Voor: de heeren du Rieu, Ver9ter, Sohellema, Bijleveld, Eigeman Le Poole, TielemanGoudsmit, Krantz, en Cock. De Vookzittee. Nu geloof ik, dat ik liet er voor mag houden, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders omtrent de verzending van het voorstel aan het Bestuur van het weeshuis en aan de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen is aangenomen. De heer Vëester. Het zoo even genomen besluit zal m. i. tot niets anders dan tot noodeloos uitstel leiden en hoewel op dat besluit niet is terug te komen vermeen ik daaromtrent evenwel eene opmerking te moeten in het raidden bren gen. Het heelt mij bevreemd dat het voorstel van het Dagelijksch Bestuur nu eerst werd gedaan en daarvan met geen enkel woord gewag is gemaakt in de missive die bij het voorstel van ons medelid Bijleveld is overgelegd. Vol gens den oproepingsbrief zouden wij dat voorstel heden behandelen en nu wordt dit onmogelijk gemaakt door een geheel onverwacht gedaan voorstel. Ik zoude wel wenschen datvoor het vervolgde leden dezer vergadering werden in staat gesteld van zoodanige voorstellen in tijds kennis te nemen. De VooEztTTEE. Het is een voorstel door een der leden gedaan, dat heden eerst is ingekomen. Nu ineenen Burgemeester en Wethouders dat deze zaak met geen overijling moet worden afgedaan, maar dat het wen- schelijk is, dat zoowel het Bestuur van het weeshuis als de Commissie tot het ontwerpen en herzien der plaatselijke huishoudelijke verordeningen daarover worden gehoord. Dit onderwerp ik nu aan de vergadering. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Scbeltema verlaat de vergadering. II. Rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, over 1870. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die rekening goed te keuren in ontvang tot eene som van f 475.in uitgaaf tot eene som van f 388.60, alzoo opleverende een goed slot ad f 86.40, hetgeen de pendanten in korting zal strekken van de toelage over 1871. De rekening wordt met algemeene stemmen goedgekeurd, hebbende de heeren van Wensen, du ltieu, de Freraery, Krantz en Hartevelt, als leden van de Kamer van Koophandel en Fabriekengedurende de behandeling dezer zaak de vergadering verlaten. III. Verzoek van den leeraar aan de hoogore burgerschool, II. Brongersma om gebruik te mogen maken van de leerzaal van natuurkunde en de aldaar voorhanden zijnde natuurkundige instrumenten tot het geven van les in de natuurkunde aan eenige dames. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: «In onze handen werd ten fine van berigt en raad gesteld een adres van H. Brongersma, leeraar in de wis- en natuurkunde aan de hoogere burger school alhier, houdende verzoek om gebruik te mogen maken van de leer zaal van natuurkunde in dat gebouw, benevens van de aldaar voorhanden zijnde natuurkundige instrumenten, en zulks ten einde aan eenige dames alhier, gedurende één uur 's weeks, les in de natuurkunde te geven. Wij hebben daarop ingewonnen het advies van den directeur der hoogere burgerschool alhier, hetwelk wij ons de eer geven hiernevens over te leggen. Met referte aan dat rapport, nemen wij de vrijheid u te radenden adres sant genoemd locaal en instrumenten tot bedoeld einde ten gebruike te verleenen." De heer le Poole. Ik heb volstrekt niets tegen dit verzoekmaar het bevreemdt mij in het rapport van Burg. en Weth. niets te hebben aange troffen omtrent voorwaarden waaronder het zal worden toegestaan. Ik zou er wenschen bijgevoegd te hebben dat de -kosten van het schoonhouden van de verwarming en verlichting van het lokaal, van het gebruik en de mogelijke beschadiging der instrumenten, ten laste van den adressant zullen komen. Ik vraag dit des te meer, omdat ook bij vorige gelegenheid zoo danige voorwaarden zijn gesteld. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders waren van oordeel, dat de onkosten, waarop de vorige spreker doelt, van zoo geringen aard waren dat zij niet in aanmerking kwamen. De heer le Poole. Zoo als ik zeide, bestaan ten deze antecedenten. Ik behoef slechts te wijzen op het besluit van deze vergadering van 30 December 1869. Toen was het dames-personeel, waarvoor het gebruik van het lokaal in de Gortenstraat gevraagd werd, wel minder voornaam, maar ik geloof, dat dit bij ons niet in aanmerking moet komen en dat wij ver- pligt zijn bij dergelijke aanvrage dezelfde voorwaarden te stellen. De Vookzittee. Als de vergadering dit verlangt, dan heb ik er vol strekt niets tegen, dat aan de inwilliging gelijke voorwaarden als vroeger, ten opzigte van een dergelijk verzoek, worden verbondenmaar ik doe toch opmerkendat die aanvragen niet gelijk staan. Het schoonhouden toch der hoogere burgerschool is aanbesteed en zoo ik goed ben ingelicht zullen de lessen niet des avonds worden gegeven. Het voorstel van den heer Le Poole wordt voldoende ondersteund. In omvraag gebragl wordt het aangenomen met 19 stemmen tegen 1. Tegende heer du Rieu. Het verzoek wordt hierop onder de bedoelde voorwaarden toegestaan. IV. Adres van J. J H. Bokhorst, hulponderwijzer le klasse aan de open bare lagere school n°. 2 voor minvermogendenhoudende bezwaar tegen zijne bezoldiging tijdens de waarneming dier school als tijdelijk boofd-onder- wijzer, en verzoek om ontslag. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt «Burgemeester en Wethouders hebben de eer, onder overlegging van het adres van J. J. H. Bokhorst, u dienaangaande te berigtendat, bij het over lijden van den hoofdonderwijzer van Efveren, zij de w aarneming dier school als hoofdonderwijzer hebben opgedragen aan den lcn hulponderwijzer J. J. H. Bokhorst; dataangezien noch bij de wetnoch bij eenige verordeningbepaald is welke bezoldiging voor eene dergelijke tijdelijke waarneming zal worden ge noten zij hem daarvoor hebben toegelegd even als eenige jaren te voren met denzelfden hulponderw ijzer in gelijke omstandigheden de volle jaarwedde van f 1200, aan den hoofdonderwijzer toegekend, evenwel met inhouding der jaarwedde die door hem als hulponderwijzer werd genoten; dat, vermits de weduwe van den hoofdonderwijzer van Efveren voorshands verpligt was de huur van het door haar overleden man gehuurde huis te voldoen, zij het billijk achtten deze dan ook in het genot der toelage of 300 te laten voor vrije woning gedurende ten minste drie maandenter wijl zij eindelijk het nog over 1870 overschietende gedeelte dier toelage, als bewijs van goedkeuring over de plaats gehad hebbende waarneming, aan Bokhorst voornoemd hebben toegekend. Ook heeft hij ontvangen f 50 voor het innen der schoolgelden. Bij dit adres vordert hij, bewerende dat de jaarwedde aan de betrekking verbonden en die hem als waarnemer toekomt f 1500 bedraagt, f 75, zijnde het bedrag voor drie maanden toelage voor huishuur. Uit het boven staande moet u het onwettige van dien eisch reeds blijkenen daar noch eenige wetsbepaling noch eenige verordening voorschrijft welke belooning aan den waarnemer zal worden toegekend en hij reeds eenmaal ondervonden had, bij gelijke gelegenheid, hoedanig zijne diensten door het toekennen dier jaarwedde worden beloond, komt dit des te meer te blijken. De schoolopziener, door ons verzocht in deze ons zijn gevoelen te doen kennen, heeft ons het rapport doen toekomenhetgeen wij de eer hebben hiernevens in oiiginali over te leggen. Wij nemen mitsdien de vrijheid u te raden den adressant te kennen te geven dat zijn verzoek bp dit punt voor geene gunstige beschikking vat baar is. Wat overigens zijn verzoek aangaat om ontslag uit zijne betrekking met den Len Maart dezes jaars, wij hebben hieromtrent den hoofdonderwijzer ge hoord en maken met dezen geen bezwaar hem dit eervol te verleenen waartoe wij de vrijheid nemen te raden." Het bovenvermelde advies van den schoolopziener is van den volgenden inhoud: «Onder terugzending van het in mijne handen gesteld adres van den hulp onderwijzer Bokhorst aan den Gemeenteraadheb ik de eer u de volgende opmerkingen mede te deelcn De voorstelling van adressant, alsof de hoofdonderwijzer der school eene bezoldiging van 1500 geniet, is onjuist. De bezoldiging bedraagt slechts ƒ1200, benevens 5 pCt. der schoolgelden. Indien hem geene vrije woning kan verschaft worden, ontvangt hij eene vergoeding voor huishuur ten bedrage van driehonderd gulden (Gemeentebl. 1866, n°. 16, 1867, n°. 1.) De bezoldiging en de 5 pCt. der schoolgelden zijn door adressant ontvan gen. Er kan dus alleen sprake zijn van het verschaften van vrije woning of vergoeding voor huishuur. De belooning der waarnemende onderwijzers is niet bij de wet geregeld. De minister heeft beslist dat dit eene aangelegenheid is, behoorende tot de gemeentelijke ambtspoütie, bij plaatselijke verordening te regelen. Zulk eene verordening bestaat hier tot dusverre niet. Sedert de invoering der wet van 1857 is enkele malen de eerste hulponderwijzer met het oppertoe zicht der school belast, bij ongesteldheid van den hoofdonderwijzer, telkens zonder daarvoor eenige belooning te ontvangen of daarop aanspraak te ma ken. Slechts eenmaal is de eerste hulponderwijzer al9 hoofdonderwijzer op getreden bij vacature, namelijk deze zelfde hulponderwijzer Bokhorst vóór de benoeming van van Efverenhij heeft toen het traetement van den hoofd onderwijzer genoten, zonder meer, en zonder aanspraak op vergoeding voor huishuur te maken. Ook in andere plaatsen, waarnaar ik heb kunnen infor meren wordt nimmer gedacht aan eene vergoeding voor huishuur aan den hulponderwijzer voor eenige weinige weken of maanden met de waarneming belast. Adressant kan bijgevolg noch eenige verordening, noch eenig ante cedent aanwijzenwaardoor hij zijn vermeend recht kan staven. Het zij mij geoorloofd u bij deze gelegenheid opmerkzaam te maken op het wenschelijke eener verordening, waarbij dergelijke vragen eens voor goed worden beslist. De minister heelt reeds in 1862 Gedep. Staten verzocht de aandacht der gemeentebesturen daarop te vestigen. Ik wil hier alleen nog bijvoegen dat ik het adres niet zonder groote verontwaardiging heb gelezen en vind dat het niet slechts getuigt van ver regaande onbeschaamdheid, waarvan dit trouwens niet het eerste bewijs is, doch ook van ondankbaarheid tegenover de welwillendheid en vergevingsge zindheid die adressant meer dan eens van u heelt ondervonden." Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. V. Adressen houdende verzoek ora ontslag van a. J. M. Elshout, als hulponderwijzer der le klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs Ie klasse, voor jongens; b. J. F. van der Blijals 3e hulponderwijzer der 3e klasse aan de open bare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 2e klasse, voor jongens; c. I. Brevéeals 2e hulponderwijzer der 3e klasse aan de openbare school n°. 2, voor onverraogenden. Burgemeester en Wethouders stellen voor, na de hoofdonderwijzers te hebben gehoord het gevraagde eervol ontslag aan deze drie adressanten te verleenen, en wel aan J. M. Elshout met 1 Maart, aan J. F. van der Blij met 1 April en aan I. Brevée met 21 Februarij e. k. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Goud3MIT. Ik wenschte wel van den Voorzitter te vernemen of Burgemeester en Wethouders voornemens zijn gevolg te geven aan den wenk van den schoolopziener de Goeje, in zijne straks voorgelezene missive te kennen gegevenom eene verordening vast te stellen tot regeliug van de vergoeding, die aan hulponderwijzers zal worden verleend, wanneer zij tijdelijk de betrekking van hoofdonderwijzer moeten vervullen. Het komt mij voor, dat het wenschelijk is, dat men eens aan zoodanige verordening denke, omdat dergelijke gevallen zich meermalen voordoen en te dien aan zien niets geregeld is. De Vooezittee. De brief van den heer de Gocje is eerst Zondag 11. bij mij ontvangen. Burgemeester en Wethouders hebben 11. Maandag reeds over den gegeven wenk van gedachten gewisseld deze zaak is dus in be handeling bij Burgemeester en Wethouders. Ik kan er echter bijvoegen dat vroeger meermalen ever zoodanige regeling gesproken is, die eigen aardige bezwaren heeft. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 2