lingen over zaken te gevenzonder dat nog do raadsleden in de gelegenheid
zijn geweest er hun oordeel over uit te spreken. Mijne bezwaren zijn dus
door de woorden van den heer Buys niet weggenomen.
De heer de Fremery. Ik kan wel begrijpen, dat de heer Buys zich
niet vereenigen kan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
maar geloof toch, dat dit geachte lid zich te weinig voorspiegelt van ons
voorstel. Wat zal daarvan het gevolg zijn? Dat de agenda reeds zal worden
bekend gemaakt in de vergadering, voorafgaande aan die waarin het desbe
treffende besluit zal worden genomen; de gedrukte stukken zullen dus reeds
vooraf in de dagbladen of in het gedrukt verslag der handelingen worden
opgenomen. Wil de Raad nog een stap verder gaanen ook van de ge
schreven stukken openbare vermelding verlangen, dan kunnen deze, in de
vergadering inkomende, worden voorgelezen en zoo doende in het gedrukt
verslag der handelingen van den Raad worden opgenomenvóór zij in be
handeling komen. Ik erken gaarne dat het nuttig en wenschelijk zijn kan
om ook de geschreven stukken, vóór de behandeling, ter kennis van het
publiek te brengen. Maar daarom vraag ik, of zich de leden met dit mijn
denkbeeld zouden kunnen vereenigen. Ik doe dan daartoe het voorstel;
een concilant voorstel ja, maar conciliant in den goeden zin, ten einde,
zonder stoornis of ongerief, zooveel doenlijk de publiciteit in de hand te
werken.
De heer Cock. Ik zou willen vragen of het den heer Buys niet mogelijk
ware aan zijn voorstel eene nog grootere uitbreiding te geven Door namelijk
b. v. te bepalendat de leeskamer of een ander gebouw gedurende die twee
uren niet alleen voor de journalistiekmaar ook voor het gansche publiek
beschikbaar is ter inzage van stukken? Dan zouden welligt aan de bezwaren
van mijn geachten buurman zijn te gemoet gekomen.
De heer Buys. Wil men daartoe het voorstel doen ik zal er mij niet
tegen verklaren, maar ik geloof niet, dat het noodig is en neem dus on
gaarne het initiatief. Immers als aan de redacteuren van dagbladen gele
genheid tot inzage van stukken wordt gegevenkomen deze van zelve bij
het publiek en wordt dus het gewenschte doel bereikt. Daarenboven er
bestaan, naar ik meen, nog al practisehe bezwaren tegen eene leeskamer,
waarin ook de geschreven stukken onvoorwaardelijk toegankelijk zouden zijn
voor het geheele publiek. Ik vrees dat die stukken al spoedig een niet
zeer oogelijk voorkomen zouden dragen.
De heer Cock. Ik zal afwachten wat andere leden verder mogten in
het midden brengen, om mijne stem te bepalen. Ik kan intusschen niet
nalaten nog even terug te komen op mijn denkbeeld, om de geschreven
stukkenniet alleen voor de journalistenmaar voor het geheele publiek
toegankelijk te stellen. Wij zijn allen zeer zeker voor publiciteit, zooveel
mogelijk. Maar door dan ook ieder gelegenheid te geven van stukken
kennis te nemenvervallen alle bezwaren. Ik heb allen eerbied voor de
pers; maar de redacteuren zijn meuschen even als wij en zullen dus ook
weleven als wijhunne sympathiën en antipathicn hebben. Zoodoende
nu is de vrees niet geheel ongegrond, dat, door het alleen aan de redac
teuren verschaffen van inzage, deze zich nu en dan over eenige zaak zullen
bepalen tot het geven van een resumé, dat niet vrij is van eenzijdigheid.
Geschiedt zoo iets en maakt b. v. een redacteur hier ter stedena inzage
der stukken genomen te hebbendaarvan gebruik om op zijne wijze en
van zijn standpunt het een of ander mede te deelen, dan zou zeer zeker
het publiek toch blijven staan tegenover die geheel willekeurige voorstelling
van zaken. Ik begrijp dus dat men huivert de inzage der stukken aan de
journalistiek uitsluitend toe te staan. Doch die vrees verdwijnt, mijns inziens,
geheel, wanneer men den ruimeren en waarlijk vrijzinnigen maatregel neemt
om het gansche publiek toe te laten en het zoodoende in de gelegenheid
te stellen om dedoor de couranten gegevenresumés te controleeren.
De heer Goudsmit. In theorie ben ik het volkomen eens met den heer
Coek. Ik geloof ook dat het wenschelijk ware, zoo het kon, het geheele
publiek toegang te verleenen tot de stukken. Maar óf het publiek zal wèl
komenen dan zou daarvoor eene tamelijk groote zaal worden vereischt
terwijl men niet weinig gevaar liep, dat die stukken eensdeels in het onge-
reede zoude gerakenof wel in een toestand gebragtdat zij zouden moeten
worden overgeschrevenóf het publiek zal niet komenen dat verwacht
ik. Wij hebben immers de voorbeelden voor ons. De begrooting wordt
vooraf bekend gemaakt. Het kohier van den hoofdelijken omslag insgelijks.
Komt nu het publiek daarnaar omzien Of komt veeleer niemand opdagen
Zelfs op de raadsvergadering, komt, behoudens uitzonderingen, zoo goed
als niemand. Het publiek schijnt alzoo niet genegen zelf kennis te komen
nemen van stukkenmaar is zeer genegen de couranten te lezen. Doch
willen de heeren alleen onder die voorwaarde het voorstel van den heer
Buys aannemen, ik zal het evenzeer ondersteunen; maar ik geloof, dat er
practisehe bezwaren voor Burgemeester en Wethouders aan verbonden zijn.
Men zou, indien het publiek werkelijk kwam, daarvoor eene groote zaal
moeten inrigtenen kwam het nietdan bleef toch dat bezwaar van een
zijdige voorstellingzooals men vreestbestaan.
De heer Cock. Heb ik wel verstaan dan is aan mij minstens zijdelings
de vraag gerigtof ik de stemdie ik ten gunste van het voorstel Buys
dat is publiciteit voor de journalisten, zoude kunnen uitbrengenafhankelijk
maak van het aannemen van het door mij geopperd denkbeelddat is publi
citeit voor allen. Na eenige overweging aarzel ik niet te antwoorden: ja.
Hoe langer hoe meer begin ik de nadeelen in te zien eener beperkte publi
citeit, tegenover de groote voordeelen eener algemeene. De heer Goudsmit
meent dat groote bezwaren van practisehen aard aan de uitvoering van mijn
denkbeeld verbonden zijn. Er zullen volgens hem óf veel te veelmenschen
de stukken komen inzien óf veel te weinig. In beide gevallen meent hij,
dat mijn plan doel zal missen. Ik zie dat bezwaar zoo niet in. Zijn er
veel menschen, welnu dan moet de een op den ander maar een beetje
wachtenen Burgemeester en Wethouders zullen zich dan gaarne de moeite
getroosten hierin zooveel mogelijk behulpzaam te zijn, ter wille van de pu
bliciteit. Dat voor de begrooting niemand opkomtspreekt wel van zelf.
Die wordt reeds vooraf gedrukt en publiek verkrijgbaar gesteld. En wat
het kohier van den hoofdelijken omslag betreftnu ja, het aantal personen
dat het komt inzien moge zoo groot niet zijn als men konde verwachten
1871.
zoo heel onaanzienlijk is het ook niet, getuigen de ingekomen adressen.
Meer kans intusschen, ik erken het, bestaat er dat slechts weinigen de
stukken zullen komen inzien<loch ook al komen er slechts weinigende
mogelijkheiddie voor ieder open staat om uit eigen oogen te zien en con
trole uit te oefenen, is voor mij een genoegzame waarborg tegen mogelijke
eenigzins partijdige voorstellingen of résumés. Daarom is algemeene publi
citeit ook tevens in het belang der journalistenwier geloofwaardigheid er
bij winnen zal. Inmiddels kan ik de opmerking niet achterwege laten, dat
ik de ontwikkeling der practisehe bezwaren, die welligt aan de uitvoering
van mijn denkbeeld verbonden zijn, eerder van het Dagelij ksch Bestuur had
verwacht, dat natuurlijk met die uitvoering zal worden belast, dan van een
lid van den Baad. Doch hoe dit zijmogt de ondervinding leeren dat
mijn plan onuitvoerbaar is, welnu dat zal spoedig genoeg blijken. Laat
ons dit afwachten en niets zal alsdan gemakkelijker zijn dan er op terug te
komen. Doch beginnen wij met althans te probeeren den gulden weg der
algemeene publiciteit in te slaan.
De heer Buys. Ik heb nog altijd practisehe bezwaren tegen het denk
beeld van den heer Cock, en deze wegen te meer bij mij omdat ik het
nut van den maatregel niet kan inzien. Men vreest scheeve voorstelling
van zaken door de dagbladenmaar is die vrees niet veel meer geregtvaar-
digd thans, nu de bladen zonder kennis van zaken oordeelendan later
wanneer de geschreven stukken toegankelijk mogten worden gesteld voor
de redactiën Men stelle zich het plan toch practiseh voor en zie hoe het
elders werkt. Iedereen kent het Handelsbladwelnu bijna geen nommer
waarin niet het een of ander soortgelijk beiigt voorkomt: »Op do secre
tarie is ter inzage van de leden nedergelegd een voorstelhoudende dit of
dat, en daarbij is gevoegd een rapport vun Burgemeester en Wethouders,
waarin deze of gene bezwaren tegen het voorstel worden aangevoerd." Is
het stuk zeer belangrijk, dan zal het Handelsblad het in zijn geheel mede-
deelen. Hoe kan er nu in deze quaestie zijn van eenig monopolie?
De heer Cock. Een enkel woord om te protesteren tegen eene minder
juiste opvattingdie men welligt aan het zoo even door mij gesprokene
zoude kunnen geven. Was er bij mij sprake van vrees voor eenzijdige of,
zoo men wilscheeve voorstellingen het was in de verte mijne bedoeling
niet te insinueeren, dat de pers zich opzettelijk en op onwaardige wijze
aan dergelijke voorstellingen zoude schuldig maken. Ik heb er zelfs op
gewezen, dat redacteurs, even als wij allen, menschen zijn en dus ook be-
hebt met raenschelijke vooringenomenheden en zwakheden. Daaruit dan
ook konden in mijne oogen hunne dwalingen voortspruiten maar van kwade
trouw was geen sprake. Wat het voorbeeld betreft, aan Amsterdam en het
Handelsblad ontleend, moet ik opmerken, dat in zulke groote steden voor
de vrees door mij gekoesterd veel minder grond bestaat dan in kleinere
steden zoo als Leiden. Daar heeft men minstens drie of vier couranten
van zeer uiteenloopende rigting, die derhalve elkaar controleeren. Maar in
Leiden hebben wij slechts twee dagbladenwaarvan slechts één zich meer
bepaald met de bespreking van gemeente-zaken onledig houdt. Ik laat dus
mijn idee van algemeene publiciteit nog volstrekt niet los, en wil gaarne,
wanneer het voorstel-Buys in behandeling komteen araendement in dien
zin voorstellen. Maar, zoo als dat voorstel daar nu ligt, namelijk zonder
algemeene publiciteit, kan ik er mijne stem niet aan geven.
De heer Dercksen. Ik geloofdat de practisehe bezwaren van den heer
Goudsmit tegen het neerleggen van stukken voor het publiek niet gering
te schatten zijn. Maar dat is voor mij geene reden om het publiek uit te
sluiten en alleen de vertegenwoordigers der pers toe te laten. Welligt zou
het eenige hulpmiddel daartegen bestaan in het meer doen drukken van
stukkenwanneer namelijk de Raadop praeadvies vnn Burgemeester en
Wethouders, besluit dat alle stukken, die gedrukt worden, aan de hier ver
schijnende binden zullen worden toegezonden.
De Voorzitter. Maakt de heer Dercksen daar een voorstel van
De heer Dercksen. Dat kan ik op dit oogenblik nog niet. Ik zal
eerst afwachten de stemming over het voorstel van Burgemeester en Wet
houders, waarvoor ik mij zal verklaren, om dan het voorstel te doen.
De Voorzitter. Het ware dan misschien eenvoudiger de aanvulling te
gelijk voor te stellen als amendement op het voorstel van Burgemeester
en Wethouders.
De heer Dercksen. Ik stel dan voor, dat alle stukken, welke in den
Raad komen, zullen worden gedrukt.
De heer Cock. Dat voldoet ten minste ook aan alle eischen.
De heer Buys. liet doen drukken van alle stukken zou mijne wenschen
zeker volkomen bevredigenmaar toch verklaar ik mij ten sterkste tegen
dergelijk plan. Ik zie niet in waarom men de gemeentekas geheel doelloos
zal gaan bezwaren met eene inderdaad zeer belangrijke uitgave. Ik acht
dat plan werkelijk onmogelijk.
De Voorzitter. Er zou dan nog moeten gevoegd worden bij dat
amendementeen voor het publiek verkrijgbaar gesteld worden." Maar
ik vrees, dat de zaken daardoor ontzaggelijk veel vertraging zullen onder
vinden. B. v. bij voordragten ter benoeming van onderwijzers, waarvoor
de termijn in den regel zoo bijzonder kort is.
De heer Scheltema. Is er niet een voorstel van den heer de Fremery,
dat mij voorkomt beter te zijnomdat het doel er even goed door zou
worden bereikt en toch zoo ver niet gaat als het voorstel van den heer
Dercksen
De Voorzitter. Hetgeen de heer Scheltema opmerkt, is volkomen juist.
De heer de Eremery. Mijn voorstel strekt om de geschreven stuk
ken die alsdan zullen voorgelezen worden in de raadsvergadering vooraf
gaande aan die waarin het desbetreffende besluit zal worden genomen in
het verslag te doen opnemen waardoor ze ter kennis komen van de be
langstellende ingezetenen, vóór er eene beslissing op genomen wordt.
De Voorzitter. Het zal eene groote vertraging te weeg brengen
voor de behandeling der zaken waarbij spood is.
De heer de Fremery. Maar is dat dan niet hetzelfde, als toch de
agenda vroeger gedrukt wordt?
11