ran 100 militaire kapotten en 80 stuks aohterlaadgeweren ten behoeve der
schutterijmet beleefd verzoek wel te willen bevorderen dat aan die aan
vrageindien mogelijk, onverwijld gevolg worde gegeven.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Heer Commissaris des Konings
in de Provincie Zuid-Holland.
Leiden, 24 Julij 1870.
Aangezien de schutterij dezer gemeente, thans garnizoens-dienst doende
en zelfs de wacht betrekkende aan het Huis van Militaire Detentie in de
naburige gemeente Oegstgeestbij plotselijke weersverandering niet vol
doende is gekleed en in het bezit van slechts 30 stuks aohterlaadgeweren,
onvoldoende voor die diensten is gewapendheb ik de eer u te verzoeken,
aan de bevoegde autoriteit de noodige aanvrage te doen, dat ten be
hoeve der schutterij onder mijne bevelen onverwijld worden verstrekt:
(100) een honderd militaire kapotten, in de gewone taille-verdeeling,
(60) zestig stuks aohterlaadgeweren.
De Majoor-Koramandant der dienstdoende
Aan HH. Burg. en Weth. schutterij dezer gemeente,
der gemeente Leiden. (get.) Scheltema.
's Gravenhage4 Augustus 1870.
De bij uwe missive 25 Julij n#. 263 gevoegde aanvrage van den heer
kommandant der Schutterij ten uwentom kapotjassen en aohterlaadgeweren
ten dienste van dat corps, is door mij met gunstig advies gezonden aan den
heer Minister van Binnenlandsche Zaken.
Zijne Excellentie berigt mij dat de verstrekking van de eerstbedoelde
voorwerpen eerst dan kan geschieden, wanneer de schutterijen zijn mobiel
verklaard, daar in tijd van vrede geen kleeding ten dienste van die corp
sen wordt verstrekt. De achterlaadgeweren kunnen echter spoedig worden
te gemoet gezien. U Edelen gelieven den heer kommandant met het
bovenstaande in kennis te stellen.
De Commissaris des Konings in de
Aan HH. Burg. en Weth. Provincie Zuid-Holland,
der gemeente Leiden. (get.) J. Loudon.
Leiden, 18 Augustus 1'870.
Wij hadden de eer te ontvangen Uwe missive van den 4den dezer maand
A, n°. 5414 (2e afd.)houdende dat door den Minister van Binnenlandsche
Zaken bezwaar wordt gemaakt kapotjassen voor de schutterij te verleenen
daar deze voorwerpen eerst dan worden verstrekt wanneer de schutterijen
mobiel zijn verklaard.
Wij hebben deze medegedeeld aan den Majoor-Kommandant en ontvin
gen daarop, onder dagteekening van den J3den dezer maand, n°. 68, een
antwoord, hetgeen wij hiernevens in afschrift mededeelen.
Wij veroorloven ons daarbij op te merken dat onder de dienst, die, vol
gens de artt. 4252, in tijd van vrede van de schutterij kan worden
gevorderd, moeijelijk de dienst bij de militaire strafgevangenis onder Oegst
geest voor de dienstdoende schutterij te Leiden is te brengen en deze wel
als geheel exceptioneel is te achten waarom wij bij deze de vrijheid nemen
U Hoog-Ed. Gestr. veel verraogenden invloed in te roepenopdatten
dienste van die schutterij, de verzochte kapotjassen spoedig mogen worden
verleendwaardoor nu reeds bij het vochtige weder en langzamerhand bij
de meer koude nachten, den schutters al die kleeding worde verstrekt, die
men overtuigd is, dat voor den soldaat onmisbaar is.
Burgemeester en Wethouders, eDZ.
Aan den Heer Commissaris des Konings
in de Provincie Zuid-Holland.
Leiden, 13 Augustus 1870.
Uit de missive van den Heer Commissaris des Konings in de Provincie
Zuid-Holland, dd. 4 Augustusjl.A. n°. 5414 (2e afd.), mij in afschrift
medegedeeld onder uwe appostille van den 5 Augustus 1870, n°. 2182, is
het mij kenbaar geworden dat afwijzend is beschikt op het verzoek, vervat
in mijn schrijven van den 24en Juli 1870 n°. 47, met betrekking tot de
verstrekking van kapotten ten gebruike der wachtdoende leden dezer dd.
schutterij.
Van het oogenblik af dat de schutterij tot buitengewone garnizoens
dienst werd geroepenheb ik gemeenddie dienst den leden dier schutterij
^zoo min mogelijk drukkend te moeten maken, en vooral te moeten letten
op dat wat strekken kon tot instandhouding der gezondheid en tot bevor
dering van den goeden geest der schutterijbij die voor hen ongewone
dienstzoodat zij dan ook tot nu toe de van hen gevraagd wordende
diensten met stiptheid en zonder morren getrouw hebben vervuld.
De verhoogde schadeloosstelling, bij Koninklijk Besluit van den 6en Augustus
1870 n°. 23 vastgesteld, strekt mij ten bewijze dat die dienst door de Hooge
Regering wordt op prijs gesteld, maar geeft ook aanleiding om te denken,
dat de schutterij niet spoedig daarvan zal worden ontheven.
Op grond dier overwegingen moet ik terugkomen op mijn verzoek, en
met ernst er op wijzendat de diensdoende schutterij te Leiden bij exceptie
wordt geroepen om diensten buiten de gemeente te verrigtendat hare
leden de wacht en de posten betrekken aan het Huis van Militaire Detentie
onder de gemeente Oegstgeest geheel gelegen in het open veld; dat die
leden bij zware regen zooals op den len en 8en Augustus jl. heeft plaats
gehaddoornat op die wacht aankomenen hebbende slechts een wapen-
jas, niet van kleeding kunnen verwisselen, zoodat ik, voornamelijk uit het
oogpunt der gezondheid, het uiterst noodzakelijk acht, dat ten behoeve
dezer dd. schutterij de gevraagde kapotten alsnog worden verstrekt.
De schutter moet even goed als de soldaat gekleed zijn wanneer hij in
diens plaats optreedt, en zich tegen weersverandering kunnen beschutten.
Is een kapot voor den soldaat op wacht noodig, dan nog veel meer
voor den schutter, voor wien wacht-betrekken en op post staan geheel
ongewone diensten zijn.
Aan HH. Burg. en Weth.
der gemeente Leiden.
De Majoor-Kommandant der
dd. schutterij alhier,
(get.) SCHELTEMA.
's Gravenhage24 Augustus 1870.
Door den heer Minister vqp Oorlog zijn thans de vereischte bevelen
gegeven om eene compagnie van het 7' regiment infanterie naar Leiden
te doen verplaatsen en aan deze het bewaken der militaire strafgevangenis
onder Oegstgeest op te dragen.
Ik verzoek Uw Edele den heer Kommandant der dd. schutterij hiervan
kennis te willen geven.
Hierdoor vervallen de bezwaren van den korps-kommandantmij mede
gedeeld bij uwe missiven, dd. 18 Augustus, jl. n°. 316 en 317 J.
De Commissaris des Konings in de
Aan HH. Burg. en Weth. Provincie Zuid-Holland
der gemeente Leiden. (get.) J. Loudon.
II. Ambsthalve inschrijving.
Leiden 12 Augustus 1870.
Ik heb de eer UEd. Achtb. hiernevens te doen toekomen eene opgave
van hier woonachtige personen, welke den leeftijd van 25 tot 30 jaren
hebben bereikten niet bij de schutterij zijn ingeschreventen einde
UEd. Achtb. in de gelegenheid te stellen hen ingevolge art. 9 der Wet
van 11 April 1827 (Staatsblad N°. 17) ambtshalve te kunnen inschrijven.
De Majoor-Kommandant der dd. schutterij
Aan HH. Burg. en Weth. (get.) Scheltema.
der gemeente Leiden.
Leiden, 22 September 1870.
Wij hebben de eer U Hoog Edel Gestr. bij deze toe te zenden een
nominatieven staat van 120 manschappen, ons bij uwe missive van 12 Augus
tus jl.n°. 66medegedeeld als in de termen verkeerende om ambtshalve
voor de schutterij te worden ingeschreven.
Achter ieders naam is thans uitgedrukt in hoeverre hij al dan niet aan
zijne verpligting had voldaan. Het zal U Hoog Edel Gestr. daaruit blijken
dat verreweg het meerendeel hunner tijdig voor de schutterlijke dienst was
ingeschreven en, voor zoo verre zij geene redenen tot vrijstelling hadden,
ook behoorlijk op de schuttersrollen zijn gebragt.
Eenigen waren öf beneden of boven den leeftijd, sommigen overleden,
anderen hadden de gemeente verlaten, terwijl slechts een 12-tal ambtshalve
behoefde te worden ingeschreven. Onder dit getal behoort er nog één
(D. Mizee) die vroeger meestentijds buitenslands vertoefde en zich nu nog
slechts bij afwisseling in deze gemeente ophoudten één (M. van Vliet)
die vroeger te Aarlanderveen werd ingeschreven en bijna 34 jaar oud is.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den heer Majoor-Komm.
der dd. schutterij alhier.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
16.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
41-
42.
43.
44.
45.
46.
C. Alkemade
M. Brugmans,
O. A. Labree,
J. Beurze,
P. Brittijn,
W. Bonten,
H. J. la Bree,
J. Blansjaar,
G. Bink
J. Blijleven,
P. T. Beenakker,
D. H. de Bruin
W. F. Brugman
P. van den Bos,
J. van den Burgh
J. van den Bos,
P. de Bolster,
A. Boezaart,
G. Brummelkarap
J. Brittijn,
H. A. Cossee
W. F. N. Koster,
J. P. Christiaanse
M. Couvee
D. Chaudron
L. G. van Dissel,
G. W. van der Drift,
J. van Duuren
J. van Dam
W. Epskamp
W. F. Engels,
J. G. van Evert;
L. A. van Engelenburg,
C. H. Fles
J. Filippo
C. Filippo
P. Filippo
J. M. W. H. Philippo,
H. Gijzen
W. F. Hemerik,
H. H. Heymans,
J. W. Hasselbach,
P. J. Hoefnagel,
J. C. Huisman,
Ph. van der Reyden
J. Hartveldt,
overleden 2 Augustus 1870.
vermeld sub n°. 156, rol 1866.
a r 481862.
ambtshalve ingeschreven,
komt voor sub n°. 161 rol 1862.
871868.
199, u 1866.
geboren den 1 April 1846.
den 31 Maart 1869 naar Utrecht, thans
zendeling,
vermeld sub n°. 151, rol 1870.
in 1867 finaal afgekeurd schutterij,
geboren 4 Augustus 1846.
ambtshalve ingeschreven,
woont te 's Gravenhage.
vermeld sub n®. 167rol 1870.
geb. in 18-47dient als milicien bij het 4e
regt. infant. Haarlem,
vermeld sub n°. 121, rol 1869.
r» 71, 1869.
au 67, 1870.
geboren in 1846; dient nog als milicien,
vermeld sub n°. 70, rol 1863.
u au 84, a 1867.
woont te Rotterdam en is aldaar tijdig inge
schreven,
vermeld sub n°. 108, rol 1868.
in 1869 als te klein vrijgesteld,
ambtshalve ingeschreven,
in 1861 finaal afgekeurd schutterij,
vermeld sub n®. 41rol 1867.
a a 113, 1870.
ambtshalve ingeschreven,
vermeld sub n°. 108, rol 1866.
is bijna 37 jaar oud.
vermeld sub n°. 87, rol 1870.
a a 48U 1864.
geboren in 1828, dus 42 j. oud.
in 1870 finaal vrijgesteld schutterij,
vermeld sub n°. 178, rol 1864.
a u a 47 a 1864.
a a 152, u 1870.
a a 75, a 1864.
in 1863 als te klein vrijgesteld.
a u a u a u
in 1868 finaal afgekeurd,
komt voor sub n°. 64, rol 1867.
a 135, u 1867.
a u 60, a 1867 (in Mei
vertrokken naar Haarlem).