VI. Benoeming van een adsistent-toren wachter.
(Zie de voordragt enz. liandd. 24, n°. 7.)
Met 19 stemmen wordt als zoodanig benoemd H. Selierj 2 briefjes waren
in blanco gelaten.
VII. Verzoek ter bekoming van ontslag, tegen 15 October, van de 2de
hulponderwijzeres 4do klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid
lager onderwijs 1ste klasse, voor meisjes, D. G. Stokhuyzen.
(Zie het adres en het daarover uitgebragt rapport Handd. 24, n°. 4.)
Met algemeene stemmen wordt dit ontslag eervol verleend.
VIII. Gelijk verzoek, tegen 31 December, van de hulponderwijzeres
lste klasse aan dezelfde school, M. C. Snellen.
(Zie het adres en het daarover uitgebragt rapport Handd. 24, n°. 5.)
Met algemeene stemmen wordt dit ontslag eervol verleend.
IX. Verzoek om ontslag van den heer P. L. Tickler, als Regent van
het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis.
(Zie het adres en het daarover uitgebragt rapport Handd. 24, n°. 6.)
Dat ontslag wordt met algemeene stemmen eervol verleendonder dank
betuiging voor de door den heer Tichler in die betrekking gedurende een
aantal jaren geheel belangeloos bewezen diensten.
X. Verzoek van den Raad der gemeente Alkemade, om ontheffing van
de verpligting tot het leggen van eene brug over de Ringvaart van den
Haarlemmerraeerpolder bij de Nieuwe Wetering.
(Zie het adres en het daaromtrent uitgebragt rapport Handd. 24, n'. 8.)
De heer Dercksen. Ik wenschte wel eenige inlichtingen te mogen ont
vangen omtrent de bedoeling der woorden; waarbij gezegd wordt dat,
wanneer de brug niet voor 1° Junij 1872 mogt zijn gelegd, de geheele
overeenkomst is vervallen. Slaan die woorden nu alleen op de verpligting
welke de gemeente Leiden heeft op zich genomen en nog te vervullen heeft
wanneer die van Alkemade voldoet aan de hare tot het leggen van de brug,
dan wel op al het andere uit de overeenkomst onzerzijds voortvloeijende,
zoodat er sprake zou kunnen zijn van terugvordering van reeds gedane
uitgaven?
De Vookzittek. Zóó ver willen Burgemeester en Wethouders niet gaan.
Wat eenmaal aangelegd is en waarmede de ingezetenen dezerzijds ook
gebaat zijn, is van blijvende waarde, maar de bedoeling is dat de
verdere bijdragen en de door den Raad bepaalde meerdere inkomsten
boven het bedrag van 700 voor de pacht van het Zijlhek, zullen komen
te vervallen. Van terugvordering zou dus geen sprake zijn.
De lieer Debcksen. Zou dan die bedoeling niet duidelijk in het raads
besluit moeten worden uitgedrukt? Gelijk bij mij twijfel is ontstaan over
de beteekenis der woorden: dat de geheele overeenkomst zal vervallen,
kan dit ook bij anderen evenzeer het geval zijn. Daarom zal verduidelij
king welligt niet overbodig wezen.
De Voorzitter. Ik geloof niet dat, na de verklaring welke ik zoo
even gegeven heb, er twijfel kan overblijven omtrent de bedoeling der
woorden. Wil de heer Dercksen echter een amendement voorstellendan
zal ik het, wanneer het behoorlijk ondersteund wordt, in rondvraag
brengen.
De heer Dercksen. Ik zal geen amendement voorstellen. Meenen Bur
gemeester en Wethouders dat het begrip duidelijk genoeg is geformuleerd
dan insteer ik op geenc andere redactie. Uwe verklaringmijnheer de
Voorzitter, is mij dan voldoende. Het verhandelde in dezen Raad kan toch
dienen tot toelichting van de bedoeling, die het Dagelijksch-Bestuur onzer
gemeente aan deze woorden heeft gehecht en die door of in den Raad
stilzwijgend worden bekrachtigd.
De heer Krantz. Mag ik vragen op wien nu het onderhoud van den
weg blijft rusten P
De Voorzitter. Dat onderhoud blijft op Alkemade rusten.
De heer Krantz. Maar als de overeenkomst vervalt, zal dan niet de
quaestie over de verpligting tot onderhoud van den weg tot raoeijelijkheden
aanleiding kunnen geven?
De heer Goudsmit. Uit deze discussie blijkt reeds werkelijk dat de woorden
der clausule tot verschil van meening en vrees voor moeijelijkheden aanleiding
geven. Maar afgescheiden daarvan, heb ik nog een juridiek bezwaar, de
vraag namelijk of eene gemeente zoo maar eigenmagtig kan verklaren dat
de overeenkomst vervallen zal, als deze of gene voorwaarde door de andere
partij niet wordt vervuld, en of in dat geval niet veeleer de ontbinding der
overeenkomst door den regter zou moeten geschieden. Maar ik Iaat dat
bezwaar nu voor een oogenblik daaren dan acht ik het buitendien niet
voorzigtig vooraf te bedreigen en te verklaren wat wij doen zullen als
de ander dit of dat niet doet. Daarom geef ik in overweging liever
te lezen: «dat, mogt bedoelde brug voor den lsten Junij 1872 niet zijn
gelegd en in behoorlijken staat opgeleverd, de gemeente Leiden zal hande
len zooals zij in haar belang geraden zal achten." Dan kunnen wij later
zien wat noodig zal zijn. Er is tijd tot Junij 1872, terwijl wij ons nu
zouden binden ten aanzien eener toekomstige handeling.
De heer de Fremery. Ik kan mij zeer goed vereenigen met de wijzi
ging van redactie door den heer Goudsmit voorgesteldzij is zeer onschul
dig en niemand kan er dus bezwaar tegen hebben. Intusschen moet ik op
merken dat de Raad reeds vroeger besloten heeft, dat als de brug niet
werd gebouwd de vastgestelde bijdrage niet zou worden uitgekeerd. Ik ge
loof dus datook bij handhaving van het voorstel door Burgemeester en
Wethouders gedaan, door de reeds vroeger gestelde straf bepalingwederzijds
goedgekeurd en aangenomen, de ontbinding van de overeenkomst, zoodra
er verzuim plaats heeft, is uitgesproken. Maar gelijk ik zeide, ik heb niets
tegen de wijziging.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders nemen het amendement
van den heer Goudsrait over.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt, met de gewij
zigde clausule, met algemeene stemmen aangenomen.
XI. Voordragt tot wijziging der voorwaardenbij raadsbesluit van 8
April gesteld, bij den afstand van gemeentegrond aan het Rijk, ten behoeve
van het Nosocomium Acaderaicum.
(Zie de daartoe betrekkelijke stukken Handd. 24, n°. 9.)
De heer van Heukelom. Ik wensch alleen te vragen of de uitdruk
king: dat het Rijk, indien de gemeente het Liernurstelsel mogt toepassen,
de kosten der veranderingen zal dragenniet te beperkend is. Dat stelsel
kon b. v. wel eens niet slagen zoodat men tot een ander stelsel zou kun
nen overgaan. Gelijk de zinsnede nu luidt, slaat de voorwaarde alleen op
de eventuele toepassing van het Liernurstelsel.
De Voorzitter. Wij zijn natuurlijk uitgegaan van de gedachte dat het
Liernurstelsel wèl aan de verwachting zal beantwoorden en konden dus het
oog niet hebben op een ander stelsel.
De heer van Heukelom. Het is zeer mogelijk dat het stelsel goed zal
werkenik twijfel daar zelfs niet aanmaar het ware toch ook mogelijk
dat dit niet zoozeer het geval ware qt dat er later nog iets anders en
beters bedacht werd. Waarom ons dan te binden door de bepaalde vermel
ding van dat ééne stelsel?
De heer van Odteren. Aan het bezwaar van den vorigen spreker is
ligtelijk te gemoet te komen door te lezenhet Liernur- of eenig ander
stelsel van riolering.
De heer Buys. Mijne opmerking sluit zich aan bij die, welke zoo
even door den heer van Heukelom is gemaakt. Ik heb geenerlei bezwaar
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar zou wel willen
vragen, of de voorwaarden, welke zij wenschen vast te knoopen aan de in
williging van het door het Rijk gedaan verzoekniet eenigszins dubbelzinnig zijn
gesteld. Daar het hier nu geldt het opleggen van eene bepaalde verbind-
tenis aan den Staal, is het zeker beter dergelijke dubbelzinnigheid te ver
mijden. Zooals de voorwaarden nu luiden, zal het Rijk zich verbinden om,
indien de gemeente te eeniger tijd mogt goedvinden het Liernurstelsel toe
te passen, voor zijne rekening te nemen «de kosten van al hetgeen veran
derd en ingerigt zou moeten worden" enz. Nu i3 het intusschen geheel
iets anders te beloven, dat als zeker werk moet worden uitgevoerd, men in
de kosten zal bijdragen, iets anders zich te verbinden dat men de uitvoe
ring van dat werk zal toelaten. En op dit laatste komt het voornamelijk
aanwant zonder uitdrukkelijke magtiging van den eigenaar van het Zieken
huis kunnen op zijn terrein geen werken worden aangelegd. Het bezwaar
wordt weggenomen wanneer men leest: «mits het Rijk, indien de gemeente
te eeniger tijd mogt goedvinden aldaar het Liernurstelsel toe te passende
toepassing van dat stelsel op het terrein van het gasthuis gedooge en voor
zijne rekening neme" enz. Ik neem de vrijheid deze wijziging aan het
oordeel der vergadering te onderwerpen.
De Voorzitter. Ik geloof ook dat deze verduidelijking goed is, en wat
die van den heer van Outeren betreft, ik herhaal dat Burgemeester en
Wethouders alleen van het Liernurstelsel hebben gesprokenomdat zij ver
trouwen hebben in zijne goede resultaten, maar ook die wijziging, gelijk die
van den heer Buysnemen Burgemeester en Wethouders over.
De zinsnede sub n°. 2 van het rapport van Burgemeester en Wethouders
luidt nu aldus
2®. «dat de uitlozingcn van het Ziekenhuis mogen plaats hebben in het
thans overwulfde riool van het niet gedempte gedeelte der Binnenvestgraolit,
mits het Rijk, indien de gemeente te eeniger tijd mogt goedvinden aldaar
het Liernur* of eenig ander rioolstelsel toe te passende toepassing van
dat stelsel op het terrein van het Gasthuis zal gedoogen en de kosten voor
zijne rekening neme."
De voordragt van Burgemeester en Wethouders, aldus gewijzigd, wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
XII. Verzoek van C. Spaanderman, tot het leggen van eene geplaveide
stoep voor zijn huis op het Levendaal.
(Zie het adres en het daarover uitgebragt rapport Handd. 25, n°. 12.)
Wordt met algemeene stemmen toegestaan.
XIII. Verzoek van N. K. Swemer, tot het leggen van eene stoep voor
zijn huis op de Mare.
(Zie het adres en het daarover uitgebragt rapport Handd. 25n°. 13.)
Toegestaan als voren.
XIV. Verzoek van J. van Maastrichttot het in gebruik bekomen van
gemeentegrond buiten de Marepoort.
(Zie de voordragt van Burg. en Weth. Handd. 25, n°. 14.)
Toegestaan als voren.
De heer Goudsmit verlaat de vergadering.
XV. Rekening der Plaatselijke Schoolcommissie over 1870.
(Zie het rapport Handd. 24, n°. 10).
Deze rekening wordt met algemeene stemmen goedgekeurdhebbende de
hh. Buys en van Heukelom, leden der genoemde commissie, zich gedurende
de behandeling dezer zaak uit de vergaderzaal verwijderd.
XVI. Rekening van het Israëlitisch Armbestuur over 1870.
(Zie het rapport Handd. 24, n°. 11.)
Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.