BMDMfiEN TIN DEN 6HEENTEBAAD TAN LEIOSN. 18 INGEKOMEN STEKKEN ter inzage van de leden nedergelegd. één van de 1® klassemet eene acte van hoofdonderwijzer Leiden, 15 Juli 1871. In uwe vergadering van 4 Mei dezes jaars werd op onze voordragt be sloten het hulppersoneel aan elk der vier openbare lagere scholen voor on- en minvermogenden te vermeerderen met één hulponderwijzer der 2de klasse, op eene jaarwedde van ƒ600, en één van de 3de klasse, op eene bezoldiging van ƒ400. Gedeputeerde Staten dezer provincie hebben, bij dispositie van 31 Mei 11., n°. 37, aan het raadsbesluit, tot dekking van de daaruit voor dit jaar voortvloeijende meerdere uitgaven, hunne goedkeuring geschonken, onder opmerking evenwel dat de Verordening regelende den bijstand aan de hoofd onderwijzers en hoofdonderwijzeressen op de openbare lagere scholen te ver- leenenmet de thans vastgestelde uitbreiding van het hulppersoneel in overeenstemming behoort te worden gebragt. Ter voldoening aan dat billijk verlangenhebben wij de eer u hiernevens eene concept-verordening aan te biedenwaarbij bedoelde verordening in dien geest wordt gewijzigd, met uitnoodiging die wel te willen vaststellen. Burgemeester en Wethouders, enz. Verordening houdende wijziging der Verordening van den 30®n Junij 1866 Gemeenteblad n°. 15), bepalende den bijstand, aan de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen te verleenen op de openbare lagere scholen binnen de gemeente Leiden. Art. 1 der Verordening van den 30sten Junij 1866 bepalende den bijstand aan de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen te verleenen, op de openbare lagere scholen binnen de gemeente Leiden wordt gewijzigd als volgt »Op de openbare lagere scholenbedoeld bij art. I der Verordening be palende het getal der scholen waarin openbaar lager onderwijs wordt gegeven onder letter a en i, worden de hoofdonderwijzers elk bijgestaan door min stens acht hulponderwijzers, als: twee van de 2® klasse, met eene acte van hoofdonderwijzer; twee le van de 3e klasse; één 2e van de 3e klasse, en twee van de 4e klasse; voorts door hoogstens acht kweekelingen. Voor het vak, bedoeld bij letter p, wordt bovendien de bevoegde hulp verleend." Vastgesteld door den Raad der gemeente Leiden in zijne openbare vergadering van Leiden, Julij 1871. De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen gestelde rekening van de administratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen over de dienst van 1870. Daarop geene bedenkingen hebbende heeft zij de eer u te raden die goed te keuren: de ontvang tot ƒ12664.605; de uitgaaf tot 11326.38, alzoo sluitende met een batig saldo van ƒ,1338.225vaarvan in de eerstvolgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaanmitsgaders van hetgeen is aangewezen als nog te ontvangen of te verhalen, ten beloope van ƒ863.62. De Commissie van Financiën, enz. Zitting van Donderdag 2© Jul(j 1871, geopend ten twee ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Verster, du Rieu, Cock, van Wensen, Dries- sen, van Outeren LePoole, Goudsmit, Hartevelt, Hubrecht, de Fremery TieleraanDercksen Stoffels, Krantz en van den Brandeler. De heeren Bijleveld en Tollens gaven kennis verhinderd te zijn de ver gadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 29 Junij 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1®. Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van den 205t®n Junij dezes jaars, B. n°. 3639 (3® afd.), G. S. n°. 29, houdende goedkeu ring van het raadsbesluit van den lcn dezer maandtot den afstand van den toren der Marekerk. 2°. Gelijke dispositie van den 10d®D Julij B. n". 4206 (3® afd.), G. S. n°. 22, waarbij wordt goedgekeurd het raadsbesluit van den 29,l®n Junij, tot afstand in gebruik van gemeentegrond ten dienste van het rijk. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. De rekening van den gemeente-ontvanger en verantwoording van Bur gemeester en Wethouders, over de dienst van 1870, die gedrukt wordt en den leden zal worden toegezonden. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad. 2°. Voordragt van het bestuur van het H. G. of arme wees- en kinder huis tot benoeming van een regent over dat Godshuis. 3°. Voordragt tot wijziging der Verordening bepalende het hulppersoneel op de openbare lagere scholen (zie boven). 1671. 4°. Rekeningen over 1870 van: het Werkhuis; de Schutterij; de Ver eenigde gast- en leprooshuizen; het Luthersch wees- en oudeliedenhuis; met rapporten der Commissie van Financiën. Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, dezen ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 5°. Adres van den directeur van het brandwezenden adjunct-directeur en opperbrandmeestershoudende verzoek om terug te komen op de bepa ling van het aantal spuitgasten. 6°. Adres van J. van Maastricht, waarbij deze den eigendom verzoekt van eene strook gronds ten Z. O. van den Hollandschen ijzeren spoorweg aan de Haarlemmer trekvaart. 7°. Adressen van het bestuur van Musis Sacrum: 1°. tot wijziging van het vroeger gedaan verzoek tot uitbreiding van het terrein; 2". tot plaat sing van een reservoir voor duinwater en het maken van waterlozingen. 8°. Adres van P. de Kan, te Noordwijkerhouthoudende verzoek om een strookje gemeentegrond in erfpacht. 9°. Adres van het bestuur der Werkmansvereeniging Nut en Genoegen, daarbij wijzende op het hoog belang dat er in het teekenonderwijs op de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs voor on- en minvermogenden gelegen is. 10°. Adres van de hulponderwijzeres H. P. Werst, om ontslag uit hare betrekking aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 2® klasse voor meisjes. 11°. Verzoeken om afschrijving van plaatselijke directe belasting 1871, van J. ten BruggekateW. BlusséF. Bakker, M. P. Meerburgde erven van de wed. L. Maas en J. Benier. 12°. Verzoek van Hendrik de Klerk, om ontslag als assistent-toren- wachter. 13". Adres van Hermanus Selier, houdende verzoek om in aanmerking te komen voor de betrekking van assistent-torenwachter. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten al deze stukken te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. De Voorzitter. Voorts heb ik de eer aan de vergadering mede tedee- lendat nog ingekomen is een brief van den heer mr. H. Obreen. Ik verzoek den Secretaris dien brief voor te lezen. De brief is van den volgenden inhoud: Leiden 19 Juli 1871. Edel-Achtb. Heeren! Bij dezen heb ik de eer u te berigten dat eenige ingezetenen van Leiden voornemens zijn aan den Gemeenteraad een adres aan te bieden omtrent de voor Leiden zoo zeer belangrijke spoorweg-concessie-aanvraag Leiden Utrecht, van de heeren P. C. Knijfl en A. Kaptijn te Woerden. Tot hun leedwezen zagen zij dat reeds morgen, Donderdag 20Juli, deze zaak in de raadsvergadering zal worden behandelddaar het hun niet mo gelijk is reeds nu hun adres in te dienen, en toch achten zij het wensche- lijk dat den Raad hunne beschouwingen niet onbekend zijn bij de behan deling dezer gewichtige zaak. Het is op dien grond dat ik het niet ongeraden acht u van dit voorne men kennis te gevenmet verzoek van mededeeling dezer aan uwe bedoelde raadsvergadering, in de hoop dat zulks tot verdaging van behandeling der zaak zal kunnen leiden. UEd. Achtb. Dw. Dienaar, Edel-Achtb. Heeren Burgemeester en H. Obreen. Wethouders van Leiden. De Voorzitter. Die brief is zoo even ingekomen. Het komt mij voor, dat het wenschelijk is met de zaak voort te gaan. Ofschoon het mij zeer veel genoegen doet, dat van de zijde der ingezetenen het verlangen wordt te kennen gegevendat door de gemeente eene hoogere bijdrage worde verleend, zoo wordt evenwel door de behandeling der zaak op heden niets gepraejudicieerd. Als de adressanten aantoonendat het voor de gemeente van belang is voor het tot stand brengen van eene spoorweglijn LeidenUtrecht eene grootere som beschikbaar te stellendan belet niets daartoe alsnog te besluiten. De heer Hartevelt. Naar aanleiding van den ingekomen brief, zou ik het wenschelijk achten de behandeling der zaak te verdagen ten einde de beschouwingen der ingezetenen te kennen. Mij dunkt, een uitstel van veer tien dagen zou zeer goed kunnen gegeven worden, en nuttig kunnen zijn; het is voor den Raad geen onverschillige zaak in een zoo gewigtig onder werp de stem der burgerij te hooren. De Voorzitter. Ik moet daarop aanmerkendat het voor de conces sionarissen van veel belang is zoo spoedig mogelijk eene beslissing te erlan gen. Ik heb onlangs met een der hh. concessionarissen eene conferentie gehadwaaruit mij gebleken isdat zij zeer gaarne zagen dat in deze zaak spoedig eene beslissing viel. Ik wenschte wel te weten hoe de overige leden van het Dagelij ksch Bestuur over een uitstel denken. De heer Hubrecht. Ik zou ook zeer gaarne ziendat de zaak heden nog niet beslist werd, ten einde den leden gelegenheid te geven met den inhoud van het adres bekend te worden. De Voorzitter. Dan wil ik het voorstel overnemen, en stel voor te besluiten den brief ter inzage te leggen en de heden betrekkelijk deze zaak aan de orde gestelde voordragt te verdagen tot de volgende vergadering, Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is: I. Benoeming van vier hulponderwijzers, op eene jaarwedde van ƒ600, aan de vier openbare scholen voor on- en minvermogenden. (Zie de voordragt Handd. n°. 16, blz. 1.) De heer Verster. Ik wenschte, alvorens tot deze benoeming wordt overgegaaneene vraag te doenen van het antwoord dat ik daarop van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 1