I
wat rijker is dan de vader van een talrijk huisgezin, die over dezelfde in
komsten te beschikken heeft. Dit bezwaar valt zelfs zóó sterk in het oog,
dat de voorstanders van een incomelax om het weg te nemen veelal niet
schromen met het beginsel van hun belastingstelsel te brekendoor daar-
naast een ander beginsel te stellen, dat in eene inkomsten-belasting eigenlijk
volkomen misplaatst is, namelijk hel beginsel om voor talrijke gezinnen eene
meer of minder belangrijke korting toe te staan. De beer Hartevelt volgt
dat voorbeeld en tracht op die wijze het genoemde bezwaar althans gedeel
telijk weg te nemenmaar ook niet meer dan gedeeltelijk. Immers wordt
zijn voorstel aangenomen, dan zal een huisgezin, uit vijf personen zamen-
gesteld. van hetzelfde inkomen evenveel belasting betalen als de alleen levende
burger, en toch is de laatste onbetwistbaar veel meer bemiddeld dan het
hoofd van eerstgenoemd huisgezin
Het valt verder in het oog, dat een inkomen uit solide effecten meer
waard is dan een ander van minder solide eflecten verkregen, en dat de
persoon die in den bloeitijd van zijn leven een enkele maal met groote in
spanning aan zijn persoonlijken arbeid een inkomen van 5000 ontleent, in
vermogen om tot de lasten van de gemeente bij te dragen nooit op één lijn
kan worden gesteld met hem, die uit zijn 2y2 pCt. inschrijvingen op het
grootboek van onze nationale schuld jaarlijks juist hetzelfde inkomen put.
Ten slotte nog dit: - want hel getal voorbeelden zou eindeloos kunnen
worden vermeerderd wanneer twee personen elk een kapitaal bezitten
van ƒ100,000 en de een dit kapitaal gebruikt tot aankoop van land, de
ander tot aankoop van fondsendan kan het ligt gebeuren dat de laatste
een inkomen geniet eens zoo groot als het inkomen van den eerste. Hij zal
dan ook de dubbele som in onze belasting bijdragen, ofschoon ten slotte
beiden even vermogend zijn.
De aangehaalde voorbeelden mogen voldoende zijn om de meening ie regt-
vaardigendat het zuiver inkomen geenszins aanspraak kan maken op den
naam van een volkomen juisten maatstaf van belasting.
Tegenover al de hier ontwikkelde bezwaren plegen de voorstanders van
een incometax, berustende op het stelsel van eigen aangifte, bij voorkeur
dit feil te stellendal de bewuste belasting in vele gemeenten van ons vader
land werkelijk bestaat en daar uitmuntend werkt, liet zij uwe commissie
intusschcn veroorloold te vragen, ol men zich in den regel omtrent die goede
werking geen groote illusion maakt? Immers de goede werking, waaropmen
zich beroept, moet ten slotte alleen daaruit blijken, dat de belasting lot geen
klagten aanleiding geeft. Maar wat bewijst dit feit? Naar hel oordeel uwer
commissie hoegenaamd niets. Immers de incomelax met eigen aangifte werkt j
d 111 slecht, wanneer velen in de gemeente hel inkomen dat zij genieten la
ger opgeven dan het werkelijk bedraagt. Nu is het zeer duidelijk, dat zij
die zich met dergelijke oneerlijke practijken inlaten, niet over verongelijking
klagen, terwijl alle anderen, die hun inkomen geheel naar waarheid opge
ven, maar onbekend zijn met het inkomen van anderen, evenmin aanleiding
hebben om met eenige reclame te voorschijn te komen. Alles schijnt dus
voortreffelijk te gaan; niemand klaagt, en toch is het zeer ligt mogelijk,
dat de incomelax op eene allerellendigste wijze wordt toegepast en groot
onregt uitwerkt. Met eene belasting als thans nog in deze gemeente be
staat, is het natuurlijk geheel anders gesteld Indien deze er toe leidt, dal
het inkomen van sommige ingezetenen te hoog wordt aangeslagen - - en dit
is bijna onvermijdelijk dan kan men volkomen zeker zijn, dat ook de
reclames en klagten niet. zullen uitblijven.
Uwe commissie wil uit al het bovenstaande geenszins de conclusie hebben
opgemaakt, dat naar haar inzien de incometax altijd en onvoorwaardelijk
moet worden afgekeurd. Zij w eet zeer goed dal het weinig moeite kost ook
tegen andere directe gemeente-belastingen eene lange reeks van grieven aan
te voerenzoodat er ten slotte niets anders overblijft dan dit om uit vele
gebrekkige stelsels liet minst gebrekkige te kiezen, llare stelling is deze,
dat zeer velen in deze gemeente bij hel beoordcelen van de verschillende
belastingstelsels eenzijdig te werk gaanzij hebben een scherp oog voor de
gebreken van het bestaande en schijnen daarentegen blind voor de enorme
bezwaren welke de incometax met zich brengt. De commissie van linantien
wenscht zich voor die eenzijdigheid te hoeden; zij erkent de gebreken van
het bestaande, maar oordeelt levens dat het met eenigen goeden wil zeer
ligt mogelijk zoude zijneen goed deel van die gebreken weg te nemen en
dus ten slotte eene direele belasting te vestigen, nog altijd zeer onvolkomen
zeker, maar toch minder gebrekkig en meer passende voor onze gemeente
dan een incomelax als nu wordt voorgedragen. Zij mag uwe vergadering
dus voor het oogenblik niet anders voorstellen dan om het plan van den
heer Hartevelt te verwerpen.
Voor het geval dat Uwe Vergadering zich niet mogl kunnen vereenigen
met bovenstaande beschouwingen en dus in beginsel besluiten tot de helling
van een incometax met eigen aangifte, veroorlooft de commissie zich nog de
volgende opmerkingen omtrent verschillende onderdeden van liet aanhangig
voorstel.
Ontwerp-llandsbesluitregelende de heffing eener plaatselijke
directe belasting te Leiden.
Art. 1. Men heeft de commissie opmerkzaam gemaakt op het verschil dat
er beslaat tusschen het hier bepaalde en art. I van het thans nog geldend
raadsbesluit, regelende de heffing eener plaatselijke directe belasting. Volgens
dat artikel wordt de hoofdsom in de begrooting verhoogd met vijf ten hon
derd tot het dekken van kwade posten, terwijl buiten de begrooting om,
tot vijf percent van de hoofdsom kan worden omgeslagen voor supplctoire
kohieren. De heer Hartevelt stelt daarentegen voor om in de bcgrooting
eene verhooging van hoogstelt 10 perc. op te nemen èn voor de kwade pos
ten restilutien enz.èn voor de suppletoire kohieren. Het praktisch ge
volg van dit verschil komt hierop neer, dat de vermoedelijke opbrengst van
de suppletoire kohieren in het vervolg zou moeten worden geraamd en
onder de gewone inkomsten begrepen. Valt echter die raming, zooals zéér
ligt mogelijk is, tegen, dan brengt de directe belasting minder op dan de
som waarop gerekend werd. Om dit bezwaar waaruit wel eens belemmering
van de dienst zou kunnen voortvloeijenaf Ie snijden, stelt de commissie
voor artikel 1 te lezen in den zin van de tegenwoordige verordeningdat
wil zeggen als volgt:
//Te beginnen met 1 Januarij 1871 wordt in deze gemeente geheven eene
//plaatselijke directe belasting tot een telken jare bij de vaststelling der be-
«grooting te bepalen som, welke echter het cijfer van ƒ150000 niet mag
"overschrijden. De vereischte som wordt verhoogd met vijf ten honderd voor
"kwade posten, terwijl bovendien tot ecu bedrag van vijl pereent van het
"in de begrooting voorkomende cijfer bij suppletoire kohieren kan worden
"omgeslagen."
Art. 2. Lettende op de bedenkingen door den Minister van Biunenlandsche
Zaken tegen eene vroegere belasting-verordening aangevoerd, vraagt de com
missie of men nu ook niet hier alleen «meerderjarige" personen in de belas
ting behoort aan te slaan? In hel geval deze vraag toestemmend wordt
beantwoordgeeft men in overweging het artikel aldus te lezen
«Aan deze belasting zijn onderworpen alle meerderjarige personen, die
«overeenkomstig art. 245 der Ccmeentewet, gewijzigd bij art. 6 der wet van
«7 Jul ij 18G5 (Stbl. n°. 79) in de gemeente hun hoofdverblijf honden of daar
«verblijven, voor zoo ver zij namelijk geacht worden een zuiver inkomen
«te hebben van minstens ƒ400."
Hoe lang men in de gemeente moet wonen om gezegd te kunnen worden
aldaar te verblijven, behoeft niet in de verordening te worden uitgedrukt,
omdat de wet zelve dien termijn aanwijst.
Art. 3. Tegen dit artikel heeft de commissie meer dan één bedenking.
Vooreerst merkt zij op, dat de redactie van de eerste zinsnede niet gelukkig
gekozen is. Zoo als daar staat zou de grondslag van de nieuwe belasting
zijn eigen aangifte of ambtshalve aanslag van het zuiver inkomen, terwijl
het toch duidelijk is dat het zuiver inkomen zelf den grondslag uitmaakt.
Eigen aangifte of ambtshalve aanslag is geen grondslag maar slechts een
middel, noodig om den aangenomen grondslag te kunnen toepassen.
Van meer gewigt is de bedenking, reeds in het eerste rapport van de
commissie ontwikkeld, tegen het hier aangenomen stelsel om den belasting
schuldige te laten kiezen tusschen een income-tax. en eene belasting, welke
naar de bijgevoegde instructie voor de schatters, ten slotte niet anders zijn
zoude dan eene verteringsbelastiug, zoo als thans geheven wordt. Voor
dergelijke willekeur mag de verordening geen deur openstellen. Eenmaal de
income-lex aangenomen, moet men niet als bij de belasting op het perso
neel, de. ingezetenen vrijelijk laten kiezen tusschen eigen aangifte of schat
ting. Het doen van aangifte moet als een stellige pligt gelden, en ambts
halve aanslag slechts doorgaan voor een onmisbaar middel om een gepleegd
verzuim onschadelijk te maken.
Dit doel wordt naar het oordeel van uwe commissie dan het best bereikt,
wanneer men artikel 3 eenvoudig leest als volgt:
«De grondslag van deze belasting is het zuiver inkomen van de belasting
schuldigen."
Hoe men dit zuiver inkomen leert kennen behoeft hier niet gezegd te
worden, omdat dit later in artikel 5 wordt uitgedrukt. En wat betreft den
ambtshalve aanslag, deze wordt later achter artikel 6 omschreven, als een
geheel buitengewone maatregelnoodig tot herstel van een door de belas
tingschuldigen gepleegd verzuim.
Art. 4. Reeds hierboven werd opgemerkt, dat het naar de meening van
uwe commissie hoogst moeijelijk zoo niet ondoenlijk is eene definitie van
het zuiver inkomen te geven, duidelijk genoeg om daaraan in de praktijk
als aan een veiligen maatstaf te kunnen vasthouden. Indien zij, in weerwil
van die opmerking, in de hier gegeven definitie berust, dan geschiedt dit
alleen omdat zij zich niet in staat acht daarvoor eene betere in de plaats
te stellen.
Art. 6. Vooreerst wordt opgemerkt, dat men verzuimd heeft hier ie bepa
len voor welke som elke belastingschuldige in de klasse waartoe hij behoort
zal worden aangeslagen. In overleg met den Voorsteller geeft de commissie
daarom in overweging het middencijfer van elke klasse als bedrag van het
zuiver inkomen aan te nemen, tenzij de belastingschuldige mogt verkiezen
bepaald op te geven welk het juiste bedrag van zijn inkomen is.
Maar in de tweede plaats heeft uwe commissie nog eene andere naar haar
inzien gewigtige bedenking tegen het hier bepaalde. Bedriegt zij zich niet
dan zal de klassen-verdceling hier vastgesteld de lagere standen in eene
sterke mate drukken. Aangenomen dat de gemeente als in dit jaar twee
en half percent van het inkomen heft, dan zullen de personen die acht
gulden 's weeks als loon genieten en dus ter naauwernood bezitten wat
noodig is om in de dringende behoeften van hunne gezinnen te voorzien.
2% X ƒ4.10. of ruim tien gulden betalen. Die zelfde personen zijn nu ook
belastingschuldig, maar voor een bedrag van één of twee gulden. Uwe com
missie acht het onmogelijk dit harde voorschrift na te leven, en durft dan
ook veilig voorspellen, dat zij die een inkomen genieten van vier, vijf en
zelfs zes honderd gulden bij oogluiking zullen worden vrijgesteld en dus ten
slotte niets betalendaar zij in elk geval niet kunnen opbrengen wat van
hen gevorderd wordt.
Het eenige middel om dit bezwaar en daarmede eene der boven ontwik
kelde grieven tegen de incometax weg te nemen, bestaat naar het oordeel
der Commissie hierin, dat men op het voetspoor van de thans nog geldende
verordening, een zeker gedeelte van het inkomen, bijv. 300, als volstrekt
noodig ter voorziening in het levensonderhoud, onbelastbaar verklare. Der
gelijke korting zal voor de onbemiddelden eene groote verligting zijn en op
het hooge inkomen geen noemenswaardigen invloed uitoefenen.
Op grond van een en ander wordt daarom voorgesteld aan het slot van
dit artikel nog deze zinsnede op te nemen«Als zuiver inkomen wordt aan-
«genomen het middencijfer van elke klasse, tenzij de belastingschuldige mogt
«verkiezen zelf het juiste cijfer van zijn inkomen op te geven.
«Van elk zuiver inkomen wordt ƒ300 afgetrokken en het overblijvende
«als belastbaar inkomen aangemerkt."
Art. 7 zal geheel moeten vervallen. Het daar bepaalde is na het voorschrift
in artikel 1 opgenomen, niet slechts doelloos maar ook geheel onuitvoerbaar.
Immers de begrooting wordt opgemaakt eenige maanden vóór den aanvang
van het dienstjaar en het belastbaar zuiver inkomen eerst geconstateerd na
dat reeds ettelijke maanden van het dienstjaar verstreken zijn. Hoe zal men
nu in October bepalen hoeveel elk behoort bij te dragen voor een inkomen,
dat eerst in Maart van het volgende jaar wordt opgemaakt?
In plaats van dat voorschrift, zou de Commissie nu in artikel 7 de vol
gende bepaling willen opnemen op den amblshalven aanslag betrekkelijk:
«Zij die verzuimen de aangifte te doen in artikel 5 vermeld, wordendoor
«het collegie van Burgemeester en Wethouders zoo noodig ambtshalve aan-
«geslagen in die klasse waarin naar zijne meening de nalaligen belmoren.
«Hetzelfde collegie is tevens bevoegd de aangiften, welke naar zijne over
tuiging kennelijk onjuist zijn, ter zijde te leggen eh daarvoor ambtshalven
«aanslag in tie plaats te stellen."
Art. 8. Zijn onder de vijf leden hier genoemd ook de hoofden van het
gezin zeiven begrepen, of rekent men op vijf leden buiten het hoofd? De
commissie vermoedt dat liet eerste bedoeld wordt en zou daarom voorstellen
den aanhef van het artikel duidelijkheidshalve aldus te stellen:
«Voor gezinnen, bestaande met inbegrip van het hoofd des gezins, uit
vijf leden of minder, die ten laste komen van dit hoofd, worden" enz.
Art. 9 en 10. Ofschoon de commissie tegen deze artikelen op zich zeiven
geen bezwaar heeft, zoo meent zij toch dat zij niet hier maar in het besluit
op de invordering belmoren te worden opgenomen.
Ontwerp-verordening op de invordering der plaatselijke directe
bela 'ling in de gemeente Leiden.
Art. 1. De laatste woorden van de tweede zinsnede: «of wel te verklaren,
dat hij verlangt ambtshalve te worden aangeslagen" dienen te vervallenwan-