r BABDUIBIiEB TAB DIB SUIEBT1RAAD TAB L1IDIB. 23. Zitllng Ta» Donderdag 5 September 1871, geopend ten ticee ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, Wttewaall, Driessenvan Outeren, van Heukelora, Dercksen, Verster, Bijleveld, Buys, EigemanTollens, Hubrecht, du Kieu, Lezwijn, de Fremery, Hartevelt, Evers, van Het- tinga Tromp, VeefkindGoudsmit en van den Brandeler. De heeren van Wensen en Coek gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De Voobzitter stelt aan de orde: I. Beëediging en installatie der nieuw inkomende leden. De heeren de Fremery, Hubrecht, Hartevelt, Evers, Veefkind, van Hettinga Tromp en du Kieu leggen als zoodanig in handen des Voorzitters de eeden af, voorgeschreven bij art. 83 der grondwet en art. 39 der ge meentewet. De Voorzitter. Hoogst aangenaam is het mij u, Mijne Heeren, die ten gevolge der periodieke aftreding opgehouden hadt leden dezer vergadering te zijn, andermaal als zoodanig te mogen installeeren. Overbodig acht ik het er op te wijzen hoe gij het mandaat der burgerij tot heden hebt ver vuld. Alleen wensch ik te verklaren dat het voor mij een waar genoegen is u weder als leden hier te begroeten en dat wij blijven rekenen op uw ijver en naauwgezetheid in de vervulling der betrekking, die u op nieuw is opgedragen. Wij zien in die herbenoeming door de burgerij eene waarde ring uwer verdiensten en wenschcn u bij voortduring kracht en lust toe, om voor de belangen van Leiden werkzaam te zijn. En gij. Mijne Heeren, wie voor de eerste maal eene plaats in deze raadsvergadering is aangewezen wij heeten u hartelijk welkom in ons midden. Uwe antecedenten en de maat schappelijke betrekkingen, door u bekleed, doen ons vertrouwen dat ook gij met ijver de belangen der gemeente zult voorslaan. Mogen daarbij de zetels thans door u ingenomen u gedachtig doen zijn aan de verdiensten van hendie gij vervangtverdiensten door deze vergadering steeds op hoogen prijs gesteld. En hiermede, Mijne Heeren, verklaar ik u te zijn geïnstalleerd als leden van den Kaad. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 2+ Augustus 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede 1°. Drie dispositiën van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, als: a. van den 22 Augustus dezes jaars B. n°. 5428 (4eafd.a), G. S. n°. 59, houdende hun besluit omtrent den toestand der begraafplaatsen alhier. Deze dispositie is van den volgenden inhoud «Gehoord het rapport door de heeren leden E. H. Baron Rengers van Warmenhuyzen en Mr. C. van Vollenhoven uitgebragl omtrent het door hen op den 14*"1 dezer ingesteld locaal onderzoek naar den toestand der begraafplaatsen te Leiden en te Zoeterwoude. Is besloten: 1°. Te berusten in den toestand van de navolgende begraafplaatsenals a. de nieuwe begraafplaats. 6. die genaamd Papegaai-bolwerk. c. de armen begraafplaats. d. de R.-Cath. idem. 2°. Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden te kennen te geven, dat het, om de begraafplaats, gelegen op het Valkenbolwerk, in be hoorlijken staat te brengennoodig isdat bij het aanwezig hekwerk hoog ongeveer 0.90 meter, eene heg worde geplant en die tot de hoogte van 2 meter te doen opgroeijen, en dat verder op den uitspringenden hoek van het bolwerk of wel op het van den molen meest verwijderd ge deelte een voldoend lijkenhuis worde gebouwd; Zullende van hetgeen te dezen aanzien zal zijn gedaan berigt worden ingewacht. 3°. Enz. En zal extract dezes, wat het 2e punt betreft, zonder resumtie worden gezonden aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leidentot informatie en narigt en ter mededeeling aan den Kaad." b. van den 29 Augustus II., B, n°. 5402 (3eafd.), G. S. n". 32waarbij het raadsbesluit van 12 dezer, tot wijziging der begrooting in ontvang en in uitgaaf, wordt goedgekeurd. c. van denzelfden datura, B. n#. 5454 (3eafd.), G. S. n#. 33 strekkende tot goedkeuring van de raadsbesluiten van 12 bevorens, tot af- en over schrijving op de bcgrooting. 2°. Eene missive van A. van Driel, waarbij deze zijnen dank betuigt voor de beschikking op zijn verzoek genomen. Deze missive luidt als volgt: Leiden 31 Augustus 1871. De ondergeteekende Adrianus van Driel, tapijtfabriekant alhier, vernomen hebbende de gunstige beschikking van UEA. in de vergadering van den 24 Augustus jl.op zijn adres van 5 Juni 11., waarbij hij UEd. verzocht: dat, ten behoeve zijner industrie, door UEA. in gebruik zou worden afgestaan de gedempte gracht gelegen aan den Yestwal tusschen de Zijd gracht en St. Jacobsgracht, op zoodanige wijze als zou worden aangewezen, terwijl hij zich zou verbinden om langs de huizen, grenzende aan de baan, een hek van rasterwerk te plaatsen 1871. dat, hoewel hij liever bepaald had gezien dat, zoowel ter bevordering van de luchtstroom en de daarmede in verband staande droogte der baan UEA. hadden goed mogen vinden te bepalen, dat in plaats der gevorderde heining, de ondergeteekende had kunnen volstaan met het zetten van een hekwerkin overeenstemming met het bestaande hekwerk op het Plantsoen langs de school, en om het gezicht van de walzijde op de woningen en daken te onderscheppenmet het planten van een rei ijpenboomen binnen het rasterwerk aan de huizenkant, zoo heeft nogtans de ondergeteekende de eer UEA. voor. dat gunstig besluit en onder de voorwaarden daarbij gesteldvoor het hem in gebruik afgestaan terrein zijn opregten dank te betuigen, alsook voor de bevordering .en bescherming der Leidsche industrie, en noemt hij zich met hoogachting A. van Driel. Al deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. De begrooting van de inkomsten en uitgaven der gemeente, voor de dienst van 1872. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën ten fine van berigt en raad. 2°. Adres van den Regent van het H. G. of arme wees- en kinderhuis P. L. Tichler, om ontslag uit deze betrekking. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, om te dienen van berigt en raad, na ge hoord te hebben het bestuur dier instelling. De Voorzitter. Ik stel voor thans over te gaan tot II. Benoeming van twee Wethouders, en wel in de eerste plaats ter ver vanging van den heer de Fremery. Ik noodig de heeren BuysEvers en Veef kind uit met mij het stem bureau te willen uitmaken. Tot stemming overgegaan zijnde, verkrijgt de heer de Fremery 19 stem men, terwijl 2 billetten in blanco zijn gelaten, zoodat herbenoemd is tot Wethouder de heer de Fremery. Thans wordt overgegaan tot benoeming van een Wethouder, in de plaats van den heer Hubrecht. De uitslag is dat de heer Hubrecht 20 stemmen erlangt, terwijl 1 blanco- billet in de bus wordt gevonden, zoodat lot Wethouder is herbenoemd de heer Hubrecht. De heer de Fremery. Ik ben zeer bereid de betrekking van Wet houder, waarin ik met genoegen werkzaam was, andermaal te aanvaarden, en betuig mijne medeleden mijn opregten dank voor het bewijs van ver trouwen en welwillendheid mij door die benoeming geschonkenvoorzeker zal ik vervolgens niet minder dan tot nu toe trachten de belangen der gemeente te behartigen en voeg er gaarne de verzekering bij dat elke voorlichting, elke aanwijzing, die aan dat doel bevorderlijk kan zijn, mij steeds welkom zijn zal. De heer Hubrecht. Ik betuig u mijnen dank, Mijne Heeren, voor het vertrouwen mij geschonken, en mag ik in mijne herbenoeming tot Wethou der eene goedkeuring zien van den tot nu toe door mij gevolgden weg, ik geef u gaarne de verzekering dat ik naar mijne krachten steeds de belangen der gemeente zal trachten te behartigen. De Voorzitter. Ik behoefu niet te verzekeren, Mijne Heeren, dat de uitslag der stemming mij regt aangenaam was. Zie ik toch terug op den werkkring zoovele jaren met zooveel ijver door u vervuld, dan wensch ik de gemeente en mij zelvcn geluk met uwe herbenoeming. Wij hopen dat u de kracht en de lust mogen gegeven worden om op denzelfden weg voort te gaanen voor mij zeiven vraag ik van u dezelfde welwillendheid en vriend- schappelijken omgang, waardoor tot heden ons collegie van dagelijklch bestuur zich kenmerkte. III. Benoeming van twee ambtenaren van den Burgerlijken Stand. Daartoe worden bij twee afzonderlijke stemmingen herkozen de heeren de Fremery met 19 stemmen (2 blanco-billetten) en Hubrecht met 20 stemmen (t blanco-billet). Beide heeren verklaren zich, op de daartoe gedane vragen des Voorzit ters, bereid zich de keuze te laten welgevallen. IV. Benoeming van leden in de vaste commissiënals a. Drie leden van de Commissie van Financiënen uit dezen den voor zitter. Tot leden worden achtervolgens gekozen: 1". De heer Lezwijn met 16 stemmen. De heer Buys verkreeg 3 stem men de heer Driessen I en 1 billet was in blanco. 2°. De heer Buys met 19 stemmen. De heer van lleukelom verkreeg 1 stem en 1 billet was in blanco. 3°. De heer Hartevelt met 19 stemmen. De heer van Hettinga Tromp verkreeg 2 stemmen. (De heer Wttewaall verlaat de vergadering.) Bij de stemming over een voorzitter der Commissie uit deze drie leden erlangen de heeren Buys 12, Lezwijn 7 en Hartevelt 1 stem, zoodat de beer Buys gekozen wordt tot voorzitter. De heeren Lezwijn en Buys verklaren zich bereid de betrekking te aanvaarden. De heer Hartevelt. De zwarigheden, mijnheer de Voorzitter, die vroeger bij mij bestonden tot het aanvaarden dezer betrekkingbestaan nu voor het grootste gedeelte nogmaar ik moet zwichten voor deze herhaalde 83

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 1