N°. 20- Leiden, 5 October 1871. De vooitdurendc vermeerdering van het aantal leerlingen op de school voor meer uitgebreid lager onderwijs 2e klasse, voor meisjes, heelt reeds sedert lang een punt van overweging bij ons uitgemaakt, vooral daar niet tegenstaande reeds eenmaal aan deze school eene belangrijke uitbreiding is gegeven, het al spoedig bleek dat deze weldra ongenoegzaam zoude zijn. Meermalen handelden wij hierover met den districts-schoolopziener en ves tigden wij daarbij tevens het oog op de school voor meer uitgebreid lager onderwijs 2e klasse, voor jongens, naar, zij het plaatsgebrek daar ook min der groot, mede niet altijd alle nieuw aankomende leerlingen dadelijk ge plaatst kunnen worden. Het een en ander heeft den schoolopziener geleid in overleg met de daarbij betrokken hoofdonderwijzer en hoofdonderwijzeresons het voorstel te doen om eene nieuwe school te stichten voor kinderen van 69 jarenhetzij in 2 afdeelingenhetzij gemengdals voorbereidings school voor de beide bovengenoemde scholendie dan verder alleen door kinderen van 915 jaren zullen bezocht worden. Wij konden ons met dat voorstel geheel vereenigen en nemen gaarne over hetgeen de schoolopziener bij zijne missive hieromtrent verder laat volgen: «Overigens is er bezwaarlijk iets te vinden dat de bestaande moeilijkhe den beter oplost en minder kostbaar is. Hetgeen hier noodig is, beperkt zich tot het bouwen of inrichten van een locaal voor de voorbereidende school en de aanstelling van een hoofdonderwijzer met drie hulponderwij zers of hulponderwijzeressen. De twee bestaande scholen zullen elk een deel van haar hulppersoneel afstaandat slechts zal moeten aangevuld worden. Elk der beide scholen zal ongeveer met een derde der schoolbevolking ver minderen, en de voorbereidende school zal dus omstreeks 180 leerlingen tellenterwijl elk der scholen voor voortgezet onderwijs even zooveel zal hebben. De tegenwoordige jongensschool zal zijne bestemming moeten hou den daar aan de elementairschool noodzakelijk eene speelplaats zal moeten verbonden zijn." Het hulppersoneel aan de beide bestaande scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2e klasse zal dientengevolge aldus moeten worden geregeld Jongensschool. een hulponderwijzer le klasse (acten: hoofdonderw. Pr. Wisk.) f 750. een 2e (acten: hoofdonderw. Fr. Wisk.) 650. een le 'ie (acten: hulponderw. Fr.) r 550. een 2e 8e (acten: hulponderw. Fr.). 500. een le 4e (acten: hulponderw. Fr.) 450. een 2e 4e (actenhulponderw. Fr.) 400. Meisjesschool. een hulponderwijzeres le klasse (acten: hoofdond. Fr. handw.) f 700. een 2e (acten: huipond. Fr. handw.) 600. een le 8e (acten: huipond. Fr. handw.) 500. een 2e 3e (acten: huipond. Fr. handw.) 450. een le 4e (acten: huipond. Fr. handw.) 400. een 2e 4e (actenhuipond. Fr. handw.) 350. De kosten van het onderwijzend personeel aan de op te rigten school voor voorbereidend onderwijs zullen bedragen als volgt: Bezoldiging hoofdonderwijzerf 1200. 5 pCt schoolgelden pro. mem. Vergoeding gemis vrije woning300. f 1500. Bezoldiging hulponderwijzers. 1 van de le klasse (acte: hoofdonderw.)f 650. 1 2e (acte: hulponderw.) 450. 1 3e (acte: hulponderw.) 350. Bezoldiging hulponderwijzeressen. 1 van de le klasse (acten: hoofdonderw. en handw.) 600. 1 2e (actenhulponderw. en handw.) 450. 1 3e (acte: hulponderwijzeres.) 350. 4350. Het onderwijs in het teekenen en de gymnastiek zal opgedragen worden aan een hulponderwijzer of eene hulponderwijzeres, daartoe door den hoofd onderwijzer, in overleg met het Dagelijksch Bestuur, te benoemen waarvoor de aan te wijzen persoon f 25 zal ontvangen. De Plaatselijke Schoolcommissie, hierover door ons gehoord aarzelde niet, bij hare missive van den 26 Junij dezes jaars, daarmede hare ingenomen heid te betuigen, en het is dientengevolge dat wij de vrijheid nemen het aan uwe deliberatiën te onderwerpen. Mogt dit uwe goedkeuring wegdragendan stellen wij ons voor u later die wijzigingen in de verordeningen voor te leggen die het gevolg van uw besluit zullen zijn. Tijdens onze deliberatien over het hier besproken voorstel, is nog bij ons ingekomen eene daarmede in naauw verband staande aanvrage van bo vengenoemde hoofdonderwijzer en hoofdonderwijzeresvan den 4" Septem ber jl. Zij behelst het dringend verzoek tot tijdelijke vermeerdering van het hulppersoneel aan die scholen. Naar aanleiding van het daaromtrent door ons ingewonnen advies van den schoolopziener, nemen wij de vrijheid u voor te stellen ommogt de bovenstaande voordragt uwe goedkeuring erlangen, tevens ons collegie te magtigenonverwijld tot eene oproeping over te gaan van: eene hulponderwijzeres 2' klasse, met acte voor hoofd onderwijzeres en handwerkenjaarwedde f 600en een hulponderwijzer 2e klasse, jaarwedde f 450, die later bij de tusschenschool kunnen worden overgeplaatst. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. De kosten hiervan worden op f 17000 geraamd. Aanm. van B. en W. Leiden, 9 October 1871. De Commissie van Financiën heeft kennis genomen van nevensgaande voordragt van Burgemeester en Wethouders, om in het bestaande plaatsge brek op de beide openbare scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2e klasse te voorzien door de oprigting eener school voor voorberei dend onderwijs, voor kinderen van 69 jaar. Zij acht de beoordeeling van dat onderwerp zelf, zoo wat de noodzake lijkheid der oprigting eener tusschenschool, als wat de regeling van het onderwijzend personeel, ook op de beide bestaande scholen, betreft, ge heel buiten den kring barer bemoeijingen gelegen en meent zich dus uit sluitend tot het financiële gedeelte der voordragt te moeten bepalen. En van die zijde bestaan daartegen bij baar geene bedenkingen. Mogt dus uwe vergadering zich met de strekking dier voordragt kunnen vereenigen, dan vindt uwe Commissie, uit een financieel oogpunt, mede vrijheid u te raden daaraan uwe goedkeuring te verleenen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 21. Leiden, 9 October 1871. Burgemeester en Wethouders hebben de eer bij deze aan u over te leg gen een staat van 173 manschappen, die of op de rol dezes jaars als dienstpligtige schutters zijn gebragt of na het opmaken der rol zich ter vervulling hunner schutterlijke verpligtingen hebben aangemelden van welke beoordeeld moet worden in hoeverre zij in de termen vallen om zeiven in hunne kleeding of kleedingkosten te voorzien dan of zij daarin geheel of gedeeltelijk uit de gemeentefondsen moeten worden tegemoet gekomen. Een onderzoek door eene commissie uit ons midden ingesteldheeft tot het besluit geleid dat een en dertig manschappen in staat zijn de kosten voor hunne kleeding geheel te voldoen, zenen voor de helft en zeventien voor één vierde, terwijl de overige honderd achttien, wier onvermogen door bewijzen gestaafd is, niet geacht worden daartoe iets te kunnen bijdragen. Wij nemen mitsdien de vrijheid u voor te dragen, dat 31 manschappen met name op de lijst vermeld, geacht zullen worden in staat te zijn zeiven in hunne kleeding te voorzien, terwijl 7 voor de helft, 17 voor drievierden en de overige 118 op dien staat voorkomende manschappen als zoodanig voor het geheel uit de gemeentefondsen tegemoetkoming zullen erlangen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 22. Leiden, 5 September 1871. Geeft reverentelijk te kennen Pieter Hendrik Hoos, pachter der ge meente Leiden dat hij sedert 1° September 1868 is pachter van het ophalen van asch vuil en puin dezer gemeente; dat hij bovendieningevolge zijn contractis belast met de levering van grove en fijne puin ten behoeve der gemeentewerken; dat aan de vroegere pachters der puin, respectivelijk Picter Dingjan, en later Dirk Wijsman en Dingjan en Comp.altijd is afgestaan de puin afkomstig van straat- en gemeentewerken welke in eigen beheer der ge meente werden gemaakt, iets, waarop de adressant bij de berekening zijner pacht wel deugdelijk heeft gerekend; dat het hem nu echter is gebleken dat puinwelke hij vermeent dat hem uit den aard zijner pacht billijkerwijze zou toekomen, door de gemeente zelve wordt gebezigd tot aanplemping of het onderhouden van wegen dat hij met bescheidenheid vermeent dat hierdoor inbreuk wordt gemaakt op zijne rechten als gemeentepachter der puin, aangezien hierdoor aan hem wordt onthouden een gedeelte der provenuen waarvan hij zijne be langrijke pachtsom moet betalen dat naar zijn bescheiden oordeel hier iets wordt gedaan dat nooit de bedoeling van de ontwerpers van zijn contract heeft kunnen zijnaange zien hij als pachter tevens is belast met de levering van grove en fijne puin voor de gemeente, en art. 15 van zijn contract uitdrukkelijk bepaalt: «De pachter is verplicht voor het onderhoud der gemeentewerken en we gen te leveren de benooodigde hoeveelheid grove en fijne puintot een bedrag van ongeveer 50 lasten grove en 100 lasten fijne puin, berekend naar een gewicht van 1800 Ned. ponden;" art. 16 bepaalt van welk soort, gehalte en sorteering de puin moet zijn; terwijl art. 17 zegt: «De pachter zal aan de gemeente in rekening mogen brengen: voor een last grove puin een gulden en veertig cents, en voor een last fijne puin zeventig cents;" dat deze prijsbepaling gemiddeld de helft bedraagt van de waarde waar voor de puin in den regel wordt verkochten nog op verre na niet dekt de onkosten en arbeidsloonen die aan het inzamelen en sorteeren van puin zijn verbonden; dat uit een en ander zeer natuurlijk volgtdat de hoofdgedachte van de ontwerpers van het contract is geweest de volgende: «De gemeente heeft noodig puin voor het onderhoud van werken en wegenen zou de puin welke van de werken der gemeente afkomt tot dat doel zeer goed kunnen gebruiken, doch om ze zoodanig te hebben als de gemeente behoeft (zie art. 16 van het contract), zijn er noodig puinstalen en bijzondere sortee ring, waaraan veel arbeid en onkosten verbonden zijn; zij kan daarom de puin veel goedkooper tegen een te voren bedongen laag tarief van den pachter bekomendan dat zij zelve puinstalen moet aanleggen en de be langrijke kosten van verwerken sorteeren enz. moet betalenzij zal daarom hare puin aan den pachter afstaanmaar vordert van hemdat hij in re compense daarvoor zal leveren tegen een laag tarief datgeen wat de gemeente voor het onderhoud van hare werken en wegen noodig heeft;" dat het tarief, vastgesteld voor de levering van puin aan de gemeente, aan hem bij de aanvaarding zijner pacht bekend was en hij zich diens volgens niet kan noch mag beklagen doch dat hem niet bekend was dat de gemeente bovendien nog puin in haar voordeel zou gebruiken welke hij vermeent dat hem in billijkheid toekomt. dat hij het zeer prijzenswaardig vindt als de gemeente-belangen zoodanig worden behartigd dat daarmede voordeelen worden behaald, doch dat hij met de meeste bescheidenheid vermeentdat die voordeelen door de ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 4