veréotting van den grond, zooals zich die, ben ik wel geïnftirmeerdbeeft voorgedaan in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. De zaal zal das hoofdzakelijk moeten dienen voor concerten. Maar ik vraag of het getal bezoekers van concerten, invitatie-concerten uitgezonderd, wel zoo groot zal zijn dat daarvoor juist die verbouwing hoog noodig is. Ik geloof dit niet. Bovendien men spreekt wel van de behoefte aan meerdere ruimte, maar is men daaromtrent niet al dadelijk in tegenspraak met zich zelf? Indien die behoefte werkelijk bestond, zou dan de burgerij niet eigen krachten, zonder inmenging van het gemeentebestuur, die behoefte niet kunnen bevredigen. Is Musis Sacrumop het Plantsoen, daarvan geen afdoend bewijs? En in dien de burgerij hiér niet handelend optreedt, is het dan geen bewijs dat er van geene bevrediging eener behoefte kan sprake zijn, omdat die behoefte werkelijk niet bestaat, althans niet gevoeld wordt? Mijnheer de Voorzitter! wat men den Nederlander dezer eeuw ten laste kunne leggen, wat men ook tegen de bewoners dezer stad kunne inbrengen, nimmer zal men kun nen verklaren dat zij afkeerig zijn van vermaken, dat z'j niet gaarne geld overhebben voor genot in het algemeen, voor kunstgenot in het bijzonder. En wanneer dus de handen niet worden uitgestoken om eene gehoorzaal uit eigen middelen te bouwendan is het omdat men geen hart heeft voor de zaakomdat men de noodzakelijkheid van het bestaan eener zoodanige zaal niet inziet. «Maar", zeggen de voorstanders van dit bouwplan, «de geest der burgerij heeft zich toch in voldoende mate geopenbaard. Van waar anders die krachtige ondersteuning van het plan, door personen buiten den Baad." Ik twijfel er aan, mijnheer de Voorzitter, of die ondersteuning wel zoo krachtig is. Wij hebben hier te doen mét een request van 123 per sonen aan wier hoofd staat de heer Boogaardte Soeterwoude. Dat waren de uitgelezenen van dé 400 personen die vroeger voor de oprigting van eene Harmonie hadden geijverd. Dus dan blijven daarvan over 277 die volstrekt niet op de verbouwing der gehoorzaal gesteld zijn. Maar er is nog eene andere vergadering geweest, eene soort van echt Engelsche meeling Van den uitslag dier meeting is een proces-verbaal opgemaakt en dit is ons toegezonden. Men vergunne mij echter aan mijne regts- geleerde medeleden hieromtrent eene vraag te doen. Art. 9 der Grondwet zegt: «Ieder ingezeten heeft het regt om verzoeken aan de bevoegde magt schriftelijk in te dienen, mits die persoonlijk en niet uit naam van meer worden onderteekend, welk laatste alleen kan geschieden door of van wege ligchamenwettelijk zamengesteld of als zoodanig erkend, en in dat geval niet anders dan over onderwerpen, tot hunne bepaalde werkzaamheden behoorende." Ik zou willen vragen, of dat artikel wel in het oog gehouden is 'bij het aanbieden van het proces*verbaal door perso nen, die zelve erkend hebben dat zij zich alleen uit liefde voor het alge meen belang en ongeroepen als bestuurders of leiders eener vergadering aan de groene tafel in het Nutsgebouw hebben geplaatst, en zich ook namens anderen tot het gemeentebestuur gewend hebben, om wenschenook van die anderen kenbaar te maken. Mogt die vraag ontkennend worden beant woord, dan meen ik dat omtrent dit adres kan worden overgegaan tot de orde van den dag. Ik vraag dit te meeromdat de heer Eigeman nog al niet weinig gewigt heeft gehecht aan de besprekingen dier belangstellenden. Dat geachte lid wenscht toch, zoo ik hem wel begrepen heb, eene gecom bineerde vergadering of eene demarche van eene commissie uit den Baad met eene commissie uit de ingezetenen, als eene soort van brug om tot elkander te komen en de zaak op de meest geschikte wijze te beëindigen. Daarbij geloof ik, dat, indien men al voor een oogenblik het welligt min der grondwettige van het ons toegezonden proces-verbaal over 't hoofd ziet, dan nog de oogst van 120 menschen, nadat zooveel publiciteit aan de zaak is: gegeven en zij in de dagbladen met zooveel warmte is behandeld dat die oogst, zeg ik, van 120 menschen al een zeer geringe mag heeten. Ja, neem aan dat die 120 personen al niet voor verreweg het meerendeel dezelfde zijn die reeds op het adres der 123 hebben geteekend, en dit valt met het oog op de onderteekenaren van het proces-verbaal te betwijfelen, dan vraag ik weder, Wélke stem aan die 243 moet worden toegekend in eene aangelegen heid, waarbij ruim 30Ó0 belastingschuldigen belang hebben. Blijven er"dan niet minstens 2750 over, die er tegen schijnen te zijn om over eene zoo groote som té beschikken tot verbouwing der gehoorzaal. Ik moet wijders nog vfagen ofal had de sympathie zich sterker geuit voor deze zaak ohs nog art. 45 der Gemeentewet wel vergunt om in deze te handelen naar aanleiding van zamensprekingen buiten den Raaddan Wel of dit ons gebiedt alleen volgens eed en geweten te stemmen. Ik zal dus nadele inlichtingen afwachten die mijne aanmerkingen kannen ontzenuwen alvorens mij vóór of tegen het besproken ontwerp te verklaren. De heer Hubrecht. Het gevoelen van mij is reeds genoegzaam neer gelegd in het rapport van de Commissie Vart Fabricage. Ik houd mij overtuigd, dat als een besluit wordt genomen in den geest van dat rapport, aan eene wezenlijke behoefte zal zijn voldaan. Telkens toch als in de gehoorzaal een tal van bezoekers aanwezig was, was de klagt algemeen over benaauwdheid, door bekrompenheid der zaal, en over slechte ventilatie; be zwaren die zich evenzeer voordeden in de kofiijkamer en belendende ver trekken. Ook vroeger heeft men de noodzakelijkheid erkend om de geheele zaal te verbouwen. De zaak wordt dan nu ook door een tal van ingeze tenen gesteund. Ik zou er dus allezins prijs opstellen indien de vergadering zich met dit plan vereenigde. Maar ik wensch even tc beantwoorden den heer Lezwijndie de vrees te kennen gaf, dat de verbouwing niet voor f 45000 zou kunnen tot stand komen, als men daarvan aftrok al wat verder voor meubilair als anderzins zal noodig zijn. De heer Lezwijn koesterde dus de vrees, dat men later wederom op de zaak zou moeten terugkomen en meer geld aanvragen. Ik kan hierop antwoordendat de zaak door de Commissie van Fabricage naauwkeurig is onderzocht; zij heeft na bespreking van deze zaak, het ontwerpen van de teekeningen aan den gemeente-architect opgedragen, die naar hare meening daarin uitmuntend is geslaagd, en welke plannen dan ook, na geringe wijziging, door haar geheel zijn overgenomen. Wij koesteren dan ook de volkomen overtuiging, dat de zaak wel degelijk voor de aangevraagde som behoorlijk zal kunnen tot stand komen. Wat de voorbeelden aangaat, die de heer Lezwijn heeft aangèhaaldom te betoogen dat meerendeels ontworpen plarirten de raming der köstën te bovengaan, ik kan dat geheel tegenspreken. De hoo- gere burgerschool was gesierd op f 46000en zij is aangenomen voor ruim f 45000; dè school op de Boomtnarkt, géfadtnd ojï 32000 is aangenomen voor f 30977 waaronder nog 4200 voor grondwerken. Ik geloof dus, dat de vrees van den heer Lezwijn ongegrond is, en ook niet bewezen. Ook heeft de heer Lezwijn zich beroepen op het gebouw van het Nut en dat van de gymnastiekschool. Wat het Nut betreft, vergist zich de heer Lezwijn; ik zelf heb zitting gehad in de commissie voor het gebouw van het Nut, en kan dus verzekeren dat het gebouw beneden de raming is aangenomen; wel zijn er nader meerdere gelden uitgegeven, maar de eischen van de commissie zijn dan ook hooger geweest en waren niet in de oorspronkelijke aanbesteding begrepen. Er hebben meerdere werkzaamheden plaatsgehad, dan aanvankelijk was bepaald, terwijl ook ten behoeve van het gebouw een stukje grond met den pastoor der nabijgelegen Katbolijke kerk is gewisseldeene houten schutting is vervangen door een steenen muuren zoo zal het misschien met de gymnastiekschool wel even eens zijn gegaan. Onze ervaring heelt geleerd, dat de gemeente-architect de plannen met zorg en juistheid berekend. Ik koester dus in geenen deele de vrees, dat deze f 45000 zullen behoeven overschreden te worden. De heer HaRtevelt. De heer Dercksen doet het voorkomen alsof het voorstel vftn Burgemeester en Wethouders een gevolg is van het adres bij den Baad ingekomenterwijl juist dit adres uit het voorstel van Burge meester en Wethouders is ontstaan, en aan de ingediende plannen tot ver bouwing van de gehoorzaal adhaesie geeft. Bij eene vorige gelegenheid had bij een ander lid dezér vergadering éen adres van vele onzer geachte ingezetenen niets te beteekenen, thans blijkt het, dat de heer Dercksen er anders óvef denkt. Hij heeft eene vergelijking gemaakt tusschen hét aantal personen', die voor de daarstelling van een gebouw, dat men Harmonie zoude noemen, hebben geteekend, en die, welke voor de verbouwing van de gehoorzaal hunne handteekening gaven en wil daaruit afleiden dat de sympathie zeer is afgenomen óf verflaauwd. De vergelijking gaat ten eenéh- male mank. Het is den heer Dercksen even goed als mij bekend, dat dè 4 a 500 handteekéningen zoovele verbindtenissen tot het lidmaatschap eener op te rigten sociëteit, tot eene contributie van f 10 'sjaars, betéekénden, terwijl hier Sprake isom te doen uitkomen hoezeer eene Verbouwing eh verbetering van de stads gehoorzaal gewenscht wordt. De heer Dercksen heeft zich eéné uitdrukking laten ontvallen die voor Leiden's ingezetenen niet zeer vleijend is: dé concerten, zeide hij, worden in den regel niet druk bezócht; ja! als het invitatie concerten geldt, dan was het zeer vol, m. a. w. als Leiden's ingezetenen voor een concert moéten betalen blijven zij te huis; ik moet dit tegenspreken. Buiten zoo veel andere redenen, waarom concerted in de stads-gehoorzaal soms weinig bezocht zijn, geldt vooral de slechte localiteit; niet alleen laat de zaal veel te wenschen over, maar al wat daarom heen is, noemt ieder onbevooroordeelde boven alle be schrijving slecht. Ik zal over zoo veel meer, door den heer Dercksen aan gevoerd zwijgen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft mijne volkomene sympathie. Wat het financiële punt betreft, moet ik op merken, dat ik veel liever tot eene leening zag besluiten, dan tot verkoop van inschrijvingen van het grootboekdie inschrijvingen toch hebben tot veel hoogeren koers dan den actuelen plaats gehadenal zal die niet ligt méér den besteden bereikénnu zoude het zeker verlies zijn. Eend leèhing van f 45000 is zeer gemakkelijk te plaatsen, en zal voor Leiden al stond er eene 0 achter, geen bezwaar opleveren; renten en aflossing be talen over zoo véle jaren gemakkelijker, dan dat men ieder jaar wederom zulke kleine sommen op het grootboek brengt. In het verslag der Commis sie van Financiën wórdt o. a. het volgende gezegd«Ook moet hier alleen sprake blijVèrt Van ee'ne zaal, waarvan het gebruik of tegen zekere retribu tie of gratis zal worden verleendmaar vóór dat daarvoor eenige gelden worden toegestaan, is het noodig dat definitief zij uitgemaakt, dat bij den bouw dezer zaal niet wordt beoogddat deze door dè gemeente als éen bedrijf worde geexploiteerd hetgeen buiten den werkkring van het gemeente bestuur ligt en aan de particuliere industrie behoort overgelaten te worden." Ook ik ben dit gevoelen toegedaan, onder dien verstande échte?, dat ik het te houden buflet door de gemeente wensch verpacht te ziéö, zonder eenige verdere inmenging; m. i. kan die pachtsom van eenige beteekenis zijn, en de pachter met voordeel werkzaam zijn, mits, en hierop komt het in alle zaken aan, de man voor zijne zaak berékènd zij. De Voorge stelde verbouwing zal aanleiding geven tot het telkens gebruik maken van de localen tot doeleindenwaarvoor de nu bestaande totaal ongeschikt zijn. De heer Dercksen. In antwoord aan den heer Hartevelt, moet ik te kennen geven dat er, volgens mijne opvatting, dit punt van vergelijking be staat tusschen de 400 personen die zich tot de aanvaarding van het lid maatschap der Harmonie hebben bereid verklaard en de 123 die, bij be hoorlijk geteekend adres, de verbouwing der gehoorzaal aan den Baad als eene wenschelijke zaak voorsteldendat eene vergadering was belegd voor de 400, waarvan niet allen verschenen zijn, en dat op die vergadering is besloten het bedoelde adres te ontwerpen en in te dienen. Ik vooronderstel dus dat aan die 400 personen genoegzaam gelegenheid is gegeven om aan de zaak deel te nemen, en ik meen dus te kunnen volhouden dat er 277 geweigerd hebben te teekenen. Maar in de tweede plaats zou ik mij heb ben schuldig gemaakt, volgens den heer Hartevelt, aan gekwetste majesteit jegens het gevoel mijner mede-ingezetenen. Ik heb gezegd dat het genoeg zaam blijkt, dat, misschien op invitatie concerten uitgezonderdhet getal van bezoekers van concerten dan toch zoo groot niet is, en het in deze stad ook zoo groot niet kan zijn. Het is een feit dat ik blijf volhouden, dat men hier, en bij tooneelvoorstellingenen bij opera's, èn bij concerten, bijna altijd hetzelfde personeel vindt. Of dus het getal bezoekers zooveel grooter zal zijnwanneer de verbouwing zal hebben plaats gehad, blijf ik betwijfelen. Ik acht de thans in de gehoorzaal bestaande ruimte voor dat doel vol doende. Maar dat wil niét zeggèn dat, als de ingezetenén iéts voor niét kunnen genieten, zij er dén slechts ruimschoots gebruik van maken. Ik heb zelf gezegd, dat, wat men ook aan de Nederlanders veSWijte, men niet kan verklaren, dat zij geen geld voor genot overhebben. Dus als ik die twee deelen Van mijne rede bij elkander voeg, dan vind ik daarin niet de bedoeling die de heer Hartevelt ik twijfel er niet aan te goeder trouw mij toegeschreven heeft. Men wil hier betalen wat men gèniet; maar men moet zich hierin matigen en dat doet men dan hier en elders. Dat doet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 3