hoe willen die alle eigen aangiften beoordeelen Er is echter over de
controle van Burgemeester en Wethouders, zoowel vroeger door mij als
nu op nieuw door vorige sprekers, reeds zoo veel gezegd, dat ik mij van
verdere bespreking van dit punt kan onthouden. Het zijn intusschen alle
theoretische beschouwingen, diarom wensch ik nog op een voorbeeld uit de
werkelijkheid te wijzenen wel op hetgeen in Rotterdam is geschied. Daar
heeft eene belasting met eigen aangifte bestaanmaar eene belasting op de
vertering en niet op het inkomenmet het oog op de eigen aangifte be
staat tusschen beide een zeer groot verschil. Nadat die belasting te Rot
terdam drie jaren bestaan hadheeft men ze moeten afschaffen en is zij ver
vangen door eene belasting naar vaste grondslagen, bijna geheel gelijk aan
die, welke men nu hier wil afschaffen. De oorzaak van de afschaffing was
gelegen in de eigen aangifte. Bij de discussie destijds in den gemeente
raad te Rotterdam gehouden, zeide de Wethodder de Bruyn ^dat de belasting
het kwaad in eigen boezem had door bet stelsel van eigen aangifte, voorts
voerde hij er nog dit bijdat hij geen blaam wilde werpen op allen die
zich te laag hadden aangegevenwant dikwerf geschiedde het te goeder
trouw, maar dat 2/3 der belastingschuldigen in dat geval verkeerden, van
namelijk te lage aangifte te hebben gedaan. Omtrent de uitoefening der
controle verklaarde de heer de Bruyn: de controle behoort tot de onmo
gelijkheden, en een andere Wethouder zeide: De zelftaxatien deugen niet
en Burgemeester en Wethouders, noch de Commissie van controle zijn bij
magte ze te verbeteren. En dit betrof nu nog maar eene belasting op de
vertering en niet op het inkomen. Een tweede bewijs meen ik te mo
gen putten uit de groote tegenstrijdigheid en inconsequentie die in dit
ontwerp bestaat. Voorop staat bet beginsel van eene belasting van het zui
ver inkomen en onmiddellijk daarnaast plaatst men het stelsel van belasting
naar vaste grondslagen en nog wel naar dezelfde grondslagen van de thans
bestaande belasting, die men geheel verwerpt. Dus om de income tax dan
zoogenaamd in toepassing te brengenhoudt men zich krampachtig vast aan
het bestaande stelsel. Ook Burgemeester en Wethoudershoezeer voor de
income-tax gestemddurven er niet mede van wal te stekenzonder het
stelsel van vaste grondslagen mede te nemen, maar dan ook het beginsel
van de income-tax, voor zooveel hun ambtelijken aanslag betreft, over
boord te werpen. Nog ecu bewijs is daarin gelegen dat men eigenlijk
het juiste inkomen niet eens weten wil, dat men het met de eigen aangifte
zoo naauw niet nemen wil en de income-tax wil gieten in den vorm eener
zoogenaamde klassen-belasting. Doch in eene klassen-belasting moet toch
ook de aangifte geschieden naar het zuiver inkomen; maar ze verschilt
daarin van eene ware income-tax, dat ze het hoofdbeginsel daarvan, juist
door de klassificatieverzwakt. Dat hoofdbeginsel eischt dat als A. 1/4 of
1/5 meer inkomen heeft dan B., A. ook 1/4 of 1/5 meer belasting moet
betalen. Maar wat zal nu in eene klassen belasting bet geval zijn. B. v.
in dit ontwerp is de 1' klasse, van ƒ2000 tot ƒ3000, wie nu bijna
ƒ2500 inkomen heeft, zal even veel betalen als een ander die bijna 3000
heeft. Eene klassen-belasting is uitgedacht om het aangeven gemakkelijk
te maken, maar is tevens daardoor in strijd met eene zuivere toepassing
van het hoofdbeginsel van eene income-tax. Ik geloof hier mede vol
doende te hebben aangetoond, dat het niet mogelijk is, vooral niet op de
thans voorgestelde wijze, om eene income-tax, getrouw aan haar hoofdbe
ginsel, in praktijk te brengen. -Nu nog een enkel woord over het adres.
Ik had, toen ik hoorde dat het zou inkomen, verwacht daarin eenige
goede argumenten te zullen vinden, doch ik heb er geen enkel in gevon
den. Daarin wordt o. a. wel gezegd dat de wetenschap reeds lang ten
gunste van eene belasting op het inkomen heeft beslist, maar ik zou wel
willen weten waar en wanneer de wetenschap beslist heeft. En om te be
wijzen dat ze in de praktijk goed werkt, wordt weer het afgezaagde argu
ment gebruikt, dat zij te Zwolle, Groningen en Leeuwarden bestaat. Dat
ze goed werkt is nog volstrekt niet uitgemaakt, zooals in ons rapport is
aangetoond. Men kan dus alleen zeggen, dat te Zwolle en enkele andere
plaatsen eene zoogenaamde income-tax bestaat; maar dat nu in eene andere
gemeente dit of dat bestaat, wat bewijst dit? Ik zal verder uit het adres
niet die punten releveren die reeds besproken zijn; een enkel afdoend ar
gument ten gunste van de income-tax heb ik er niet in gevonden. En
tegenover het eenige dat schijnbaar iets beteekent, dat ze namelijk in Zwolle
en enkele andere plaatsen bestaatzou ik deze vraag kunnen stellen
waarom bestaat zij niet in onze groote steden, Amsterdam, den Haag,
Utrecht, Rotterdam? Waarom heeft Rotterdam eene belasting op de ver
tering volgens eigen aangifte afgeschaft, en is men daar teruggekeerd tot
het stelsel van vaste grondslagen Om geen andere reden dan dat de be
lasting zeer slecht werkte, en de slechte werking was het gevolg van de
eigen aangifte, terwijl er geene controle mogelijk was. Tenslotte, wil men
nog een sprekend bewijs tegen de income-tax, dan wijs ik op Engeland.
Daar bestaat de income tax reeds lang, maar daar is zij zoo veel mogelijk
en bijna geheel zoogenaamd objectief, en hier wil men ze geheel subjectief
invoeren. De Engelsche income-tax treft zoo veel mogelijk alle inkomsten
aan de bron, en laat zoo min mogelijk op de eigen aangifte en den eed
aankomen, de controle is scherp en ontduiking wordt met zware boete ge
straft. Hier zal zij geheel op de eigen aangifte steunen. En van die
Engelsche income-tax nu verklaarde de tegenwoordige Engelsche minister
van financiën Lowe, lid van het liberale ministerie Gladstone, in het vorige
jaar, dat hij vóór het beginsel van eene income-tax was, maar dat zij één
gebrek en wel een zeer groot gebrek had, en dit was, dat zij voor een
deel op eigen aangifte rustte. En die zelfde minister Lowe stelde dan
ook voor om een bestaand tekort niet te dekken door verhooging van de
income-taxmaar door verhooging of wel meer productieve wijze van inning
van andere belastingen, hoofdzakelijk van de grondbelasting. Hij stelde die
verhooging toen zelfs zoo ruim voor dat tevens de income tax met 1 d.
per kon worden verminderd. Zoo dacht een bevoegd en onpartijdig be-
oordeelaar over de Engelsche income-tax, en nu zal men ze hier gaan in
voeren geheel steunende op eene eigen aangifte die niet te vertrouwen is,
en zonder eenige controle.
De Voorzitter. Ik moet aan de heeren doen opmerkendat het uur
reeds ver gevorderd is, en het voor de snelschrijvers bij de opgekomen
duisternis niet doenlijk is met de opteekening voort te gaan. Ik zou dus
in overweging geven de beraadslagingen voort te zetten op heden avond.
1870.
De heer Buys. Het zou voor mij bezwaarlijk wezen in eene avondzitting
tegenwoordig te zijn. En toch zou ik er prijs op stellen de beraadslagingen
geheel bij te wonen. Liefst zag ik daarom de voortzetting der beraadslaging
op een anderen dag bepaald.
De Voorzitter. Dan stel ik voor de verdere discussie te bepalen op
morgenten een ure.
De heer Goudsmit. Morgen zou ik verhinderd zijn de vergadering bij
te wonen, en waarschijnlijk ook andere heeren.
De heer Bijleveld. Ik zou er ook prijs op stellen de geheele discussie
bij te wonen maar morgen zullen ambtsbezigheden mijen naar ik vermoed
ook den heer van Outerenwaarschijniljk verhinderen tegenwoordig te zijn.
De Voorzitter. Welligt zou het dan beter zijn, de voortzetting te be
palen op morgen avond.
De heer Buys. Lettende op de moeijelijkheid om een anderen dag te
vinden tot voortzetting dezer bijeenkomst, wil ik, mijnheer de Voorzitter,
mijnerzijds niet langer bezwaar maken tegen het houden van eene avond
zitting.
Do Voorzitter. Ik stel voor de zitting, te verdagen tot heden avond
ten acht ure.
Dienovereenkomstig wordt besloten, en wordt alzoo de verdere beraad
slaging bepaald op heden avond ten acht ure.
Avond-zlttlng van Donderdag S December 1870,
geopend ten 8 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Bijleveld, Verster, du Rieu, DriessenKrantz
van Wensen, Wttewaall, Stoffels, Tollens, Hubrecht, Hoog, de Eremery,
Tieleman, Hartevelt, Lezwijn, EigemanBuys, Scheltema, van Outeren,
Cock, Goudsmit, van Heukelom, Dercksen en van den Brandeler.
De beraadslagingen worden hervat over de concept verordeningen tot
heffing en invordering eener plaatselijke directe belasting.
De heer Verster. Even als de heer Bijleveld breng ik gaarne hulde
aan den heer Hartevelt, voor de zorg en den tijd door hem besteed aan de
zamenstelling van een ontwerp, dat z. i. tot regeling zoude behooren te
strekken voor een hier ter stede in te voeren belastingstelsel. Het werk
van den heer Hartevelt moet m. i. des te meer op prijs worden gesteld,
naarmate hij vooraf heeft kunnen wetendat het aan eene scherpe kritiek
zoude worden onderworpenen dat tegenover de ondersteuning der voorstan
ders de bestrijding der tegenstanders te verwachten was. De humaniteit
van den heer Hartevelt 'is mij intusschen een waarborg dat, even als wij
zijne meening eerbiedigen, hij ook die van andersdenkenden zal toelaten.
Dit beginsel toch moet in ónze raadsvergaderingen voorzitten, zullen onze
beraadslagingen strekken tot nut der gemeente, wier belangen wij hier ge
roepen zijn tc behartigen. Ik zal tegen het voorstel stemmen op de gron
den reeds door de heeren Bijleveld en Cock bijgebragt. Ik zal die niet
herhalen. Ik wensch evenwel door mijne tegenstemming de verdenking van
den heer Goudsmit niet op mij te ladendie de tegenstanders de belasting
schuldigen doet rangschikken in eene categorie, door hem op zulk eene
wijze gequalificeerddat ik die hier liefst niet wil herhalen. Ook ik koester
zeer veel eerbied voor Hollandsche eerlijkheid. Ik doe daarin voor den
heer Goudsmit niet onder. Maar dat verhindert mij niet, en zal vermoede-
delijk ook den heer Goudsmit niet verhinderen, om des avonds onze huis
deur te sluiten en de sleutel zijner geldkist zorgvuldig te bewaren. Zelfs
de eerlijkheid moet niet op de proef gestelden de belastingschuldige niet in
verzoeking gebragt worden. Ik voorzie dan ook dat de eigen aangifte, die
regel moet zijn, ontaarden zal in eene uitzondering, en ik vermeen hier te
mogen herinneren aan de groote verantwoordelijkheidwelke aan het col-
legie van Dagelijksch Bestuur wordt opgelegd, wanneer dit geroepen zal
worden ambtshalve aan te slaan. Die taak is zeer gewigtig en ik geloof
dat het genoemd Bestuur die niet te ligt moet achten. Maar niet alleen
te lagemaar ook te booge aangiften leveren voor mij een bezwaar op.
Het is toch waarschijnlijk, dat menigeen den waren staat zijner zaken zal
willen verbloemen enom zich een crediet te verschaffendat hij niet be
zit, hoogere opgave zal doen, en zóó zal eene valsche aangifte tot officiële
en publieke waarheid worden verheven. Ik behoor niet tot hendie eene
opgevatte zienswijze quand méme willen doordrijven. Ik wil gaarne op eene
dwalingwanneer ik mogt overtuigd wordenterugkomen. Maar ten aan
zien vau deze zaak ben ik niet van gevoelen veranderden gaarne breng
ik hulde aan het rapport der Commissie van Financiëndie al de door den
heer Hartevelt aangevoerde argumenten volkomen heelt wederlegd. Toen er
sprake was van een onder de belastingschuldigen circulerend adres, was ik
zeer verlangend van den inhoud kennis te nemen, in de hoop daarin argu
menten te vindenwelke mij van gevoelen konden doen veranderen.
Maar het adres heeft mij te dien opzigte teleurgesteld. Wat aan argumen
ten te kort schoot, werd door het getal der handteekeningen evenmin ver
goed; want wat beteekent een aantal van 150 adressanten tegenover 4000
belastingschuldigen? Voor mij zou het adres een reden zijn om, wanneer
ik vóór den maatregel gestemd warevan zienswijze te veranderen aange
zien het adres het verlangen der groote minderheid der Leidsche ingezete
nen uitdrukt. Daarenboven is het gewoonlijk zoo moeijelijk niet ondertee-
keningen voor adressen te verkrijgen. Ik vernam bij toeval, dat het adres
bij iemand is bezorgd met de boodschap dat bij maar teekenen moest,
want dat het geen geld kostte. De persoon, die mij dat verklaarde, voegde
er tevens bij dat hij zelf niet wist wat hij geteekend had. Toen heb ik
hem de slotbelofte van het adres voorgelezenwaarop hij mij zeide zich
daarmede geenszins te kunnen vereenigen. Ik wil nu op het aangehaalde
feit het en uno disce omnes niet toegepast hebbenmaar ik vind er aan-
30