benoeming. Ik wil dus alleen de verzekering geven dat ik zal trachten zoo goed mogelijk de verpligtingenaan deze betrekking verbonden, te vervullen. b. Twee leden van de Commissie belast met het ontwerpen van en her zien der plaatselijke verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd. Daartoe worden achtereenvolgens gekozen de heeren Tollens met 18 stem men (de heer Bijleveld verkreeg 1 stem en 1 billet was in blanco), en van Outeren met 18 stemmen (twee billetten waren in blanco). c. Drie leden van de Commissie tot het ontwerpen van en herzien der plaatselijke verordeningen betreffende de huishouding der gemeente, en uit deze leden den voorzitter. Achtereenvolgens worden gekozen de heer Goudsmit met 18 stemmen (de heer Bijleveld verkreeg 1 stem en 1 billet was in blanco); de heer Hartevelt met 18 stemmen (de heer Bijleveld verkreeg 1 stem en 1 billet was in blanco)en de heer Cock met 20 stemmen. Tot voorzitter wordt uit deze drie heeren gekozen de heer Goudsmit met 17 stemmen. De heeren Hartevelt en Cock verkregen ieder 1 stem en 1 billet was in blanco gelaten. De heeren Goudsmit en Hartevelt verklaren zich bereid de benoeming aan te nemen. d. Twee leden in de Commissie van Fabricage. Daartoe worden gekozen de heeren van Outeren met 18 stemmen (de heer van Wensen verkreeg 1 stem en 1 billet was in blanco) en de heer van Wensen met 19 stemmen (de lieer van Hettinga Tromp verkreeg l stem). V. Benoeming van een Commissaris over de Gasfabriek. Daartoe wordt met 19 stemmen (1 blanco-billet) herbenoemd de heer du Rieu, die verklaart zich de keuze te laten welgevallen. VI. Benoeming van een Curator voor het Gymnasium. De lib. Bijleveld verkrijgt 12, Goudsmit 3, Buys en Evers ieder 2 en du llieu 1 stem, zoodat benoemd is de heer Bijleveld, die zich bereid ver klaart de betrekking aan te nemen. VII. Voordragt van de Raadsleden Lezwijn, Krantz en Hartevelt, tot wijziging van art. 2 der verordening van 5 November 1866 (Gem.-blad n°. 33). (Zie de voordragt en het daarover uitgebragt rapport van de Commissie tot het ontwerpen der plaatselijke verordeningen, Handd. n°. 22, bladz. 2.) Overeenkomstig het rapport der Commissie wordt het voorstel met alge- meene stemmen goedgekeurd. VIII. Adres van J. C. Vlaanderen om ontslag uit de betrekking van eerste hulponderwijzeres der 2de klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1ste klasse, voor meisjes. (Zie het verzoek en het daarover uitgcbragte rapport, Handd. n°. 22, bladz. 1.) Ingevolge het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt met al- gemeene stemmen besloten dat ontslag eervol te verleenen. IX. Voordragt tot het verleenen van geheele of gedeeltelijke afschrijving van plaatselijke directe belasting, 1871, aan personen die deze gemeente ver laten hebban of wel overleden zijn. (Zie de voordragt en het daaromtrent uitgebragt rapport van de Commis sie van Financiën, Handd. n". 22, bladz. 1.) Overeenkomstig het rapport van Burgemeester en Wethouders, waarmede de Commissie van Financiën zich heeft vereenigd, wordt de voordragt met algemeene stemmen aangenomen. X. Adres van J. van Maastricht, tot het in gebruik bekomen van ge meentegrond buiten de Marepoort. (Zie het adres en de daaromtrent uitgebragte rapporten, Handd. n". 22, bladz. 2.) Overeenkomstig het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen besloten den adressant zijn verzoek toe te staan. XI. Adres van J. van der Tas, tot het in eigendom bekomen van ge meentegrond in de Kampersteeg of Ruime Conscientiestraat. (Zie het adres en de daaromtrent uitgebragte rapportenHandd. n°. 22 bladz. 2.) De heer Buys. Eene enkele opmerking, mijnheer de Voorzitter. Tenzij ik beter worde ingelichtzal ik mij verklaren tegen het voorstel van Bur gemeester en Wethouders. Eene beschikking als hier wordt voorgedragen mag, naar mijne overtuigingdoor den Raad niet genomen worden. Wat is het geval? Eenige woningen, die eene zeer schamele buurt vormen achter de Koepoortsgracht, hebben twee publieke uitgangeneen naar de zijde van de Koepoortsgracht en een naar de zijde van den Vliet. De heer van der Tas wil op de Koepoortsgracht een huis bouwenen daarbij een van die twee publieke uitgangen innemenaan zijn huis trekken en bebouwen. Burgemeester en Wethouders zijn met de Commissie van Fabricage niet alleen van oordeel dat het verzoek kan worden ingewilligdmaar zij willen den publieken weg ook kosteloos aan den adressant afstaan, en nu door den Raad doen verklaren, dat de bewuste uitgang, de zoogenaamde Kamper- steeg niet meer voor de publieke dienst bestemd is. D:t gaatdunkt mij niet aan. Om dergelijke verklaring te kunnen afleggen moet de Raad één van beiden wetenóf dat het publiek werkelijk de bedoelde steeg niet meer gebruikt en dit is hier allerminst het geval óf dat hooger publiek belang soortgelijke verklaring vordert; en in plaats van een hooger publiek belang vind ik hier het verzoek van een particulier, die op het publiek terrein voor zich eene burgerwoning wil stichten. Het is waar, er blijft een andere uitgang over aan de zijde van den Vliet, maar wat doet dit af? Zal men er ooit aan denken eeuo brug over den Rijn aan particulieren af te staan, onder voorwendsel dat er op eenigen afstand andere bruggen over blijven Of zal men gedoogendat particulieren den toegang van de Pape- gracht naar de Breedestraat afsluitenomdat aan de bewoners van de Pape- gracht, toch nog andere uitgangen overblijven Welnu er moet voor de bewoners van de achterbuurten geen ander regt zijn dan voor ons. Het is zeer merkwaardig dat de adressant zelf de bezwaren aan zijn verzoek ver bondenzeer wel inziet en daarom, voor het geval dat de Raad niet tot op heffing van de Kampersteeg wil besluiten, vergunning vraagt over die steeg heen te bouwenmaar zoo dat de uitgang behouden blijft. Hiertegen zou ik veel minder bezwaar hebbenen het verwondert mij inderdaad dat Bur- meester en Wethouders, die op deze wijze aan den wensch van den adres sant konden voldoen zonder het publiek belang op te offerenniet aan dat tweede verzoek de voorkeur hebben gegeven. De heer Hubrecht. Toen de Commissie haar advies uitbragt, had zij zich overtuigd dat er nog twee uitgangen overblevendie voldoende zijn te beschouwen, terwijl bovendien van der Tas eigenaar is van de meeste hui zen in die steeg uitkomende. Maar bovendien als de belanghebbenden na de gedrukte stukken te hebben gelezenbezwaren hadden gehaddan zou den zij die hier wel hebben kenbaar gemaakt. De heer Buys. De bewering van den heer Hubrecht, dat de be langhebbenden uit onze officiële stukken het voorstel van Burgemees ter en Wethouders kennen en zich zeker tegen dat voorstel zouden hebben verzet, wanneer het met hunne belangen in strijd was, is dunkt mij al zeer zwak. Zeker, wanneer bet hier gold de belangen van de bewoners van de Brêestraatzou men uit hun stilzwijgen mogen opma ken dat zij in het gedane voorstel niets zien wat die belangen krenkt. Maar wij hebben hier te doen met het armste deel van onze bevolking, met menschen die vermoedelijk nooit een dagblad in de handen nemen en zelfs het bestaan van onze raadsbandelingen niet vermoeden. Uit het stil zwijgen van die lieden te besluiten dat zij berusten in het voorstel, is dunkt mij meer dan gewaagd. De heer Stoffels. De heer Buys heeft aangemerkt, dat als het geval zich voordeed op eene andere straat, het verzoek niet zou worden toege staan. Mag ik hem echter doen opmerken dat die voorbeelden niet gelijk staan? De beer Hubrecht heeft reeds opgemerkt dat van der Tas zelf eigenaar is van de woningen in die steeg. Zoo dus de inwoners, ten gevolge van denimaatregelwanneer die hun niet beviel, van daar vertrokken, zou van der Tas zelf de meeste schade daarvan hebben. Maar de vraag is bo vendien nog: zou het publiek belang de wegruiming dier steeg niet vorde ren Het is daar eene zeer vuile buurt. Bij epidemische ziektenniettegen staande alle aangewende middelenis bet daar steeds zeer kwaad gesteld geweest. Misschien verlangen de bewoners nog meer dan twee toegangen maar zeker is het dat de buurt verbeteren zal door het afsluiten van den der den. Zoodanige toestand kan toch niet van meer gewigt worden beschouwd dan het publiek belang, dat gelegen is in de opheffing van eene onreine, vuile boel. Ik zie althans in de opruiming een belang voor de gemeente. De beer Buys. Ik geloof dat het argument van den heer Stoffels niet mag wegen. Volgens de bestaande gemeenteverordening toch kunnen slechte, bouwvallige, voor de gezondheid nadeelige woningen, op last van Burgemeester en Wethouders worden ontruimd. Is een van die gevallen hier aanwezig, laat dan het Dagelijksch Bestuur den moed hebben om het bewonen van die huizen te verbieden, maar laten wij niet langs een zijweg, ik zou haast zeggen op slinksche wijze, de bewoners dwingen hunne huizen te verlaten, door ze als 't ware in te metselen. Zoolang Burgemeester en Wet houders het bewonen van deze huizen toelatenmoeten wij het er voor houden dat zij ook ter bewoning geschikt zijn, en in dat geval ons hier ook niet beroepen op argumenten als door den heer Stoffels zijn aangevoerd. De heer Stoffels. Ik heb niet gesproken van slechte huizen, maar van onreine woningen en van den stinkenden toestand die daar altijd heerscht. Ik geloof inderdaad dat het aanbeveling verdient op eene geschikte wijze dien vuilen boel op te ruimen. De heer Buys sprak van afbreken. Dat echter biedt eigenaardige moeijelijkheden aan. Voor korten tijd nog had den wij een geval dat menschen huizen bewoonden waar de rooimeesters zeiven verklaarden dat gevaar voor instorting bestond en desniettegenstaande heeft het ons nog veel moeite en geldelijke opofferingen gekost ze er uit te krijgen. In stemming gebragtwordt de conclusie van het rapport van Burge meester en Wethouders aangenomen met 11 tegen 9 stemmen. Tegen: de heeren van Heukelom, Buys, Tollens, du Rieu, Hartevelt, Evers, van Hettinga Tromp, Veelkind en Goudsmit. XII. Adres van de Vereeniging Musis Sacrumtot het bekomen van een reservoir voor duinwater en het leggen van een duiker voor het doorlaten van water. (Zie het adres en de daaromtrent uitgebragte rapportenHandd. n®. 22 bladz. 2 en 3.) De heer van Heukelom. Het spijt mij dat ik mij niet kan vereenigen met de conclusie van het rapport der Commissie van Fabricage en wel voor zoover zij het beginsel voorstaat dat de stad zich moet bepalen tot haren tegenwoordigen werkkring met betrekking tot de duinwater-distributie, door namelijk dit water voor niet te leveren aan het groote publiek dat daar van bij kleinigheden gebruik maakt. Ik heb indertijd dat systeem voor gestaan en acht dit dan ook nog goed. In eene vorige vergadering heb ben wij vernomen dat het gebruik van duinwater hier ter stede toeneemt en de stad bedacht is op vermeerdering van reservoirs en middelen van aan voer, waardoor het bewijs geleverd is dat het gedeelte der burgerij, waar voor men op die wijze heeft willen zorgen werkelijk belang in dat water stelt. Wanneer dan die voorgenomen uitbreiding aan deze zaak zal gegeven zijn, is er naar mijn oordeel behoorlijk voor de bedoelde klasse gezorgd en treden wij met de proef der waterdistributie eene tweede phase ia. Er doet zich nu eene Vereeniging voor die insgelijks water wenscht te beko men en ik weet zeker dat er vele personen zijn die dit ook gaarne aan huis zouden ontvangen tegen betaling. Wij hebben dus hier reeds het begin eener tweede categorie van verbruikers, en ik acht het van belang ook aan hun verlangen te voldoen en alzoo de proef te nemen hoeverre het gebruik van het duinwater tegen betaling zich kan uitstrekken. Daar voor zou de prijs matig gesteld moeten worden, terwijl de kosten van reser voirs buizenslangen en alle middelen om het water uit de schuiten in de woningen te brengenvoor rekening dier gebruikers zouden moeten blij-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 2