len Burgemeester en Wethouders zeer of de stad goedkooper zou kunnen
leenen. Bovendien in liet eerste gedeelte had de Raad reed9 toegestemd.
Ieder wist dat de leening zou plaats hebben en kon dus aanbiedingen
doen.
De heer Krantz. Het is toch moeijelijk aanbiedingen voor eene leening
te doen, wanneer men b. v. niet weet wanneer of in welke hoeveelheden
het geld benoodigd is. Ik weet niet of de koers te hoog is; op dit oogen-
blik toch is het moeijelijk te zeggen welke de rente-standaard is, en hoe
die over eenige maanden later zal zijn.
De heer de Fremery. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
om eene leening te sluiten en geen kapitaal te verkoopenis gegrond op de
beslissing bij de voorlaatste begrooting genomen, dat eene leening de voor
keur verdient boven verkoop van inschrijving op het grootboek. Ik heb
toen met den heer Krantz in overweging gegeven om terwijl er voldoend
kapitaal aanwezig is, liever dit te gebruiken, dan te leenen, maar de Raad
heeft toen een ander besluit genomen eneven als altooseerbiedig ik de
meening van de meerderheid en wensch er thans uitvoering aan te geven.
Ik ben dus, niettegenstaande mijne eigen voorkeur om liever inschrijving te
verkoopen, thans voor de leening. Dat de voorgestelde rente te hoog zoude
zijn, kan ik niet toegeven. Ik heb daarover met deskundigen, wat men
noemt geldmannengeraadpleegd en deze hebben mij integendeel hunne
verwondering te kennen gegeven dat men tegen deze rente de leening d pari
wilde nemen. Ben ik goed ingelicht dan is het nog onlangs aan Rijnland
niet gelukt om eene leening tegen gelijke renten a pari te plaatsen, en is
de uitgifte bepaald tegen 95 pCt. of iets meerder, zoodat de voorwaarden
van deze leening mij voordeeljg voorkomen.
De heer Hartevelt. Mag ik vragen of wij nu handelen alleen over
de leening van 17000, dan wel ook over die van ƒ45000? Over de
laatste wenschte ik een enkel woord in het midden te brengen.
De Voorzitter. Op dit oogenblik is alleen aan de orde de leening
van ƒ17000.
De heer Krantz. Wat ik in het midden heb gebragt betreft de leening
in het algemeen en niet zoo zeer die van ƒ17000. Maar ik moet toch, naar
aanleiding van het gezegde van den heer de Fremery, opmerken dat ik het
niet zoo voor uitgemaakt houde dat bij de begrooting zoo stellig is beslist
dat er bepaald geleend zou worden. Voor het overige moet ik opmerken
dat sedert de leening van Rijnland de toestand der geldmarkt beduidend
is veranderd.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het aangaan eener
leening van 17000, in omvraag gebragt, wordt daarop met algemeene
stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Thans is aan de orde de leening van ƒ45000.
De voordragt van Burgemeester en Wethouders luidt:
«Wij hebben de eer u bij deze voor te dragen bet besluit tot leening
eener som van ƒ45000, ter verbouwing der gehoorzaal benoodigd. Het
aanbod door de Heeren A. L. Reimeringer en Zonen, gedaan otn deze
tegen eene rente van 5 pet. met hen te sluitenis ons in de tegenwoor
dige omstandigheden zoo voordeelig voorgekomendat wij geen oogenblik
geaarzeld hebben in dien geest aan u eene voordragt te doen."
De Commissie van Financiën heeft ook daarop geene bedenkingen.
De heer Hartevelt. Ik weet wel, dat op onze begrooting voor dit
jaar een post voor eene geldleening ad ƒ17000 staat uitgetrokken, maar
hoe kan er sprake zijn van eene som van ƒ45000, die eerst in dit jaar is
aangevraagd en toegestaan Dat de Commissie van Financiën het niet als
een peremptoir voorschrift heeft beschouwd, dat deze som door geldleening
zou worden gevonden, blijkt uit haar advies, eenigen tijd geleden gegeven,
om later uit temaken, op welke wijze die gelden zouden gevonden worden,
daar de omstandigheden konden medebrengendat eene andere wijze van
dekking, wanneer die som benoodigd is, voordeeliger zoude kunnen zijn.
Vergis ik mij hierin niet, dan zijn wij geheel vrij, en dan vraag ik, of het
voor een goed financieel beheer pleit, om 5 pCt. renten te betalen voor
op te nemen kapitaal, terwijl men eigen kapitaal bezit, dat mindere renten
afwerpt. Ziedaar waarom ik in dit geval en onder deze omstandigheden
tegen de leening ben.
De heer de Fremery. Ik heb reeds opgemerkt dat ook ik het in be
ginsel eens ben dat afschrijving de voorkeur verdient boven leening, maar
ik heb straks de gronden opgegeven waarom ik nu voor eene leening ben.
Ik wensch daar nog bij te voegendat er bij het successief weder doen
inschrijven van kapitaal inoeijelijkheden kunnen ontstaan en Gedep, Staten
bezwaar zouden kunnen maken de goedkeuring te verleenen tot inschrij
ving van het voorgedragen bedrag, omdat de uitgeschrevene belastingen
alleen tot dekking van benoodigde uitgaven strekken moétenen niet tot
aankoop van kapitaal.
De heer Harvevelt. Ik weet niet dat er eenig bezwaar bestaat om geld
op het grootboek te doen inschrijven, hetzij groole sommen of kleinehetzij
ieder jaar of om de drie jaren. Ik vat dus niet juist de bedoeling van den
heer de Fremery.
De Voorzitter. Het bezwaar van den heer de Fremery ligt, zoo ik hem
goed begrepen heb, daarin dat wij bij nieuwe inschrijving op het grootboek
geheel afhankelijk zijn van Ged. Staten. Men stelle nu eens dat deze wer
kelijk bezwaar maken tegen eene inschrijving op het grootboek en de voor
keur geven aan vermindering van don hoofdelijken omslag, tot zoodanig
een bedrag als men wenscht in te schrijven dan zou het nageslacht door
zoodanigen maatregel Zeer worden benadeeld.
De heer Lezwijn. Ik wensch alleen te doen opmerken dat het mogelijk
is dat de Holl. fondsen later hooger staan dan thans, en dan zou het zeer
zeker nadeelig kunnen zijn om inschrijving te nemen op het grootboek.
De heer Hartevelt. Het zou ook kunnen zijn dat de Hollandsche
fondsen 10 pCt. achteruit gingen, en dan zouden wij ons al zeer gelukkig
mogen rekenen indien wij thans tot ruim 52 pCt. hadden verkocht; dit zijn
èn van den heer Lezwijn èn van mij niets dan gissingenhier dient alleen
de actuële toestand in aanmerking te komen.
De heer Buys. Ik heb mij bij de onderteekening van het praeadvies der
Commissie van Financiën laten leiden door het gevoelen van mijne geachte
medeledendiebeter deskundigen dan ik van oordeel waren dat de voor
waarden welke Leiden bij deze leening worden aangebodeninderdaad zeer
gunstig zijn. Intusschen wil ik niet ontveinzen, dat ik in beginsel het
gevoelen van den heer Hartevelt ben toegedaan, en de bezwaren daartegen,
door u mijnheer de Voorzitter ingebragt, niet kan deelen. Immers, uwe
vrees dat, bij verkoop van eigen kapitaal, Ged. Staten zich later wel eens
zouden kunnen verzetten tegen het plan om dat kapitaal door jaarlijkschen
aankoop van eenige duizend gulden weder bijeen te brengen, is dunkt mij
ijdel. Wij kunnen ons toch Ged. Staten niet als despoten voorstellendie geheel
willekeurig zich tegen dergelijken aankoop zouden willen verzetten. Wij
kunnen dit te minder veronderstellen, omdat reeds sedert jaren een dergelijke
post voor aankoop van kapitaal op onze begrooting voorkomt, zonder dat
daartegen ooit eenig bezwaar i9 ingebragt. Maar ook al raogten later al
eens bij het provinciaal bestuur soortgelijke vreemde bezwaren rijzen, welnu
dan blijft ons immers nog altijd hooger beroep bij den Koning over, en
zou het zeer te bezien staan of deze de meening van Ged. Staten hand
haafde.
De Voorzitter. Doet de heer Hartevelt een bepaald voorstel?
De heer Hartevelt. Ja, mijnheer de Voorzitter. Wij trekken minder
rente als wij zullen gaan betalen; ik heb althans van geen andere aanbie
ding gehoord dan leening tegen 5 pCt., en daarom stel ik voor afschrijving
van het grootboek.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteunddochin stemming gebragt
verworpen met 10 tegen 8 stemmen.
Voor stemden: de heeren Bijleveld, Verster, Driessen, Krantz, Wttewaall,
GoudsmitHartevelt en Buys.
Daarna wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen
met 10 tegen 8 stemmen.
Tegen stemdende heeren BijleveldVersterDercksen Driessen Krantz
Wttewaall, Goiplsmit en Hartevelt.
III. Voordragt tot uitbreiding van het pijpennet voor de gasverlichting.
Die voordragt is van den volgenden inhoud;
«Burgemeester en Wethouders hebben de eer u bij deze over te leggen
eene voordragt van Commissarissen der gasfabriek tot uitbreiding van het
pijpennet, om daardoor de verlichting te verbeteren. Dé daartoe vereisebte
kosten worden geraamd op 30000, waartoe zouden worden aangewend:
1°. de 4 pet. voor het reservefonds op de rekening van 1870 beschikbaar,
tot eene som van ƒ9323.15; 2°. de opbrengst van den verkoop van ƒ40000
Inschrijvingen op het grootboek der Nationale werkelijke Schuld 2| pet.,
ten name van het reservefonds der fabriekwaartoe de gevorderde voor
dragt later zal volgen.
Zij nemen de vrijheid u te raden tot deze uitbreiding te besluiten."
De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt
dienovereenkomstig te besluiten.
Dfe voordragt wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen.
IV. Voorstel van het raadslid Mr. J. Th Buys, tot het geven van
meerdere bekendheid, bij het publiek, aan de onderwerpen welke in den
Raad zullen worden behandeld.
Het rapport van Burgemeester en Wethouderswaarin het voorstel is
opgenomen luidt als volgt
«Bij een voorstel, ingediend door on9 geacht raadslid Mr. J. Th. Buys,
onderwerpt deze aan uw oordeel het concept besluit van den volgenden inhoud
«De Burgemeester, Voorzitter van den Raadwordt uitgenoodigd
1°. alle stukken, welke voor den Raad gedrukt worden, voor zooverre
die naar het oordeel van hem Voorzitter niet bestemd zijn om geheim te
blijven, te gelijk met de uitreiking aan de leden ook toe te zenden aan
de redactiën der hier gevestigde of later te vestigen dag- en weekbladen
voor zoover deze doen blijken dat zij op de toezending prijs stellen en
bereid zijn de daarop vallende kosten te voldoen
2°. met dezelfde uitzondering en onder hetzelfde voorbehoud alle stuk
ken welke ter visie liggen van de ledenook ter visie te leggen
van de redacteurs der bovenbedoelde dag- en weekbladen en daarvan aan
deze telkens kennis te geven op dezelfde wijze als aan de leden van den
Raad en op hetzelfde tijdstip
De voorsteller verklaart tot dit voorstel besloten te hebben ten gevolge
van de weinige publiciteit die alhier vóór de behandeling der onderwerpen
bij uwe vergadering daaraan gegeven wordt, waardoor de dagbladen en het
publiek buiten de gelegenheid gesteld worden daarover vooraf hunne mee
ning te doen kennenen wijst daarbij tevens op het goede voorbeeld van
AmsterdamRotterdam en andere plaatsenwaar alle aanhangige voorstel
len alle rapporten van commissiën en alle voordragten worden bekend
gemaakt, eer zij in behandeling komen.
Daar ons de wijze van publiciteit elders onbekend was, hebben wij den
Secretaris opgedragen daaromtrent informatiën in te winnen te Amsterdam
Rotterdam, 's GravenhageUtrecht en Haarlem, welke wij de eer hebben
hierbij in originali over te leggen en waaraan wij alzoo de vrijheid nemen
ons te refereeren.
Wij hebben na rijpe deliberation gemeend ten einde aan de geopperde beden
kingen te gemoet te komen u te moeten voorstellen van stukken die gedrukt
worden, aan de uitgevers der alhier uitkomende dagbladen een exemplaar
te doen toekomen. Wij achten het echter minder doelmatig orn deze uit
gevers of de redacteuren tot de geschreven stukken waarvan zelfs geen voor
beeld bestaat dan alleen te Amsterdamingeval dit van een enkel stuk
mogt verlangd worden, toegang te verleenen, doch vertrouwen dat aan het
bezwaar van den geëerden voorsteller te gemoet zou gekomen worden door
zooveel mogelijk, even als zulks nu reeds meermalen geschiedt, van de
stukken die in eenige vergadering zullen behandeld worden de overlegging
in de vorige vergadering aan te kondigen."
De heer Buys. Mijnheer de Voorzitter! Ik stel er prijs op, eer de dis—
cussiën over mijn voorstel een aanvang nemen, zoo kort als het mij mogelijk
zijn zal, mijn gevoelen kenbaar ie maken over het praeadvies daaromtrent