HAMEUH Til DER GEMEEHTEBAAI) Til LEDER. 10. Zitting van Donderdag 1 Junif 18T1, geopend ten één ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren: Lezwijn, EigemanTielemanBuys, Hartevelt, Hubrecht, Tollens, van Wensen, Krantz, Bijleveld, Verster, Scheltema, Cock, van Outerende Fremery, DercksenLe Poole, Goudsmit en van den Brandeler. De heeren Stoffels en du Kieu gaven kennis verhinderd te zijn de ver gadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 4 Mei 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt over: 1°. Eene suppletoire begrooting voor de dienst van 1871. Deze is ter leeskamer nedergelegd. 2°. Een adres van de Vereeniging Musis Sacrumhoudende verzoek om het gebruik van meerderen gemeentegrond op het Plantsoen en vergunning tot het bouwen van eene schuur over de Binnenvestgracht. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. De Voorzittek. Gaarne voldoe ik aan den wensch, bij gelegenheid van het bezoek door Burgemeester en Wethouders aan het nieuwe gebouw ge- bragt, door Commissarissen dier Vereeniging geuit om aan den ltaad den dank der Vereeniging te betuigen voor den aan haar afgestanen grond, waardoor aan een lang gekoesterden wensch is voldaan. Onder de stukken die bereids ter inzage van de leden zijn nedergelegd bevindt zich een brief van den kerkeraad der Nederduitsch Herv. gemeente, houdende voorstel dat de superintendence over het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis, zooals die tot hiertoe door het Gemeentebestuur werd uit geoefend worde overgedragen aan den kerkeraad. Ik stel voor, voor deze zaak eene commissie te benoemen van drie leden uit den Baad. De heer Cock. Mag ik vragen welk mandaat die commissie zal hebben? Ïe Voorzitter. Aan die commissie zou zijn opgedragen een onderzoek, oever het wenschelijk is dat de kerkeraad de superintendentie over het weeshuis overneme. De heer Cock. Ik meen toch dat de commissie een bepaald mandaat zal moeten hebben, als rigtsnoer voor hare handelingen. Indien ik mij niet vergisschrijft ook ons reglement van orde dit gebiedend voor. De Voorzitter. Mij dunkt dat dit mandaat uitgedrukt is in den brief van den kerkeraad die ter visie gelegen heeft. De heer Cock. Als ik dan wel begrijp, dan zal de taak der commissie zijn den Baad te adviseren over de al of niet toetreding tot het voor stel van den kerkeraad. De Voorzitter. Het is werkelijk de bedoeling om aan den Baad te ad viseren omtrent de overdragt. De heer Krantz. Ik wenschte in overweging te geven of het niet beter ware te beginnen met de zaak in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders, hun advies af te wachten, en, zoo noodig, later tot het benoemen eener raadscommissie te besluiten. De Voorzitter. Ik geloof inderdaad dat het beter is dat de zaak aan eene commissie worde opgedragen, om in overleg te treden met de com missie uit den kerkeraad, zoodat daarna de zaak aan het oordeel van den geheelen Baad worde onderworpen. De heer Krantz. Ik wil wel in de benoeming eener commissie berus ten mits deze zich dan spoedig van hare taak kwijte. Dg Voorzitter. Als aan de commissie opgedragen wordt over de zaak in overleg te tredenzal zij zich wel spoedig van hare taak willen kwijten. De heer Buys. Is de bedoeling dat de te benoemen raadscommissie zich in verband zal stellen met de commissie uit den kerkeraad? De Voorzitter. Ik geloof dat wij de commissie zoo vrij mogelijk in haren werkkring moeten laten. Intusschen ligt het in den aard der zaak dat zij zich wel van zelve in verband zal moeten stellen met de commissie uit den kerkeraad. De heer Buys. Wanneer ik mij de woorden, in den brief van den ker keraad voorkomende, wel herinner, dan bedoelt mendat aan de benoe ming van eene commissie zal voorafgaan of althans verbonden worden de erkenning van de wenscbelijkheid om te onderhandelen over eene ver andering van het bestaande in zake van het weeshuis. De Voorzitter. De missive van den kerkeraad is van den volgenden inhoud »De kerkeraad van de Ned. herv. gemeente te Leidenin zijne verga dering van den 5den dezer de wenschelijkheid uitgesproken hebbende dat de superintendentie over het Geref. H. G. of Arme Wees- en Kinderbuis, zooals die tot hiertoe uitgeoefend is door het gemeentebestuur, aan den ker keraad worde overgedragen, neemt de vrijheid u hiervan kennis te geven en zich tot uwe vergadering te wenden met de vraag, of de gemeenteraad van Leiden geneigd zou zijn om daarover met den kerkeraad in overleg te treden." De heer Buys. Dan zou er nu niet meer noodig zijn dan eenvoudig ja of neen te zeggenen dat antwoord aan den kerkeraad mede te deelen. 1871. De Voorzitter. Ook dan nog kan immers eene commissie benoemd wordenom over dat ja of neen met de andere commissie in overleg te treden. De heer Buys. Na deze inlichting heb ik er niets tegen dat eene commissie benoemd worde, als maar blijkt dat reeds door die benoeming de wenschelijkheid om een onderzoek in te stellen wordt uitgesproken. De heer Cock. Is dan nu besloten dat de commissie op het voorstel tot overdragt der superintendentie ja zal zeggen? De Voorzitter. Neen. De commissie zal allereerst de zaak hebben te onderzoeken. De kerkeraad heeft den wenseh uitgedrukt en nu zal de raadscommissie daaromtrent in overleg treden met de commissie uit den kerkeraad en hebben te adviseren. De heer Buys. Zal de commissie nu enkel van advies dienen op de vraag: is het wenschelijk te onderhandelen, of zal zij te gelijk tot onder handelen overgaan en over het resultaat daarvan rapport uitbrengen? De Voorzitter. De commissie zal een onderzoek instellen over het al of niet wenschelijke der overdragt van de superintendentie en dan zal later de Baad eene beslissing nemen. De heer Buys. Dan is de commissie op dit oogenblik werkelijk over bodig. De vraag of het wenschelijk dan wel niet wenschelijk is te onder handelen kan de vergaderingdunkt mijzeer goed zonder praeadvies beslissen. De Voorzitter. Ik geloof dat het beter is de commissie vooraf te benoemenomdat het geval zich zou kunnen voordoendat reeds dadelijk hij de commissie zich bezwaren zouden kunnen opdoen tegen het in over weging nemen. De heer Buys. Ik zou dan liever willen voorstellen vooraf de vraag te beslissen en daarbij de wenschelijkheid te erkennen om de zaak te onder zoeken. De heer Tollens. Ik zou meenen dat juist de benoeming eener com missie nuttig wezen konopdat wij door deze zouden komen tot de kennis der voorwaardenwaarop de kerkeraad de zaak wenscht geregeld te zien. De heer Verster. De zaak isdunkt mij zeer eenvoudig. Er is ge vraagd of de Baad geneigd is met het kerkbestuur in overleg te treden, meer niet. Omtrent die vraag zal deze vergadering derhalve eerst moeten beslissenen daarna kan er m. i. eerst sprake van het benoemen eener commissie zijn; die benoeming thans reeds te doen, komt mij voorbarig voor. De heer Goudsmit. Ik geloof niet dat nu reeds de tijd daar is om eene commissie te benoemen. De kerkeraad heeft een onbepaalden wensch uitgesprokenom van de superintendentie ontheven te worden. Maar als de kerkeraad dat wenschelijk acht, dan acht ik het wenschelijk dat wij den wensch uitspreken om de voorwaarden te kennenonder welke de ker keraad die overdragt zou verlangenen eerst dan is de tijd daar dat de Baad eene commissie benoeme, die dan eigenlijk weten zal, waaraan zij zich zal te houden hebben. Iedere corporatie met het gemeentebestuur in verband staande zou een dergelijfcen wensch kunnen uitsprekenmaar dat geeft nog geen reden om eene commissie te benoemenalvorens wij bekend zijn met de voorwaardenwaarop de wijziging der verhouding tot het ge meentebestuur zou kunnen tot stand komen. Ik zou dus voorstellen aan den kerkeraad te kennen te geven dat wij ons niet over de wenschelijkheid kunnen uitlatenalvorens wij wetenop welke voorwaarden de overdragt zou moeten plaats hebben. De heer Cock. Ik moet toch opmerken dat de vraag van den kerkeraad eenvoudig deze is: of de Baad geneigd is in onderhandeling te treden? De heer Goudsmit. Maar juist dat onderhandelen, dat de kerkeraad wenscht, hangt geheel af van de voorwaarden waarop, en deze kennen wij volstrekt niet. De heer Buys. Ik moet zeggen dat mij de wegdoor den geachten vorigen spreker aangewezenwel wat lang voorkomt. De kerk zal dan eerst voorstellen doende gemeente zal daarop misschien antwoorden met andere voorstellenen als deze niet overeenstemmenzoo als ligt mogelijk is, dan zal men ten slotte komen lot datgene waarmede ik beginnen wilde, het benoemen van eene commissie. Dat de vraag van den kerkeraad: wilt gij onderhandelen niet te beantwoorden is zoo lang wij geen voorwaarden kennen, kan ik allerminst toegeven, want die wil bestaat of bestaat niet, geheel onafhankelijk van de voorwaarden, in één woord, ik zou hier willen doen als in zake van het Minnehuis; commissiën uit beide corporatiën trach ten zich te verstaan omtrent een gemeenschappelijke basis van onderhande ling: vinden zij die niet, dan is de zaak spoedig afgedaan; vinden zij die wel, dan ontwerpen zij gemeenschappelijk eene schikking, welke aan de goedkeuring van de kerkelijke en burgerlijke gemeenten gelijktijdig wordt onderworpen. De heer Goudsmit. Ik juist niet. En daarom ben ik niet gezind wegens hetgeen geheel onbekend is te onderhandelen. Men kan ja, onder een kopje thee, veel over de zaak praten, maar ik acht dat niet den ge- schiksten weg, die tot het doel leidt. Bovendien de zaak van het Minne huis, waarop de heer Buys zich beriep, was van eenen geheel anderen aard. Die zaak was vooraf veel besproken en bijna geheel rijp voor beslissing. Maar hier hebben wij tabula rasa. En nu blijf ik het rationeel achten dat wij zeggengeef ons op den maatstaf waarnaar gij onderhandelen wilt en dan zullen wij met u in overleg treden. Dan hebben wij een grondslag van onderhandeling. Yoorloopig moge die weg eenigzins langer zijn, maar op den duur zal het blijken dat hij inderdaad de kortere is. De heer Scheltema, Ik zou het integendeel juist rationeel vinden om eerst uit te maken of de Baad meent in onderhandeling te treden ja of neen 14

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 1