De heer de Fremery. Zoo als wij gehoord hebbendringt de zaak. Nu is de vraag: zal er een suppletoire staat van af- en overschrijving moeten worden ingediend voor er uitvoering aan het raadsbesluit kan worden gege ven, of kunnen wij al dadelijk beginnen met het opmaken der acte F De Voorzitter. Zeer stellig. Thans stel ik voor de benoodigde som te vinden door verkoop van kapitaal, en Burgemeester en Wethouders te magtigen inmiddels tot uitvoering van dat besluit over te gaan. De heer Cock. Moet dat voorstel niet eerst in handen worden gesteld van de Commissie van Financiën? Het kon zijn dat de som op andere wijze ware te vinden. Het kon b. v. zijn dat de som kon worden verkregen uit een ander saldo. Moet dat nu op staanden voet worden gedecideerd P De heer de Fremery. Kan de Raad ook goedvinden om de toegestane som te nemen uit de overwinst van de gasfabriek? Ik weet echter niet, of dit zonder dienstvermenging kan geschieden maar daar de zaak dringtis eene spoedige beslissing wenschelijk. De heer Cock. Reden te meer om er over na te denkenwant er komen reeds nu, na deze korte discussie, nieuwe bronnen van inkomsten van be lang voor den dag. De heer Scheetema. Het is eene quaestie van betalen. Ik geloot nu niet dat de kerkelijke commissie zoo arm is, dat de zaak niet nog zoo lang zou kunnen worden aangehouden. Wordt besloten de verdere behandeling van het laatstelijk ter uitvoering dezer zaak gedane voorstel tot eene volgende vergadering aan te houden. XI. Concept-verordening op het brandwezen. De Voorzitter. Wegens het vergevorderd uur, stel ik voor deze te be handelen in eene vergadering op aanstaanden Donderdag. De heer Scheltema. Ik zou dan in overweging geven, mijnheer de Voorzitter, op de punten van beschrijving de concept-verordening op het brandwezen niet onderaanmaar bovenaan te plaatsen. Wordt besloten de behandeling dier verordening te verdagen tot de vol gende vergadering. Op het daartoe door hem te kennen gegeven verlangen wordt aan den heer Krantz het woord verleend. De heer Krantz. Mij zijn verschillende klagten ter oore gekomen over het grachtwater, dat het in zeer slechten toestand verkeert en zeer laag is. Ik wenschte wel, mijnheer de Voorzitter, dat er middelen werden aangewend om hierin te voorzien. Leiden ligt tusschen twee waterschappen en kan van versch water worden voorzien. De heer Wethouder van Fabricage heeft naar ik meen verleden jaar beloofd dienaangaande zich te zullen wenden tot Rijnland en Delfland. Het grachtwater, zoo als het thans is, is inder daad in twee opzigten zeer nadeelig, èn voor de openbare gezondheid èn voor het fabriekmatig gebruik. Ik beveel dat punt dus zeer in de aandacht van het Dagelijksch Bestuur aan. De Voorzitter. Ik meende dat de heer Hubrecht u reeds medegedeeld had wat er gedaan is en wat wij voornemens zijn verder te doen. De heer Krantz. Ja, met zijne gewone welwillendheid heeft de heer Hubrecht toegezegd dat hij pogingen tot verbetering zoude aanwenden maar daarvan zijnmeen iknog geene resultaten verkregen. Ik wilde dus gaarne zijne pogingen opentlijk ondersteunen om die zaak tot een goed einde te brengen. De Voorzitter. Uit hetgeen de heer Hubrecht u heeft medegedeeld zal u toch gebleken zijn wat er reeds geschied is. De heer Krantz. Het was slechts mijn plan de zaak onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders te brengen en op de opportuniteit er van te wijzen. De heer Hubrecht. Het doel was niet met Delfland, maar met Rijn land te spreken. En nu hebben ^ij ons reeds tot den Dijkgraaf van dat col- legie gewend, die beloofd heeft, zoo veel van hem afhing, in de zaak te voorzien. De heer Krantz. Delfland zou onsgeloof ikzeer goed kunnen helpen met water in te laten door de sluizen aan den Leidschendam. Wat Rijn land ons geven kart door middel der sluizen te Goudais van weinig betee- kenis, aangezien de afstand te groot is, en het water zich te veel verdeelt. In het rapportvroeger door den heer ingenieur Beyerinck ingediendwordt dit naauwkeurig vermeld. De Voorzitter. De belangen van Delfland en Rijnland strijden altijd met elkanderen dat is juist de groote moeijelijkheidmaar wij zullen zooveel mogelijk trachten te verkrijgen hetgeen voor Leidens belangen hoog noodig is. De heer Krantz. Wij staan alzoo met deze zaak op dezelfde hoogte als verleden jaar. Ik acht het onnoodig en ben niet voornemens het voorstel te doen ter benoeming eener raads-commissie tot nader onderzoek. Het blijkt dat onze gemeente schade lijdt door gemis aan overeenstemming tus schen de besturen van Rijnland en Delfland. Ik vraag nu of Burgemeester en Wethouders op zich willen nemen om hernieuwde pogingen aan te wen den en daarvan nader rapport te doen aan den Raad. De heer Hubrecht. Eene commissie uit ons collegie heeft in het vorige jaar eene zamenkomst met den Dijkgraaf van Rijnland gehouden. Hij heeft ons toegezegdzooveel dit met Rijnlands belang was overeen te brengen reeds dadelijk en in het vervolg aan ons verlangen te zullen voldoendoor water aan de Gouwe in te laten met spuijing te gelijk te Katwijk, waar door de waterstand alhier zoude verbeteren; mogten hiervoor kosten gevor derd worden, wij verklaarden ons bereid hierover een voorstel aan uwe vergadering in te dienen. Rijnlands bestuur was ons dus wel genegen en wij willen hopen dat de te benoemen opvolger van den geachten over leden Dijkgraaf hierin geene verandering zal brengen. De heer Cock. Ik wensch een woord in het midden te brengen tot ondersteuning van hetgeen door den heer Krantz is aangevoerd. Ik ben overtuigd dat wel aan de Gouwe voor ons water is te krijgen om ons te helpen, maar behalve dat de hoeveelheid niet zoo aanzienlijk zal zijn, kan het ook niet zoo snel naar ons toevloeijen als uit Delfland bij den Leidschen dam. Ik wacht echter veel van eene directe aanvraag door het Gemeente bestuur aan Delflandmeer dan van eene tusschenbomst van Rijnland. De heer le Poole. Het doet mij genoegen dat deze zaak door den heer Krantz is ter sprake gebragt, en het doet mij leed, dat het Dagelijksch Bestuur niet reeds vroeger schijnt gevolg gegeven te hebben aan het be sluit van den Raad bij gelegenheid van de behandeling van het Liernur- stelsel genomen. Toen is juist door den heer Cock het voorstel gedaan om niet alleen met Rijnlandmaar ook met Delfland in overleg te treden over het inlaten van water. Het Dagelijksch Bestuur heeft toen dit voor stel van den heer Cock overgenomen en met algemeene stemmen heeft de Raad daaraan zijne adhaesie gegeven. Ik wenschte daarom te hebben me degedeeld wat er van de zaak isen of men met de hoog noodige water- verversehing van onze grachten eindelijk een begin zal gaan maken. De heer Buys. Ik kan niet inziendat het een groot verschil uitmaakt of men regtstreeks met Delfland of eerst met Rijnland onderhandelt. Ge steld toch dat Delfland bereid is te doen wat dezerzijds gevraagd wordt, dan begrijpt men toch, dat tot geen waterinlating in Rijnland kan worden over gegaan, zoolang het bestuur van Rijnland daartoe niet uitdrukkelijk toestem ming heeft gegeven. De gemeente mag wel voorzigtig zijn en zorgen dat zij hier niet de grenzen van hare bevoegdheid te buiten ga. De heer Cock. Het spreekt wel van zelf, dat eene toezegging van Delf land alleen om ons water af te staan, zonder de toestemming van Rijn land ons al heel weinig zoude batendaar dat water van Delfland door Rijnland tot ons moet komen. Maar ik meende dat die toestemming van Rijnland ons reeds verzekerd was; zoo althans heeft zich, indien ik mij niet vergis, zoo even het Dagelijksch Bestuur uitgelaten. Mijn idee was eenvoudig dit: dat, daar aan elkander grenzende waterschappen uit den aard der zaak elkander dikwijls vijandig zijn, eene aanvrage, door de stad Lei den direct aan Delfland gedaanmeer kans van slagen had dan eene aan vrage door tusschenkomst van Rijnland. Verder door geen der leden het woord gevraagd zijnde, wordt de verga dering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. 1871. 16

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 9