heeft voorgeschreven niet omdat hij daarvoor terugdeinsde, maar omdat hij
bij eene strenge bepaling van ieders bevoegdheidhet nemen dier maatre
gelen niet beschouwde tot zijne roeping te behooren maar zulks aan den
plaatselijken wetgever meende te moeten overlaten.
Daar deze besmetting een grooten invloed op kinderen uitoefent en deze
den meesten tijd in de scholen doorbrengen, waar zij in grooten getale bij
elkander zijn vereenigd, moest wel bij het nemen van voorzorgsmaatregelen
het eerst bet oog vallen op de scholen.
Om de daar te nemen maatregelen doeltreffend te doen zijn moesten zij
algemeen zijn, en alzoo werd het bestreden art. noodzakelijk en door u als
zoodanig vastgesteld, dat hij, die zijne kinderen op de school wil zenden,
verpligt is ze te laten vaccineren..
Geheel ten onregte wordt deze voorzorgsmaatregel hier als eene straf
voorgestelddaar men geheel vrij is of men zijne kinderen schoolonderwijs
al of niet wil laten genieten docH zoo men hen daarvan gebruik wil laten
maken is men verpligt hen te doen vaccinerendat is alzoo de toegangs
kaart om de school hier te bezoeken.
Wij zeggen hier, want wij erkennen dat niet overal elders die maatregel
genomen wordt; dan moeijelijk zal het zijn hieruit iets anders te bewijzen
dan dat men meent daar minder krachtige maatregelen ter bestrijding der
ziekte te moeten aanwenden.
Na de wederlegging in de raadsvergadering van den 4«n dezer maand
achten wij ons ontslagen ook nu bij vernieuwing te treden in de weder
legging van gemoedsbezwaren die mede bij dit adres worden aangegeven.
Wij gelooven voorts dat het wijzen op de toepassing van den maatregel
der vaccine bij andere zamenkomsten als bij herbergen danshuizen of
schouwburgen door de adressanten minder juist is en dit alleen denk
baar is wanneer men het middel der vaccine als eene straf wit aangemerkt
hebben. Wij vertrouwen dat de maatregel door ons ten aanzien van de
fabrieken genomen de meest gewenselvte gevolgen gehad heeft, ook ten
opzigte der revaccine, die door ons zooveel mogelijk wordt voorgestaan.
Ten slottebehoort het nemen van maatregelen ter bevordering van de
volksgezondheid tot de bevoegdheid uwer vergadering waaraan wel met
geene redelijkheid kan worden getwijfeld dan rust op u de verpligting
deze algemeen te stelten en niet andere regelen voor de openbare en weder
andere voor de bijzondere scholen te bepalendaar bet hier gezondheids
maatregelen geldt, bij welker nakoming het alleen geoorloofd' zat zijn de
scholen te bezoeken en van bet aldaar te geven onderwijs gebruik te
maken.
Wij nemen alsnu de vrijheid u voortestellen aan de adressanten te ken
nen te geven
dat vermits volgens art. 135 Her wet van 29 Junij 1851 (Stbl n®. 85)
bij den Raad behoort het maken van verordeningen die in het belang der
openbare gezondheid rorden vereischt, uwe vergadering van oordeel is ge
heel binnen de perken barer bevoegdheid te zijn gebleven hij het vaststel
len dezer verordening, waarbij maatregelen zijn voorgeschreven die door
(fesbevoegden erkend zijn hI's de eenig bekence om de zoozeer gevreesde
kinderziekte met goed gevolg te keer te gaan;
dat de Raad de vrijheid van onderwijs huldigt, doch zich niet ontheven
acht van de verpligting om te waken dat niet de gezondheid en het leven
van allen worden in gevaar gebragt om de gemoedsbezwaren van enkel'en.
Redenen waarom iri der adressanten verzoek niet kan worden getreden
en het wordt gewezen van de hand."
De Voorzitter. Kunnen de heeren zich vereenigen met de conclusie
van dit advies?
De heer Cock. Sleelits twee woorden tot motivering mijner stem. In
de vergadering van 4 Maart, waarin die verordening behandeld is, heb it<
mij met de grootste overtuiging verzet tegen den maatregel in art. 3 be
paald. Het zal dus niemand verwondering baren, dat ik in hoofdstrekking
de bezwaren van de beide kerkelijke coliegies ondersteun. Ik betreur dan
ook dat de conclusie van het rapport over het bedoelde adres niet strekt
om aan die bezwaren te gemoet te karnen. Ik wil nut echter in geene
nieuwe ontwikkeling treden van de gronden, waarop mijne opinie steunt.
Deed ik dit, ik zoude niets anders kunnen doen dan in eene dorre herha
ling vervallen van hetgeen door mij in de vergadering van 4 Maart is ge
zegd. Ik verwijs daarnaar. Heden bepaal ik er mij bij te verklaren, dat
ik volstrekt niet van overtuiging ben veranderd en den belangrijken maatre
gel, in art. 3 voorgeschreven (waarvan ik evenwel de wettigheid niet be
twist), voor onnoodig en schadelijk houd. Dit staat minstens vast, dat hij
in mijne oogen zeer hard en onbillijk is en tevens zeer ondoelmatig en
onstaatkundig; dit laatste daarom, dewijl men door indirecten dwang wit ver
krijgen datgene, wat door middel der gulden vrijheid veel beter en volledi
ger te verkrijgen is.
De heer Tieleman. Ik ben ook in het minst niet veranderd in mijne
beschouwing, en neem niets terug van hetgeen ik aangaande deze verorde
ning gezegd heb. Veronderstel eens, mijnheer de Voorzitter! dat het
vooroordeel tegen de vaccine slechts gegrond is op eene dwaling van het
hart; neem zells eens aan, dat het alleen een blind vooroordeel is, zou
men dan meenen dat dit door dwang zal overwonnen worden? Ik ben het
volkomen eens met betgeen in de vorige vergadering door het geacht lid,
Mr. Cockin zijn advies betoogd is, namelijk: #dat alleen de vrijheid
gunstig kan werken voor de vaccine." Ik geloof dat de dwang daarentegen
nimmer iets goeds zal uitwerken, omdat hij tot geene zedelijke overtuiging,
maar wel tot tegenstand en verbittering leiden kan. Het is daarom dat ik
deze verordening verkeerd en onmenschkundig acht. Ik kan mij alzoo met
de conclusie van het rapport niet vereenigen.
De heer Dercksen. Ook ik zal niet andermaal treden in de ontwikke
ling der bezwarenwelke mij deden besluiten tegen de thans besproken
verordening te stemmen, overtuigd ais ik ben, dat de tijd mijner geachte
medeleden te kostbaar isom dien noodeloos in beslag te nemen. Ik neem
dan ook slechts de vrijheid te verklaren dat ik sedert 4 Maart van dit jaar
niet van denkwijze ben veranderd, ja dat het adres der kerkeraden, waar
van bier sprake is, mij in mijn gevoelen heeft versterkt, dat er gewigtige
bezwaren tegen de bedoelde verordening bestaanen dat men ter wilie van
een zeer twijfelachtig voordeel een zedelijken dwang pleegt, dien ik voor
een groot nadeel blijft houden. Dan ik heihaal het, geene vernieuwde be
strijding der verordening zelve is mijn doel. Slechts wil ik nog als mijne
overtuiging uitspreken en ik vlei mij althans hieromtrent met de in
stemming mijner medeleden dat de Raad zich niet mag laten beheer-
schen door het denkbeeld dat het verkeerd is zoo spoedig op een genomen
I besluit terug te komen Waren er in deze vergadering die met mij hier-
I omtrent van gevoelen verschildenden zo >danigen zoude ik toeroepen wat
een Engelsch staatsman den leden van het Parlement toevoegde: Als ik
heden terugkom op hetgeen ik gisteren verkeerds deed dan blijkt daaruit
slechts dat ik van daag verstandiger ben dan gisteren.
De heer Goodsmit. Ook ik wensch slechts een enkel woortT in het
midden te brengendaar ook ik meen van mijn standpunt van beoordee
ling alles gezegd te hebben, wat voor den maatregel pleit. Alleen nog
wensch ik even tte antwoorden op- dit argument, dat men de zaak maar
moet laten loopen. Men zegt: niet door dwang, maar door zedelijke over
tuiging moet men trachten zijtv doel te bereiken. Maar hoe zal zich die
overtuiging vestigen Aangenomendat er zullen zijndie van hun voor
oordeel zuilen worden1 bekeerd'. Maar moet men dan inmiddels! maar eerst
eenige duizenden laten sterven, om hun aldus de zedelijke overtuiging te ver
schaffen, die men wenschetijk acht? Moet men dus eerst zoo velen laten
sterven orn hun te kunnen aantoonenziet, waartoe uw vooroordeel u
gebragt heeft? En toch dat is het noodzakelijk gevolg van; het stelsel
onzer tegenstanders. Is dat nu doelmatig?
De heer le Poole'. Ik zie mij genoopt tegen de conclusie van dit ant
woord van Burgemeester en Wethouders te stemmen, en wel omdat ik
daaruit zou willen zien verdwijnen de tweede reden waarom in der adres
santen verzoek niet kan worden getredennamelijk«dat de Raad de vrij
heid van onderwijs huldigtdoch zich niet ontheven acht van de verplig
ting om te waken dat niet de gezondheid en het leven van allen worden in
gevaar gebragt om de gemoedsbezwaren van enkelen." Die woorden r «dat da
Raad de vrijheid1 van onderwijs huldigt," zijn i® mijn oog niet vrij van ironie.
De Voorzitter. Ik geloof toch dat de daden van Burgemeester en
Wethouders wel toonendat het hum ernstig gemeend is oro ook; in zake
van onderwijs zooveel mogelijk vrijheid te laten. En. ik. zou den heer
Le Poole wel het bewijs willen zien leveren, dat die vrijheid Diet gehuldigd
wordt. Ik sta er dus zeer op, dat juist die zinsnede in het rapport blijve.
De heer Tieleman. Ik kan mij niet geheel vereenigen met hetgeen
door den heer Le Poole daar gezegd is. Ik zou dat niet durveni zeggen.
Maar wel dit, dat de genomen maatregel, nu althans, den schijn daarna
geeftomdat hij bepaald tegen het bijzonder onderwijs gerigt en op geen
ander gevalHan op die scholen, van toepassing is.
De Voorzitter. Ik geloof dat uit de gevoerde diseussiën genoegzaam is
aangetoond, dat de maatregel niet wel anders toepasselijk kon worden ge
maakt dan op de scholen.
De heer van Heukelom. Ik zal zeggen waarom ik tegen de conclusie
vare het rapport zal stemmen. Ik betwist volstrekt niet de bevoegdheid van
den Raad om dergelijken maatregel voor te schrijven, maar ik geloot, dat
de maatregel ontoereikend is. Ik heb dan ook om die reden gestemdi
tegen art. 3 ere tegen de geheele verordening; en nu de zaak wederom te
berde komt, zal ik er weder tegen stemmen. Ik hen tegen de gelleele zaak,
niet om gemoedsbezwarendie hij mij niet bestaanmaar omdat ik het
onmogelijk acht den maatregel uit te voeren Als men eeu maatregel van
dezen aard. die ti.oli niet kan uitgevoerd worden, wil toepassen, acht ik
dat niet anders dan eene noodelooze vexatie (Ier burgerij.
De Voorzitter. Waarom denkt de heer van Heukelom, dat de raaat?
regel' niet zou kunnen uitgevoerd worden? Ik. hen overtuigd, dat, als de hee
ren wisten, hoe de gang der zaken is, zij er niet meer aan twijfelen zouden,
dat de verordening niet alleen uitvoerbaar is, maar werkelijk uitgevoerd wordt.
De heer van Heukelom. Het schijnt toch, dat de zaak niet behoorlijk
wordt nagegaan en onderzocht, daar op sommige schuleu bewijzen van
vaccinatie worden gevraagd, en op andere niet.
De Voorzitter. De maatregel wordt op alle scholen, zonder uitzonde
ring toegepast.
I)e lieer van Heukelom. En de muziekschool dan? Deze schijnt toch
dispensatie te hebben van den maatregel.
De Voorzitter. Ook daar wordt de maatregel, zoover ik weet, toer
gepast In de moeijelijkheid is voorzien door het uitreiken van ge
drukte briefjes, waarin de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen slechts
(Ie namen van de kinderen en den geneesheer hebben in te vullen ten be
wijze flat het certificaat van inenting onder hen berustende is. Uwe
vergadering zal zich herinneren dat, hij de behandeling dier verordening,
door enkele leden op de moeijelijkheden is gewezen, die ontstaan zouden
ten gevolge der afgifte van veelvuldige duplicaten van inenting bewijzen en
dat alstoen reeds door mij werd aangevoerddat langs dien weg daarin
konde worden voorzien. Dat deze maatregel overal in de scholen wordt toe
gepast blijkt uit het groote getal van briefjes dat wordt aangevraagd. El»
hoewel ik de heeren durf verzekeren dat de verordening van 4 Maart jl.
met de meest mogelijke naauwgezetheid wordt ten uitvoer gelegdzoo zal
elke wenk, die strekken kan om het doel dat wij ons voorstellen bevorderlijk
te zijnmij aangenaam wezen.
De heer van Heukelom. Ik twijfel er niet aandat voorzorgen wor
den genomen, maar acht toch de strikte handhaving der hepalingonmogelijk.
De heer Cock. Ik ben nog even verpligt een kort antwoord te geven
op hetgeen daar straks is aangevoerd. De heer Goudsmit heeft gezegddat
het stelsel der tegenstanders van den maatregel medebrengt om eerst dui
zenden te laten sterven, ora dan eerst bereid te zijn toe te treden. Dat
was niet mijn stelsel. Ik heb, juist omdat ik geene duizenden wilde opof
feren de vrijheid voor allen verlangddewijl ik overtuigd bendat bij
een stelsel van vrijheid veel meer mensclien zich zullen laten vaccineeren
en veel beter. Zoo doende zullen er veel meer gevaccineerde personen aan
getroffen worden en bij gevolg ook veel minder personen aan de ziekte sterven.
De beraadslaging wordt hierop gesloten.
In hoofdelijke stemming gebragt, wordt de conclusie van het rapport
aangenomen met 15 tegen 6 stemmen.
Tegen stemden de heeren: van Heukelom, Dercksen, Cock, Scheltema,
Tieleman en Le Poole.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering
gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C, DRABBE.