waarmede de Kaad niets te maken beeft en die in zekeren zin tusschen den
Minister van Munenlandsche Zaken en Burgemeester en Wethouders worden
afgedaan. Voor publicatiën betredende de gemeente-huishouding heeft de
Kaad dus alles, over alle andere heeft hij niets te zeggen. Besloot bij
eenmaal omtrent liet afkondigen van gemeente stukken in dezen of genen
zin niets belet natuurlijk dat hij later anders beslisse.
Wat nu het fond der zaak betreft, het hoold-argurarnt tegen de inwilli
ging van liet gedaan verzoek komt hierop neder, dat de Leidsche Courant
zou bezitten een zeker verkrpgen regt. Als dat 't geval warezou liet natuur
lijk gerespecteerd moeten worden. Maar van dergplijk regt is tot nog toe
niets gebleken. Wij hebben hier niet, als in Amsterdam, den Haag en
elders, of een particulier dagblad, dat het uitsluitend regt om officiële stuk
ken mede te deelen voor geld gekocht heeftof eene vroegere stads courant,
verkocht onder de voorwaarde dat haar zulk regt zoude toekomen. Neen,
wij hebben liier eene particuliere courantaan welke de gemeente jaarlijks eene
som gelds betaalt als abonnement voor de plaatsing van alle officiële stuk
ken. Hel regt van de Leidsche Courant betreft dus alleenzoo lang de
overeenkomst, niet wordt opgezegd, de ontvangst van ƒ200; maar daaren
tegen rust op haar de pligt alle stukken te publiceren. Doet zij flat harer
zijds en blijft de gemeente betalen f 200dan hebben de partijen niets
verder met elkander uitstaan. De gemeente is dus volkomen vrij het ver
zoek van den lieer Sijihoff al of niet in te willigen. Wat vordert nu liet
publiek belang; natuurlijk komt het alleen daarop aan? De vraag is zeer
gemakkelijk te beantwoorden. Het publiek belang vordert ontegenzeggelijk
eene zoo ruim mogelijke publiciteit. Nu er in onze stad twee bladen be
staan de een door dit, de ander door flat gedeelte van het publiek gelezen
is er ons natuurlijk veel aan gelegen dat beide onze officiëie stukken opne
men. Misschien zou de bereiking van dat doel wel eene kleine geldelijke
opoffering waard zijn, maar zeker moeten wij niet aarzelen nu er gelegen
heid bestaat ons doel kosteloos te bereiken. Ik meen dus, dat op de vraag
van den adressant gunstig moet worden beschikt, voor zoover althans be
treft de stukken van den Kaad. ik deel geheel het gevoelen van den heer
Goudsmit, dat er hier geen quaestie van kan zijn het Leidsch Dagblad te
maken tot eene tweede officiële courant Het Dagblad wordt in geen enkel
opzigt aan ons verbonden, het ontvangt geenerlei schadeloosstelling en neemt
flus ook geenerlei verpligting op zich. liet vraagt slechts vrijheid om do
stukken te gelijk met de Leidsche Courant te publiceren en moet overigens
zelf weten in hoeverre het van die vrijheid gebruik wil maken. Het zal bij
gunstige beschikking in de toekomst even weinig officiële courant zijn als
op (lit oogenblik.