HABD1LH TAB JEN SEIEENTEBAAJ VAN LEIDEN. 29. INGEKOMEN STIKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. N". 33. Leiden, 26 October 1871. Onder overlegging der stukken van sollicitanten die zich op onze oproe ping aangemeld hebben voor de betrekking van hulponderwijzer der 1« klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der le klassevoor jongens, hebben wij, in overleg met den hoofdonderwijzer dier school en den distriets-schoolopzienereene voordragt opgemaakt die wij ons de eer geven u hiernevens aan te bieden en waaruit wij verzoeken dat door u eene keuze worde gedaan, als: 1°. Marinus Petrus du Croix, 2°. Willem Johannes Reeselaar, 3°. Her man Hendrik Kievits, de eerste thans le hulponderwijzer der 3e klasse aan dezelfde school, de tweede te Breda, en de laatste te Wageningen werkzaam. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Zitting van maandag 33 October 18Ï1 geopend ten half drie ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Wttewanll, van Wensen, Veefkindvan Hettinga TrompLezwijnHartcveltDercksen Stoffels Buysde FremeryHubrecht Tollens, Le Poole, Cock, Bijleveldvan OuterenVerster, Goudsmit, Evers en van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 19 October 11. worden gelezen en goedgekeurd. Door den Voorzitter worden overgelegd: 1°. Adres van P. H. Hoos, betreffende bet puin bij de gemeente vallende. Dit adres is van den volgenden inhoud: «■Aan den Gemeenteraad te Leiden. Geeft reverentelijk te kennen Pieter Hendrik Hoos, pachter van asch, vuil en puin in deze gemeente. Dal aangezien de verdaging van de behandeling van zijn adres van 6 September jl. hem alsnog de gelegenheid geeft hetzelve nader toe te lichten, hij beleefdelijk de vrijheid neemt den Raad het volgende ter overweging aan te bieden. Dat de Commissie van Fabricage, na mededeeling van pachtgescbiedenis- sentot de conclusie is gekomen«dat in het laatste en iTog loopend con tract het beginsel is aangenomendat de puin van' de gemeentewerken «vallende, ter beschikking en ten dienste der gemeente blijft voor zooveel «zij daaraan behoefte heeft, maar het overige komt ten voordeele van den «pachter enz." Dat hij als waarheid moet erkennen alles wat de Commissie aangaande de vroegere pachters heeft medegedeelddoch dat hij uit al die mededee- lingen in de verste verte niet kan zien dat daaruit volgt, «dat in het laatst «nog loopend contract het beginsel is aangenomen dat de puin van de «gemeentewerken vallende, ter beschikking en ten dienste der gemeente «blijft, voor zooverre zij daaraan behoefte heeft." Dat ingeval deze bewering van de Commissie al eenigen grond van be staan zou kunnen hebben, er dan in art. 15 van zijn contract wel deugde lijk zou zijn gesproken van «ontbrekende" of «tekort komende" grove en fijne puinmaar art. 15 van zijn contract zegt bepaald «De pachter is verplicht voor het onderhoud der gemeentewerken en «wegen te leveren de «benoodigde" grove en fijne puin enz.," hetgeen naar zijne meening insluit, al datgeen wat de gemeente tot onderhoud van hare werken noodig heeft. Dat het juist op grond van deze bepaling is, dat hij vermeent dat de puinafkomende van gemeentewerkenaan hem zal worden afgestaanom volgens al. 2 van art. 15 voornoemd, te worden gesorteerd, en later aan de gemeente tegen de helft der tegenwoordige waarde geleverd. Dat hij te meer in deze meening is gesterkt door de overtuigingdat de gemeente veel voordeeliger de puin ingevolge het vastgesteld tarief, bij hem kan verkrijgen dan de arbeidsloonen van verwerken en sorteeren ingevolge al. 2 van art. 15 te betalen; immers, daar wordt uitdrukkelijk bepaald: «Als grove puin wordt niet aangenomen stukken van meer dan een ge» «heele en kleiner dan een halve steentegels of andere ballast. Gnder «fijne puin mogen niet gemengd zijn heele of halve steenen, klinkerstee- «nen of afval van steenhouwers-werk, aarde, klei, zand, vuilnis of andere «specie, maar wel wat afkomstig is van zachte metselsteen enpannenstuk- «ken en dergelijke; voor een derdedeel zal kalkpuin en biksel worden aan- «genomen. De gemeente-architect is bevoegd onder het lossen ook de «vracht af te keurenwanneer zij niet aan de vereischte voldoet." Dat de mededeelingdat D. Wijsman en Comp. ƒ4800.en J. van Haaften f5200.'sjaars hebben betaald, den Raad wellicht in den waan konde doen verkeeren dat adressant, door /"3310.'sjaars te betalen, eene betrekkelijk geringe pachtsom betaalt. Dat het evenwel eene erkende waarheid is dat de pachter, dien hij heeft vervangen, belangrijke sommen heeft verloren, en dat de zaak in 1867 zoodanig was verwaarloosd, dat de pacht genoegzaam tot niet was geredu ceerd; getuige de inschrijvingen van 1867. Dat hij desniettegenstaande in 1868 de pachtsom wederom heeft opge voerd tot f3310.'sjaars, zonder nog te spreken van de belangrijke vernieuwingen welke hij beeft moeten doen om de dienst geregeld te doen plaats hebbenaangezien alles in zoodanigen staat van verwaarloozing ver- 1871. keerde, dat, uitgenomen de paarden, niets bruikbaar was, een en ander heelt hem buiten den onbruikbaren inventaris, welken hij verpligt was over te nemen ongeveer 7000.gekost. Dat hij met bescheidenheid vermeentdat als er een puDt van kwestie bestaat, zooals hier het geval is, en dat voor de gemeente meer verlies dan winst opleverthet zoowel in het belang der gemeenteals in dat des pachters is, het ten voordeele uit te leggen van den pachter, die zich zulke belangrijke uitgaven heeft getroost en om de zaak goed te behandelen groote uitgaven moet doen. Alle redenen waarom hij de vrijheid neemt zich te refereren aan het verzoek gedaan in zijn adres van 5 September jl. Leiden, 23 October 1871. Hetwelk doende, P. H. Hoos." Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres aan te houden tot bij de behandeling van het eerste der aan de orde gestelde onderwerpen. 2°. Voordragt tot verhooging der jaarwedde van den leeraar in de staats wetenschappen aan de hoogere burgerschool. 3°. Voordragt tot het voortzetten der parallel-klassen aan de hoogere burgerschool. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen der Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad. 4°. Voordragt tot benoeming van eene 2e hulponderwijzeres 3e klasse aan de openbare school 2e klasse, voor meisjes. 5°. Nader rapport van de Commissie van Fabricage betreffende het ver zoek der vereeniging Musis Sacrum. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze stukken ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. Aan de orde is: I. Adres van P. PI. Hoos, wat aangaat het puin afkomstig van de ge- meente-fabricagewerken. (Zie Handd. 26n°. 22.) De heer Dercksen. Mijnheer de Voorzitter, uit bet proces-verbaal van verpachting dd. 25 Junij 1868 blijkt, dat de heeren Eduard Jan Hoos en Pieter Hendrik Hoos jaarlijks aan de gemeente zullen betalen ƒ3310. Dit is duidelijk en helder. Minder duidelijk en helder is het wat die heeren daarvoor zullen verkrijgen. Uitgezonderd toch het regt hun verleend om na 1 Augustus 1878 die som mot een vijfde te verhoogendat al weder duidelijk en helder isis in de gansche overeenkomstin dit proces-verbaal gecon stateerd, iets onbestemds, iets nevelachtigsvooral iets onjuridisch, dat men onwillekeurig denkt aan het leeuwendeel dat de gemeente zich toestaat, terwijl aan den pachter het mindere deel verblijft. Ik sprak van onbestemd en nevelachtig, en ik wijs op de bepaling van artikel 1, waarbij gezegd wordt«onder deze verpachting behoort" (alsof hetgeen volgt slechts een deel was van des pachters voordeelen) «het op- en weghalen van den haardaschhet vuilnis en het puin dat op gemeentegrond gevondendoor de ingezetenen wordt afgestaan of door Burgemeester en Wethouders ter weghaling bevolen". 2°. «de levering van grove en fijne puin ten behoeve der gemeentewerken", tegen niet door hem maar door de gemeente bepaalden prijs". VVat verkrijgt dus de pachter? Eenig regt, duidelijk geformuleerd, eenige zaak behoorlijk omschrevenin een woord een dier goederen en regten welke het voorwerp van eigendom kunnen zijn Het is mogelijk maar duidelijk is het niet; maar al ware het helder, dan vraag ik en hier kom ik op regtskundig gebied dan vraag ik wat cedeert hier de gemeente? Een regt-om aan de ingezetenen eene dienst te bewijzen, door hen van overtollige haardasch en vuilnis te bevrijden, zonder dat men die ingezetenen kan noodzaken zich van die zaken te ontdoen zonder dat men den pachter eene enkele karrevracht daarvan kan toezeggenmaar dan toch het puin door Burgemeester en Wethouders ter weghaling bevolen of, zooals wel de bedoeling zal zijn waarvan de weghaling door Burgemeester en Wethouders bevolen wordt. Wanneer men nu weet dat, blijkens het verhandelde in eene vroegere raadszitting, de pachter niet meer staat voor denkbeeldige bezwaren aan het onjuridiek gedeelte van het pachtcontract ontleend, maar dat die feitelijk zijn in het leven getreden door niet te weeren concurrentie, dan mag men ten minste van de gemeente verwachten dat zij het mogelijke zal doen om van hare zijde het contract zoo loyaal mogelijk na te levenen dan ontstaat de vraag of hier vooral niet iedere duisterheid moet worden uitgelegd in het belang van hem jegens wien men zich verbonden heeft en of de Raad niet wel zal doen in dezen geest te handelenjegens iemand wien men iets schijnt af te staandat voor een groot gedeelte aan anderen behoort, anderen die men daarvan niet kan onteigenen ten nutte der gemeente zonder schadeloosstelling. Ik zal nadere inlichtingen van het Dagelijksch Bestuur en mijne medeleden afwachten maar meen op dit oogenblik nog tegen de conclusie van Burgemeester en Wethouders te zullen stemmen. De heer Goudsmit. Ik moet erkennen dat ik, na de lezing van het nieuwe contract, mij niet vereenigen kan met de conclusie van het rapport der Commissie van Fabricage. In de vorige zitting heb ik reeds opgemerkt dat in dat rapport wel de geschiedenis der zaak breedvoerig is uiteengezet, maar niet de zaak beschouwd naar haar tegenwoordigen toestand. En nu ben ik, na rijpe overweging, tot de conclusie gekomen, dat de pachter vol komen in zijn regt is. Als ik toch in het aannemings-contract lees dat de pachter verpligt is tot levering aan de gemeente van al het door haar be- noodigd puinen er geene uitzondering hoegenaamd voorkomt van puin dat de gemeente zich zou kunnen voorbehouden, dan moet ik tot de con clusie komen dat de bedoeling, bij het aangaan van het contract, geweest is alle puin aan den pachterzonder uitzonderingaf te staan waartegen deze de verbindtenis op zich neemt tot levering van het benoodigd puin aan de gemeente, voor een lagerea dan den gewonen prijs. Dat is blijk baar de bedoeling geweest. Wel mag ik niet ontveinzen dat er eenige duisternis heerscht in het contract, maar de laatste opmerking in het nieuwe adres van den pachter versterkt mij in de meening dat de bedoe- 41

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 1