tief voorschrift, dat de stad al hare benoodigdheden alleen door aanbeste ding raag verkrijgen, en zelfs zich van hetgeen zij reeds bezit zou moeten ontdoen ora het later door aanbesteding terug te krijgen. De heer Buvs. Ten einde alle bezwaar weg te nemenzou ik in over weging willen geven het cijfer der 5000 hectoliters weg te laten, en daar voor in de plaats te stellen»met uitzondering alleen van die hoeveelheden welke uitsluitend noodig zijn voor de gemeente-instellingen en voor de beambten der gasfabriek." De heer Goudsmit. »Voor de beambten"," daar ben ik juist tegen. De heer Buys. Ja, maar daarom juist wil ik het amendement in stem ming hebben gebragt, ten einde de vergadering daarover te laten beslissen. Ik wensch er overigens nog dit bij te voegen, dat ik mij geheel vereenig met hen die het voorstel van den heer Eigeman bestreden hebben. Als de gemeente bij zich zelve koopt, dan is het volkomen onverschillig tegen welken prijs, omdat die prijs dan enkel eene quaestie van boekhouding wordt. Wat de uitzondering ten behoeve der beambten betrefthet doel van dezeals ik het althans wel begrijpis volstrekt niet van philanthropi- sclien aard, maar eenvoudig het uitvloeisel van de onmogelijkheid ora afdoende controle uit te oefenen. De uitzondering zal geen misbruiken scheppen, maar wel misbruiken weren, die anders schier onvermijdelijk zouden voor komen. De heer Le Poole. Ik vrees dat hetgeen men weren wil, het plegen van misbruikzich juist dan nog meer zal voordoen en omdat ik alle misbruik wil weren, acht ik het beter een cijfer te noemen en desnoods dan liever 5000 hectoliters te blijven reserveren. De heer Hubrecht. Wij zijn toch aan geen cijfer gebonden. De Voorzitter. Het zal wel geen 5000 hectoliters jaarlijks bedragen. Ik zal nu het subamendement van den heer Le Poole in stemming brengen. De heer van Outeren. Ik geloof dat er zeer veel voor is om het cijfer van 5000 hectoliters, als de hoeveelheid die niet in het openbaar zal worden verkocht, te bepalen, bijaldien beslist zal zijn dat èn de ge meente-instellingen èn de beambten van de gasfabriek het gebruik van cokes zullen behouden. Mij dunkt dat, om tot die beslissing te geraken, eerst moet worden uitgemaakt: zullen genoemde instellingen in het genot van dat voordeel blijven? zoo ja, zal het ook aan gezegde beambten gege ven worden? Indien beide vragen toestemmend worden beantwoord, blijft het cijfer van 5000 hectoliters behouden, en indien, of voor de instellin gen of voor de beambten het tegen den bestaande prijs beschikken over cokes, na daarover in deze vergadering gehouden stemming, zal ophouden, dan moest in eene volgende, desnoods na vooraf de boeken te hebben geraadpleegd omtrent de hoeveelheid cokes die afzonderlijk aan de gemeente instellingen en aan de beambten der gasfabriek werden verstrekt, bepaald worden, met welk cijfer de 5000 hectoliters zullen worden verminderd. Ik ben het eens met de leden die het wenschelijk en beter achten een be paald cijfer in ons besluit ten deze op te nemen. De Voorzitter. Ik meen dat die 5000 hectoliters zijn ten voordeele van de stad en voor de beambten. De heer IIubrecht. De cokes voor dc beambten der gasfabriek zijn onder de 5000 hectoliters begrepen. De heer van Outeren. Mij dunkt dat, gelijk ik zoo even bedoelde, zonder nog in cijfers te treden, allereerst dient te worden uitgemaakt of de instellingen in het algemeen de cokes zullen krijgen tegen den bestaan- den prijs. De heer Buys. Ik ondersteun dit. De heer Veefkind. Wanneer de gemeente zich voor eigen gebruik geene cokes reserveert, ontstaat nog een ander bezwaar, dat ik nog niet hoorde releveeren, namelijk dit: dat dan ook van die cokes de veiÜDgskosten op 3pCt. begroot, zullen worden betaald. De Voorzitter. Die veilingskosten komen waarschijnlijk niet voor. De heer Dercksen. Ik ben van het denkbeeld uitgegaan dat de ge meente niet in de openbare veiling zou koopendat zij de leverantie der benoodigde cokes, als andere brandstoffen, zou aanbesteden, en daardoor de duidelijkheid der administratie van de fabriek bevorderen. Ik wensch dus geen enkel deel der cokes aan de veiling onttrokken te zien. De Voorzitter. Thans zal ik de discussie sluiten en in rondvraag brengen de vraag: 1°. of de gemeente-instellingen de cokes zullen kunnen erlangen tegen 45 cents. Die vraag wordt met 16 tegen 4 stemmen toestemmend beslist. Tegendc heeren CockLe PooleDercksen en Eigeman. 2°. Of de beambten der gasfabriek mede in dit voordeel zullen deelen. Ook die vraag wordt, met 11 tegen 9 stemmen, toestemmend beslist. Tegende heeren van Heukelom CockLe PooleGoudsmitDercksen VeefkindEigemanEvers en Lezwijn. De Voorzitter brengt nu het tweede artikel van het voorstel der Com missie van Financiën in stemming. Het wordt met 18 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegende heeren van Wensen en Eigeman. De Voorzitter brengt eindelijk het derde artikel van het advies der Commissie van Financiën in discussie. De heer Cock. Toen ik zooeven wees op eene usance, die niet te regt- vaardigen was omtrent de Broodfabriekheb ik verklaard mij desnoods bij de overige usances neer te leggen tot Maart 1872. Na de verzekering van den heer Hubrecht meen ik dus dat de voorzigtigste weg zou zijn den maat regel tot Maart 1872 te verdagen. De heer Le Poole. Ik zou bezwaar vinden om den termijn te bepalen tot het einde van 1873, daar Burgemeester en Wethouders in hun ant woord op het sectieverslag verklaren met het verminderen der gasprijzen te willen wachten tot dat de invloed van de wijziging in den verkoop van cokes zal kunnen worden nagegaan. De heer Hubrecht. Bij het rapport der Commissie van Financiën is voorgesteld Commissarissen uit te noodigen tegen het einde van 1872 aan den Baad over te leggen een staataanwijzende de uitkomsten der ver schillende verkoopingen. Hiertegen bestaat geen bezwaar, maar het zoude moeijelijk zijn vóór dien tijd een opgaaf te geven, waaruit eenig resul taat was te trekken, indien, zooals nu bepaald is, de invoering eerst in Maart 1872 aanvangt. De heer Le Poole. Ik moet verklaren dat ik mij vergist had en dat ik had gelezen 73 in plaats van 72. De heer Cock, Wat zal nu beslist worden Ik meende dat nu moest beslist worden over het tijdstip der invoering. De Voorzitter. Dat punt is reeds aangenomen, evenals punt 2. Nu zijn wij .aan het 3e punt. Het 3" artikel van het rapport wordt hierop aangenomen met 19 stem men tegen 1die van den heer Eigeman. De heer Tollens verlaat de vergadering. VII. Adres van P. H. Hoos, wat aangaat het puin afkomstig van de gemeente-fabricage-werken. (Zie Handd. 26. n". $2.) De heer Eigeman. Het is mij nog niet regt duidelijkhoe de Com missie van Fabricage de raeening van den adressant ten eenenmale ongegrond kan verklaren, omdat, zooals zij zegt, juist in het laatste nog loopend contract het beginsel is aangenomen, dat het puin van gemeentewerken val lende ter beschikking en ten dienste der gemeente blijft, voor zooveel zij daaraan behoefte heeft, maar het overige komt ten voordeele van den pachter. Juist in dat bedoelde art. I staat niets van dusdanige bepaling te lezen. Of de zin of bedoeling zou moeten worden gezocht in de woorden »of door Burgemeester en Wethouders ter weghaling bevolen." Het kan zijn; maar dan vind ik het zoo onduidelijk, dat ik mij best be grijpen kan dat de pachter, de artikelen 1 van de vorige contracten vergelij kende met art. 1 van zijn contract, zoo ook den zin van art. 15 met "dien van art. 4 en 18 van de vorige contracten, die in alle dezelfde is en han delt over den zeer lagen prijs van inkoop van het puin aan de stad te leveren, in de zekere meening verkeert, dat hem al het puin, van stadswege vallende, toekomt. Ik zou het althans niet billijk vinden indien hij, bij de bepaling van de pachtsom er op gerekend hebbende, dit zou moeten derven. Gaarne ontvang ik eene betere inlichting. De^ heer Goudsmit. Ik wenschte even een punt van orde aan te geven. Er zijn wel contracten overgelegd, maar juist niet het laatste, waarvan in het rapport der Commissie van Fabricage gesproken wordt, zoodat de Raad niet in de gelegenheid is zich omtrent den inhoud er van tc verge wissen. Ik zou dat contract dus nog wel eerst willen inzien en alzoo^in overweging willen geven deze zaak tot eene volgende vergadering uit te stellen en inmiddels het laatstbedoelde contract ter inzage neêr te lego-en in de leeskamer. De Voorzitter. Wij willen dat gaarne overnemen. De heer Bijleveld. Zoude uitstel wel noodig zijn? De inhoud van het nu vigerende contract blijkt m. i. geheel uit het rapport van de Com missie van Fabricage. Dat contract toch wijkt, volgens de verklaring van die Commissie, slechts voor een gedeelte af van dat van 30 Julij f857 en dat afwijkende gedeelte wordt ons, benevens het contract van 1847' medegedeeld. De lieer Buys. Ik voor mij ben ook niet tegen een uitstel, wanneer anderen dat voor zich noodig keuren. Maar ik moet toch verklaren, dat ik gisteren het thans geldende contract ter secretarie heb opgevraagd, en dat mij toen gebleken is, dat daarin inderdaad geen enkel artikel voor komt, ook maar van verre op de hier bedoelde quaestie betrekkelijk, andera dan het door de Commissie van Fabricage afgeschreven artikel 1. Wil men dus de zaak uitstellen, ik heb er vrede mede, maar die verdagin» zal in elk geval geen nieuw licht verspreiden over de hangende quaestie. De heer van Outeren. De Commissie van Fabricage heeft in haar rapport gezegd dat zij woordelijk overnam wat omtrent puin in het loo- pende pachtcontract voorkomt. Letterlijk nam zij dan ook over wat in art. 1, 2 en 15 dienaangaande werd bepaald, en die bepalingen, en an dere zijn er niet, liggen gedrukt voor ons. Verlangt men desniettemin omtrent dit punt nog meerdere zekerheid, of wenschtgij, mijnheer de Voor zitter soms, om het gevorderde uur of omdat de begrootingen der instel lingen van weldadigheid in deze vergadering nog dienen te worden vastge steld vóór dat tot het overwegen der stedelijke begrooting wordt overge gaan, de behandeling van het adres van den pachter Hoos uit te stellen, mij is het wel. Het voorstel van den heer Goudsmit, tot aanhouding dezer zaak, het welk voldoende is ondersteund, wordt hierop aangenomen met 17 teen 2 stemmen. Tegen: de heeren Bijleveld en Dercksen. VIII. Begrootingen van de gesubsidieerde instellingen van weldadigheid voor 1872, als van: a. het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis; b. het Roomsch-Katholijke Wees- en Oudeliedenhuis c. het Evangelisch-Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis; d. het Nederlandsch-Israëlitisch Armbestuur, en e. het Werkhuis. (Zie de rapporten van de Commissie van Financiën, Handd. 26, n°. 19 en Handd. 27n°. 23.) De conclusiën der verschillende hierop uitgebragte rapporten van de Com missie van Financiën worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 6