nu toe gevolgde steleel grond van billijkheid te vinden, die u de boete tot
het door Burgemeester en W ethouders voorgestelde bedrag doet verminderen."
De heer Hubrecht. Het doet mij genoegen dat de Commissie van
Financiën het in zoover eens is met Burgemeester en Wethouders en met
de Commissie van Fabricage, dat ook zij de remissie wil toestaan, evenwel
op andere gronden dan door haar zijn aangegeven. De Commissie van
Financiën zegt, dat de gronden van billijkheid, die ook thans voor de
remissie worden aangevoerdalleen betroffen gevallen van zoodanigen aard
als waarop ieder aannemer vooraf behoort te rekenen. Ik moet daarom
trent doen opmerken dat bij de twee aanvragen die nu zullen behandeld
worden, van de HH. Schretlen en Carlier, buitengewone omstandigheden
zich hebben voorgedaandie bij geene mogelijkheid vooraf waren te voor
zien. De hooge waterstand en de aanhoudende regens in de maand Octo
ber zijn oorzaak, dat de oplevering niet op den bepaalden tijd heeft kun
nen geschieden. Wij hebben in de maand Oetober een waterstand gehad
zooals in geen dertig jaren het geval was, en het gevolg daarvan is geweest
gelijk te denken valt bij de opmetseling van brugbogen, dat veelmaalsjuist
daardoor teleurstelling en oponthoud werd ondervonden en hier en daar
voorziening moest worden aangebragt. Nu zegt de Commissie van Finan
ciën in haar rapport, dat zij den Raad in overweging geeft om in het ver
volg dienaangaande een beteren weg in te slaan; maar ik geloof, dat wij
inderdaad tot dus ver den regten weg bewandeld hebbenals zijnde geheel
in overeenstemming met art. 5 der algemeene voorwaarden van aanbeste
ding waarin bepaald wordt//Ingeval de aannemer vermeentter oorzake
van omstandigheden geheel onafhankelijk van zijnen wil of vermogen, van
de boete, welke op het niet nakomen van bij een bestek gemaakte bepa
lingen gesteld wordtverschoond te moeten wordengeeft hij daarvan met
opgaaf van redenen aan de besteders kennisdie van de gegrondheid dier
redenen overtuigdaan den gemeenteraad het verleenen van geheele of ge
deeltelijke kwijtschelding kunnen voorstellen." En ook art. 139 der ge
meentewet schrijft voordat de Raad besluiten neemt tot het verleenen van
kwijtschelding, die krachtens de wet, of eene overeenkomst, of op gronden
van billijkheid, toekomt aan hen die hebben aangenomen ten behoeve der
gemeente iets te doen of te leveren. Het doet de Commissie dus wel ge
noegen, dat ook de Commissie van Financiën tot hetzelfde resultaat komt
om de boeten gedeeltelijk kwijt te schelden, maar zij meende toch een
enkel woord te moeten in het midden brengen tegen de motivenwelke
die conclusie voorafgaan.
De heer Boys. Een enkel woord. Het advies van de Commissie van
Financiën in deze is geïnfluenceerd geworden door hetgeen bij eene vorige
discussie omtrent een soortgelijk adres om kwijtschelding van boete is voor
gevallen. Het is toen toch geblekendat sommige leden van oordeel wa
ren dat men wel wat gemakkelijk met dat toestaan van remissiën te werk
ging en dat oordeel wilde de Commissie eenvoudig onderschrijvenvoor alles
in het belang van eene zuivere mededinging bij openbare aanbestedingen.
Immers wanneer sommige aannemers bij het bepalen van den prijs dien zij
stellen ook rekenen op buitengewone omstandigheden, terwijl anderen die
omstandigheden buiten aanmerking latenomdat zij voor alles staat maken
op de welwillendheid van den Raad, dan wordt het beginsel van volkomen
gelijkheid bij de concurrentie meer of minder geschonden. De Commissie
van Financiën meende daarom den wensch te mogen uitsprekendat men
in het vervolg wat voorzigtiger mogt zijn met het toekennen van kwijt
schelding en daartoe alleen dan overgaan wanneer werkelijk buitengewone
omstandigheden dit vorderden. De Commissie had te meer aanleiding juist
nu dit advies voorop te zettenomdat de omstandighedenin de adressen
aangevoerd ter verontschuldiging van de te late oplevering van het werk
haar voorkwamen volstrekt niet van exceptionelen aard te zijn. De adres
santen beroepen zich op de vele regens en op den hoogen waterstand in de
maand Oetober jl.maar zijn dit nu feiten in die maand hier te lande van
zoo bijzonderen aard, dat men behoort te concludeeren dat de aannemer
daarop niet had kunnen rekenen? De Commissie betwijfelde het en gevoelde
dus groote neiging om eenvoudig ongunstig te adviserenmaar aangezien
de Raad tot dusver minder gestreng is geweest bij het toekennen van remis
siën, wilde de Commissie den tot dusver gevolgden weg niet op eenmaal en
zonder voorafgaande waarschuwing verlatenzoodat zij ten slotte tot het
zelfde resultaat kwam als de Commissie van Fabricage, ofschoon dan ook
op andere gronden.
De heer Hübrecht. De Commissie van Fabricage wil met betrekking
tot de geheele of gedeeltelijke vrijstelling van boete volstrekt niet met te
groote voortvarendheid of gemakkelijkheid te werk gaanmaar wenscht
alleen de omstandighedendie zich bij een werk voordoen en van onvoor-
zienen aard zijn, te toetsen aan de algemeene voorwaarden en aan de ge
meentewet. Dat is de wegwelken de Commissie steeds gevolgd heeft en
ook verder wenscht te bewandelen. En nu houd ik mij overtuigddat
zoowel bij het verzoek thans in behandeling, als in het daarop volgende
van Carlier, de mannen van de praktijk zullen oordeelen dat in beide geval
len allezins termen waren om, op gronden van billijkheid, eene verminde
ring der boete toe te staan.
De heer de F'remery. Ik eerbiedig volkomen de overtuiging van de
Commissie van Financiënmaar deel niet het gevoelen van de leden dat
tot dus verre, ook zonder gegronde redenen, vaak vrijstelling van boete is
verleend; mijns inziens kan er alzoo geen sprake zijn, dat in den regel
met zekere inschikkelijkheid remissiën zijn toegestaan. Bij mij althans
was dit nimmer het geval, en ik mag niet aannemen dat de meerderheid
van den Raad vroeger, bij gelijksoortige aanvragenhare overtuiging niet
zou hebben uitgesproken. Ik wensch dit bepaaldelijk te constateren en ben
dus, in tegenstelling met hetgeen de heer Buys namens de Commissie van
Financiën heeft geadviseerd, van oordeel, dat wij niet een anderen weg
moeten inslaan, maar den weg, tot dusver gevolgd, moeten blijven bewan
delen, met inachtneming van art. 139 der gemeentewet, bepalende dat alleen
op gronden van billijkheid kwijtschelding van de boete kan worden verleend.
De Voorzitter. Ik wensch alleen op te merken, dat ik die bijvoeging
in het rapport der Commissie van Financiënom in het vervolg alleen op
buitengewone omstandigheden te lettenzeer onschuldig vind. Immers tot
dus ver is dat steeds geschied en overigens komt het mij voor dat deze
vergadering niet kan beschuldigd worden het den aannemers daaromtrent te
veel te vergemakkelijken. Integendeel is het mij meermalen gebleken dat
bij het Rijk de buitengewone omstandigheden, niet afhankelijk van den wil
des aannemers, gereeder aangenomen worden dan hier het geval is.
In omvraag gebragtwordt de voordragt van Burgemeester en Wethou
ders aangenomen met 14 stemmen tegen 1, die van den heer Hartevelt.
6. Adres van J. H. Carlier, wegens remissie ter zake van de Lakenhal.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt:
//Burgemeester en Wethouders hebben de eer te berigten op het in hunne
handen gesteld adres van den aannemer J. H. Carlier, om kwijtschelding
van de boete van ƒ790 wegens te late oplevering van het werk der verbou
wing van de Lakenhaldat zij daarop hebben ingewonnen het advies der
Commissie van Fabricage, hetwelk hiernevens gevoegd is.
Zij hebben de in dat advies vermelde redenen van vertraging zooveel
mogelijk onderzocht, en bevonden dat ze allen overeenkomstig de waarheid
zijnzoodat ten duidelijkste blijkt dat de te late oplevering veel meer aan
nadeelige bijzondere omstandighedendan wel aan pligtverzuim of nalatigheid
is toe te schrijven, zoodat zij de vrijheid nemen u te raden de voor 79
dagen beloopen boete ad ƒ790 te verminderen met 59 dagen ad f 590 en
haar alzoo te brengen op 20 dagen of twee honderd gulden."
Het rapport van de Commissie van Fabricage is van den volgenden inhoud
»De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van den aan
nemer J. H. Carlier te berigten, dat zij de gronden, waarop door hem
kwijtschelding wordt gevraagd van de boete van f 790 wegens 79 dagen
latere oplevering van het bij contract van openbare aanbesteding van den
28 Maart 1870 voor de som van f 4480 aangenomen werk der verbouwing
van de Lakenhal, met onpartijdige naauwgezetheid heeft onderzocht en dat
daaruit aan haar gebleken is
1°. dat hij door ziekte van twee zeer bekwame knechts in de voortzet
ting van het werk zeer is belemmerd
2°. dat daarop evenzeer van invloed zijn geweest de schutterlijke verplig-
tingen van een' derden knecht;
3°. dat de langdurige vorst in het voorjaar, het heerscben van wind en
storm en de herhaaldelijk ingevallen regenbuijen, de geregelde voortzetting
der dakwerken zeer hebben benadeeld;
4°. dat het aangenomen werk van dien aard wasdat buitengewone be
kwaamheden in de daarvoor vereischte knechts werden gevorderdzoodat
die het werk moesten staken uiterst moeijelijk konden vervangen worden.
Tot staving daarvan zijn overgelegd de volgende stukken:
a. eene verklaring van den geneesheer Dr. J. Baertbetreffende de ziekte
van den timmermansknecht N. Bink, gedurende 48 dagen;
b. eene dergelij ke verklaring van den geneesheer Dr. W. P. Weebers, aangaande
de ziekte van den timmermansknecht C. Alkemade, gedurende 42 dagen;
c. eene getuigenis van den adjudant der dienstdoende schutterij, ten aan
zien vaa het verzuim in werktijd voor het verrigten van schutterlijke
dienstendoor den timmermansknecht W. F. A. Kosteria de maanden
Julij, Augustus en September 1870, zijnde 25 maal 4 uren, of 100 uren,
herleid tot 9 dagen
d. eene verklaring van den aannemer J. P. Rietbergen, betreffende de pogingen
bij hem aangewend door den aannemer J. II. Carlierom hulp van bekwame
knechts te verkrijgen waaraan met den besten wil niet kon worden voldaan
e. een rapport van den gemeente-architect van den 2<Ln Februarij 11.,
waarbij de waarheid dezer verklaringen wordt toegelicht en bevestigd.
De Commissie is van oordeel, dat onderscheidene omstandigheden, onaf
hankelijk van den wil en het vermogen des aannemers, pleiten voor eene
gedeeltelijke vermindering der opgelegde boete, omdat ook niet buiten aan
merking mag blijven, dat het werk op een voorbeeldig prijzenswaardige
wijze is afgewerkt en opgeleverd. Zij heeft dan ook geen bezwaar om zich
te vereenigen met de berekening van 59 dagen in het rapport van den ge
meente architect gemaakt en alzoo aan te raden dat de gemeenteraad, daar
mede den tijd der late oplevering verminderendede boete bepale op een
bedrag van twee honderd gulden."
Het rapport van de Commissie van Financiën omtrent dit adres is gelijk
luidend als dat uitgebragt in zake het adres van D. A. Schretlen C°.
De voordragt van Burgemeester en Wethouders wordt zonder discussie
aangenomen met 14 stemmen tegen 1 die van den heer Hartevelt.
De heer Krantz. Ik wenschte wel eenige inlichting. Hoe is het op
het oogenblik gelegen met de inrigting van de Lakenhal; zal de zaal spoe
dig in orde zijn en met de overbrenging der schilderijen weldra een aan
vang kunnen worden gemaakt?
De Voorzitter. Ik meen dat de Commissie van Fabricage spoedig
een voorstel tot ontruiming zal doenwaarover ik echter den Raad vooraf
wensch te raadplegen. Ik denk dat nog in dezen zomer de overbrenging
der schilderijen kan plaats hebben.
De heer Hübrecht. Niet het geheele gebouw, alleen nog maar de bo
venste verdieping is nu in orde, en zal, hoop ik, spoedig worden in bezit
genomende nieuw daargestelde trap zal nog moeten afgewerkt worden
en spoedig zal nu door de Commissie beslist worden, of nu reeds de schil
derijen daarheen zullen worden overgebragt, dan wel of de geheele afwerking
eerst zal geschieden.
De heer Krantz. Zou dus het geheel nog dezen zomer in orde komen?
De heer Hübrecht. In den loop van dit jaar zal dit het geval kunnen zijn.
De Voorzitter. Ik deel de vergadering mede, dat ik het voornemen
heb in de volgende week eene vergadering te beleggen, ten einde eene
wijziging voor te stellen in de polieie verordeningen zulks naar aanleiding
van eenige wenkenwelke mij door enkele geneeskundigen verstrekt zijn
en die de beteugeling der thans heerschende epidemie zouden kunnen be
vorderlijk zijn.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.