heer de Fremery is dus min of meer in weêrspraak met zichzelvenomdat hij daadwerkelijk heeft getoond zeer wel te kunnen doen en daarstellen wat hij thans voorgeeft niet te hebben kunnen verrigten. Het spijt mij daarom dat hij met Burgemeester en de overige' heeren Wethouders nog niet enkele stappen verder is gegaan op den goeden weg die reeds inge slagen wasomdat daardoor nog zeer veel onevenredigs en dus onbillijks bij de aanstaande heffing zou zijn weggenomenen wel speciaal de oneven redige druk die nu nog wegen blijft op de middelklassewaarvan ik zoo even sprak. i)e heer Scheltema. In antwoord op het aangevoerde door den heer de Fremerydie verwacht had dat de Commissie verder ware gegaan dan te beoordeelen hetgeen in hare handen was gesteldmoet ik zeggendat de Commissie daartoe geen tijd heeft gehad. Wel had ik gewenscht om nu bij deze gelegenheid te onderzoeken of in onze tegenwoordige belasting eenige verbeteringen waren aan te brengenten einde zoo mogelijk aan de geopperde bezwaren te gemoet te komenmaar zulk een onderzoek vereischt tijd, daartoe moet de belasting in hare werking worden nagegaan, van alle kanten bekeken en d fond onderzocht worden. Met den besten wil was dit nu niet mogelijk. Toen de Commissie het voorstel van Burgemeester en Wethouders ontvingstond de heer Buys op het punt van voor een paar dagen uit de stad te gaanterwijl mij te kennen was gegeven dat Burge meester en Wethouders het spoedig en wel reeds heden wenscbten te be handelen zoodat wij wel niet anders konden doen dan over het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het daar ligt, advies uit te bren gen. Wat nu de voorgestelde wijzigingen betreft, zoo laten die het hoofd beginsel van de belasting onaangetast en zijn zij niet van ingrijpenden aard wat mij echter vooral bewogen heeft mij bij die wijzigingen neêr te leggen is de verklaring van Burgemeester en Wethouders dat daardoor veler bezwaren zullen wegvallen. Hebben wij ons dus nu door gebrek aan tijd moeten bepalen bij ons advies over de voorgestelde wijzigingenzoo neemt dit wiet weg dat de Commissie later op de zaak kan terugkomenten einde te onderzoeken of aan de belasting welligt veranderingen en verbeteringen zijn aan te brengen. De heer van Heukelom. Ik heb tegen dit voorstel nog al bezwaar. Een voorstel om zoo maar ruim f>00 personen met één pennestreek vrij te laten van eenige betaling, vind ik nog ai kras. Ik moet hierbij vragen, of dan alle middelen uitgeput zijn om die menschen op eene gemakkelijke wijze tot betaling te brengen. Ik heb wel eens gehoorddat men zich onder de bedoelde belastingschuldigen al tamelijk gemakkelijk van de verpligting tot betaling afmaakte. Het kwam er op neder dat de buren elkander afvroegen «Betaalt gijf-' «Neen.v «Welnu, dan ik ook niet," en dat heeft men laten gaan, zoodat wij nu op den schoonen weg zijn gekomen om dien lijdelijken tegenstand te wettigen. Men wil nu een grens stellen bij f 50. meubelwaardemaar zijn de bezitters van f 60 meubelwaarde dan zoo veel rijker? en is het van dezen niet te vreezen dat zij eveneens zullen hande len? en wat dan? Ik had wel gewenscht dat men eenig middel had trach ten aan te wenden om die menschen langs gemakkelijken weg tot voldoening der belasting te brengen. Men bedenke toch dat zij door de afschaffing der accijnsen geheel ontlast zijn en het niet meer dan billijk is dat zij een zoo gering bedrag in de algemeene lasten bijdragen; het gaat niet aan pm zoo maar alle 'betaling te weigeren. De heer de Fremery. Het ware zeker wenschelijk, dat de mindere klasse ook kon bijdragen ie de algemeene lasten. Maar als nu eenmaal blijkt dat de grens te ver gaat, is het toch beter terug te keeren dan zijne on- magt te laten blijken door aanmaningen waaraan niet voldaan kan worden. En dat men menschen wier meubelwaarde zoo gering is niet tot betaling dwingen kan, bewijzen wij met de aangehaalde woorden. Men kan wél een dwangbevel uitvaardigen, maar executie is niet mogelijk, als men op de bepalingen van de wet let. ,Pe heer VAN Heukelom, Ook ik zou op die menschen geen middel van contrainte willen toegepast hebben. Maar er zijndunkt mijneg wel andere middelen. Ik geloof niet dat het laatste middel is uitgeput. De heer de Fremery. De gemeentewet geeft de regelen voor de in vordering van de plaatselijke belasting aanen dientengevolge zijn dan ook nu ep .dan dwangbevelen uitgevaardigd. Maar daarbij blijft het dan ook omdat bij die kleine vorderingen geene waarde aanwezig is om den aanslag- en de kosten der vervolgingen te dekken. En of men nu Ook veel baat zoude vinden om die menschen nog op vriendelijker wijze tot betaling juit te noodigendat betwijfel ik ten sterkste, ook brengt de wet dit niet mede en ligt het niet op den weg van den ontvangerdie ge houden is de voorschriften der wet op te volgen. ,De heer Goudsmit. Ik vereenig mij met de grief van den heer yan Heukelom. Ik acht het ook gevaarlijk om met één pennestreek 950 per sonen tot proletarii te verklarenen dit zoowel op financiëlen als op mo- relen grond. Het heeft yeel tegen tot zoovele ingezetenen als het ware te zeggengij telt voor niets en betaalt niets aan de gemeentekas. Een tweede grief, die ik hebis dezedat diet gebleken is de onmogelijk heid van andere middelen om die personen tot betaling te brengen. Maar daar komt nog eene derde grief bij. In plaats van al die menschen zoo in eens te ontlastenzou~ men toch eens een proef hebben kunnen nemen met de executie en daarvan de werking afwachten. De deurwaarder kan wel degelijk beginnen te executeren na het uitgevaardigd dwangbevel, al mag hij dan niet verder gaan dan de wet eischt. Zoo zou misschien een begin van executie schrik onder (die menschen brengenzoodat men dan niet meer zou behoeven te hooren: gij betaalt niet, ik ook niet. Ik wilde alzoo de zaak latenzooals zij nu isen kan men al niet executerenzoo wenschte ik een zoo groot aantal schuldenaren niet te ontheffen in den vorm zoo als dit voorstel het aangeeft. De heer de Fkemery. Ik moet tot mijn leedwezen erkennen, dat het getal dergenen, die zouden moeten norden vrijgesteld, niet juist is opge geven. Het is mij ontgaan, wat in de proef stond, maar in de memorie van toelichting is eene fout ingeslopen. Immers de laatste categorie had moeten zijn van 4.0 tot f 49. Er bestaat dan onderling eene betere ver houding tot degenen waarvan de grens begint van hen die gerekend wor den de belasting te kunnen betalen, f 50 meubelwaarde had alzoo moeten uitgesloten blijven van de vrijstelling. En dat cijfer van f 50 heeft al da delijk een grooten invloed, want dan kunnen van die 953 worden afgetrok ken 127. Dus dan zullen er slechts vrijgesteld worden 726 personen. De heer du Iüeu. Er zijnmeen ikbij dit voorstel twee veranderin gen voorgedragenalsdat er zal afgetrokken worden niet f.650zooals tot nu toe geschiedde, maar ƒ300, en, in de tweede plaats, dat, waar de meubelwaarde beneden de f 50 is, er geene belasting zal ^gevorderd wórden. Door die verandering zullen dan, blijkens de nadere toelichting door den heer de Fremery, 726 belastingschuldigen worden ontslagen Maar nu moet ik vragen, of door de eerste verandering, dat van het belastbaar inkomen f 300 zal moeten worden afgetrokken in plaats van 250, deze ont heffing geen invloed zal hebben op het aantal belastingschuldigen? Er zullen er nu toch minder op het kohier worden gebragt. ?Ik stel mij voor, dat daardoor ook een grooter getal personen zal worden gebaat. Ik zie geene reden om die menschen zoo maar te ontlasten. Ik meendat een ieder zooveel mogelijk dient bij te dragen in de algemeene lasten. En als men die menschen wat kras wilde aansprekenzou men nog wel wat van hen kunnen krijgen. De heer Goudsmit. Men wordt nu geplaatst tusschen de zeer naauwe grens van ƒ49.99 en f 50, en het zal letterlijk in de hand van den ont vanger zijn of hij zal willen executeren of niet. Ik wenschte liever, dat er beneden zekere som konen boven zekere som moest geëxecuteerd worden. Bij onwil of poging tot ontduiking zal de deurwaarder door den ontvanger tot executie worden gemagtigd, bij onvermogen daarentegen de executie kunnen worden nagelaten. Het arbitrium van den ontvanger zal dus ieder geval op zichzelf kunnen beoordeelenterwijl volgens het voorstel eene absolute ontheffing plaats vindt. De heer Scheltema. Hetgeen Burgemeester en Wethouders voorstellen komt hoofdzakelijk neêr op eene inkrimping van de grens van belasting schuldigheid, en ik kan daarom dan ook niet zeggen dat de voorgestelde wijzigingen mijn onverdeelden bijval hebben. Maar wat mij vooral gemo veerd heeft om er gunstig op te adviseeren is, zooals ik reeds weide, in de eerste plaats de verklaring van Burgemeester en Wethoudersdie met de uitvoering belast zijn en dus het best met de werking der belas ting bekend kunnen zijndat door die wijzigingen veler bezwaren zul len wegvallenen voorts ook dat bet bedragdat de belasting minder zal opbrengen door de vrijstelling van een 700-tal belastingschuldigen, bijgeval er over de overigen moet worden omgeslagen, betrekkelijk gering is. Bekent men de aanslagen dier 700 gemiddeld op ƒ2 of ƒ3, dan zal dat bedrag, in aanmerking genomen dat vele dier aanslagen nu ■toch niet geiud worden, hoogstens f 1500 zijn. En die som is waarlijk niet groot, in vergelijking van het totale belastingcijfer, zoodat ik geloof dat hierdoor het bezwaar tegen de voorgestelde wijzigingen veel wordt yer- ligt. En aangezien nu het vaststellen der belasting voor het volgende jaar spoed eischtzou ik de vergadering wel in overweging willen geven om zich bij de voorgestelde wijzigingendie eigenlijk vrij onschuldig zijnneer te leggen. In den loop van het volgende jaar zou dan de belasting herzien kunnen wordenten einde a lête reposée te onderzoeken of daarin welligt meer doortastende verbeteringen te brengen zijn. De heer van Heukelom. Dat het geldelijk bedrag der zaak zoo gering was, heb ik ook wel begrepen. Maar bij mij weegt het bezwaar dat het getal personen, -die worden vrijgesteld, een zoo groot bedrag maakt. En waarom worden zij vrijgesteld? Omdat zij geweigerd hebben te betalen. Daartegen moet ik opkomen, en ik blijf van meening, dat er nog wel mid delen zouden te vinden zijn om die personen tot betaling te nopen. Ik ge- lool datindien men daaromtrent eens andere gemeenten had geraadpleegd nog wel zoodanig middel zou gevonden zijn. De heer Cock. Ik zou aan den Wethouder voor financiën willen vragen boe groot waarschijnlijk het bedrag is dat anders door die 726 belasting schuldigen gezamenlijk zoude moeten betaald worden, De heer de Fremery. Ik acht het waarschijnlijk dat gemiddeld ieder voor ƒ2 is aangeslagen. Wordt ons voorstel dus aangenomen dan zal er on geveer f 1400 als oninvorderbaar worden losgelaten. En wat de grens aangaat, waarvan de heer Goudsmit gesproken heeft, deze is niet zoo naauw afgebakend als de geachte spreker vermoedt. Tot nu toe was er altijd een verschil in guldens, maar niet in centen. Dus die grens is wel wat ruimer genomen dan hij meent. Wat nu het oninvorderbaar verklaren betreft, vraag ik, of dan het kohier niet eene waarheid moet zijn, en of men, door er op te brengen postendie ten slotte toch zullen blijken on invorderbaar te zijn het niet tot eene onwaarheid maakt,-als wij vooraf weten dat van ongeveer 700 personen de aanslag niet zal worden betaald? Op de vraag van den heer van Heukelomwaarom wij die personen niet zouden kunnen dwingen om te betalen, zal ik hem gaarne rekenschap geven. Het is omdat verle den jaar een voorstel van Burgemeester en Wethouders niet is aangenomen om voor eerste levensbehoeften in plaats van f 250zoo als nu heeft plaats gehad, ƒ300 van het belastingschuldig kapitaal af te trekken; noodwendig moesten de oninbare posten door die afstemming vermeerderen. De Com missie van Financiën heeft dit bezwaar nu ingezien en voor het volgende jaar ons primitief voorstel overgenomen en aangeraden. Wat de grens be treft, waarop men de betaling zou kunnen aanvangen; ik geloof, dat die nu waarlijk zeer geleidelijk wordt in acht genomen en toegepast. De heer Cock. Nu ik van den heer de Fremery hoor, dat het geza menlijk bedrag van hetgeen door die 726 belastingschuldigen, die men ons thans voorstelt vrij te stellen, zoude moeten opgebragt worden, niet meer zal zijn dan hoogstens 1400 a ƒ1500 en dat wel op een totaal bedrag van ƒ84000, nu wil ik wel komen tot het voorstel van Burgemeester en Wethouders en niet streng vasthouden aan eigen meening. Ik Jaat mij juist bewegen door de geringheid der som, welke maakt dat door de voorgestelde vrijstelling de andere belastingschuldigen niet dan onbeduidend zullen ver hoogd worden. Er komt nog bijdat wij wel haast niet anders doen kun nen. Is het toch -waar, dat ten vorigen jare niet met genoegzame klem tegen deze kleine belastingschuldigen is gehandeld, zco moge ik het feit op zich zelf betreuren maar de ondervinding leert tevens dat, is dit verzuim eens gepleegdhet herstel uiterst moeijelijkzoo niet onmogelijk is. Nu tegen bezeilde personen strengheid uit te oefenen, die men verleden jaar vrijjiet,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 2