HAHDELW TAN DIN CENEEHTERIAD TAN LEIDEN.
22.
Zitting van Donderdag 8 December l§TO,
geopend ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren BijleveldVerster, du Bieu, DriessenKrantz,
van Wensen, Wttewaall, Stoffels, Tollens, Hubrecht, Hoog, de Fremery
TielemanHartcvelt, Lezwijn, EigemanBuys, Scheltema, van-Outeren,
Cock, Goudsmit, van Heukelom, Dercksgn en van den Brandeler.
De heer Le Poole gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te
wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
24 November 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 29 November,
B, n°. 73/27, G. S.n°. 38, houdende goedkeuring van de begrooting
der dienstdoende schutterij over 1871.
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van eenige ingezetenen dezer gemeente, strekkende tot adhaesie
aan het belasting-ontwerp van den heer Hartevelt.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit aan te houden tot bij
de behandeling van het sub 5° aan de orde gestelde onderwerp.
2°. Voordragt ter vervulling der door periodieke aftreding ontstaande
vacature in de commissie voor de bewaarscholen.
3°. Voorstellen tot wijziging der Algemeene Policie-verordening.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de
leden in de leeskamer neder le leggen.
4°. Een den 20U dezer maand ingekomen adres van W. Haanstra, öm
ontslag als hulponderwijzer aan de openbare lagere school n°. 1 voor onver-
mogenden.
5°. Adres van G. J. Boelen ter bekoming van gemeentegrond.
0°. Adres van B. J. Fornara, ter uitbreiding van de stoep van zijn
woonhuis.
7°. Adres van de erven van Mevrouw de Wed. Mr. C. J. van Assen
om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1870.
8°. Adres van Abr. van der Heyden tot het bekomen van gemeen
tegrond.
9°. Adres van J. Bolt, om continuatie van het aannemings-contract der
plantsoenen.
10°. Verzoek van J. F. Elsman wed. J. II. Coronelter bekoming van
eene gratificatie, om zich een middel van bestaan te verschaffen.
11°. Adres van G. Tibboel c. s.stalhouders alhierwaarbij zij de her
stelling verzoeken van den straatweg van de voormalige Kijnsbursche poort
tot het Station.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze stukken te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine vnn berigt en raad.
12. Adres van P. H. Hoos, pachter van de ascli en vuilnis alhier, hou
dende verzoek dat, bij de gevraagde herziening der Algemeene Policie-ver
ordening, strengere straf op de overtreding in zake het ophalen van asch
en vuilnis worde bepaald.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van de Commissie voor de strafverordeningen, ten fine van berigt
en raad.
13°. Adres van de Vereeniging "Eendragt door Vriendschap", waarbij
deze het gebruik verzoekt der Stads-Gehoorzaal op Maandag 23 Januarij
1871, ter viering van het jaarfeest dier Vereeniging.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van
Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
De Voorzitter. Voorts moet ik nog mededeelen dat H. Maas zijn ver
zoek om gemeentegrond heeft ingetrokken, daar het hem gebleken is dat
over het grootste gedeelte van dien grond is beschikt.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een 2den hulponderwijzer der 4de klasse aan de open-
bare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1ste klasse voor jongens.
De heeren Verster, Stoffels en Cock worden door den Voorzitter uitge-
noodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
De voordragt bevat de volgende namen: Hendrik Wilhelm Bosman, Izaae
Brevee, Marcus de Haas, allen binnen deze gemeente werkzaam.
Met 19 stemmen wordt benoemd H. W. Bosman; zijnde 4 briefjes in
blancQ gelaten.
II. Verzoeken van de heeren P. H. Baron Taets van Amerongen en
Mr. F. Maclaine Pont, om ontslag als Regenten van het Heilige Geest of
arme wees- en kinderhuis, met eene voordragt van Burgemeester en Wet
houders.
Die voordragt is van den volgenden inhoud
"Onder overlegging van het rapport, ingekomen van Regenten van het
Heilige Geest of arme wees- en kinderhuis, op de in hunne handen ge
stelde adressen van de heeren P. H. baron Taets van Amerongen en
F. Maclaine Pont, waarbij deze het ontslag als Regenten verzoeken, hebben
wij de eer u voor te stellen aan die beide heeren op hun verzoek een eer
vol ontslag als Regent van het Heilige Geest of arme wees- en kinderhuis
te vcrleenenonder dankbetuiging voor de in deze betrekking belangeloos
1870.
bewezene diensten, en voorts, ten einde deze administratie voort te zetten,
bij den eenig overblijvenden Regent twéé leden uit den Raad te coramit-
teeren om met dezen over te gaan
1°. tot dc formatie van dubbeltallen, om daaruit het collegie aan te
vullenen
2°. tot het gezamenlijk voeren der administratie, zoolang tot dat ten
minste in twee der bestaande vacaturen zal zijn voorzien en deze leden als
zoodanig zitting zullen hebben genomen."
De heer Bijleveld. Hoewel ik dat niet veronderstellen kan zoo wenschle
ik toch te vragen, mijnheer de Voorzitter, of de dames-regentessen zich
weigerachtig hebben betoond tot het opmaken der voordragt mede te werken
De Voorzitter, Bij het doen van dergelijke voordragten zijn de dames
regentessen nimmer gehoord.
De heer Bijleveld. Ik wachtte dat antwoord, mijnheer de Voorzilter.
De vraag werd door mij gedaan met het oog op de verordening op het
weeshuis van den II Augustus 1864, die, blijkens informatiën ter secretarie
ingewonnen niet is ingetrokken of gewijzigd.
In art. 2 dier verordening lees ik
"Het bestuur wordt gevoerd door vijf regenten en vijf regentessen;"
en in art. 3
"De regenten en regentessen u:orden door den gemeenteraad, op voor
dragt van het bestuur dezer instelling benoemdgeschorst en ontslagen.
Bij het ontstaan eener vacature dient het bestuur, binnen twee maanden
daarna, eene voordragt in van twee personen, waaruit de keus zal worden
bewerkstelligd.''
Uit die bepalingen volgt m. i. duidelijk, dat het bestuur van het weeshuis
bestaat uit tien personendat daartoe behooren zoowel regenten als regen
tessen en dat van het bestuur eene voordragt moet uitgaan. Is mijne op
vatting juist, zoo bestaat op dit oogenblik het bestuur van het weeshuis nog
uit acht leden en zal het uit nog zes leden bestaan wanneer, conform het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, aan de heeren Taets van Ame
rongen en Maclaine Pont het verlangd eervol ontslag zal zijn verleend.
Die zes overblijvende leden zijn wel zonder eenigen twijfel bij magte eene
voordragt op te maken en ik meen daarom de vrijheid te mogen nemen,
mijnheer de Voorzitter, te vragen of in de gegeven omstandigheden wel
behoefte bestaat aan een exceptioneelen maatregel als thans wordt voorge
steld en of wij niet veeleer van het bestuur van het weeshuis moeten in
wachten eene voordragt, tot het indienen waarvan de heer Tichler zich,
blijkens het slot der aan den Raad gerigte missive, dan ook zijnerzijds
heeft bereid verklaard.
De Voorzitter. Ik dank u voor die mededeeling. Ik weet het niet
wel te verklaren, maar dat weet ik, dat tot dusverre nooit anders gehan
deld is. Ik geef echter toe, dat de veroidening eene andere wyze van
handelen medebrengt.
De heer Stoffels. Ik moet op het aangevoerde door den heer Bijle
veld antwoorden dat het inderdaad waar isdatals men de door hem
aangehaalde verordening in letterlijken zin opvat, de voordragt dient te
worden opgemaakt gezamenlijk door de dames cn de heeren. Maar ik
moet daartegen alleen opmerkendat zij nooit gezamenlijk vergaderenen
dat het dan ook nooit zoo beschouwd is, dat eene voordragt door hen
gezamenlijk zou moeten worden opgemaakt.
De heer Lezwijn. Ik meen mij te herinneren datbij de beraadsla
ging over de bedoelde verordening, door den heer van Kaathoven, destijds
regent van het gestichteene explicatie is gegeven aan de bepaling om
trent het doen der voordragten en wel in dien zin dat voor regenten en
regentessen ieder afzonderlijk door de heeren en dames voordragten worden
opgemaakt. Ik meen dan ook dat de Gemeenteraad zich daarmede heelt
vereenigd.
De heer Bijleveld. De heer Stoffels, mijnheer de Voorzitter, wijst
op onderlinge schikkingen en op usantiënwij behoeven zeker niet te on
derzoeken wat'daarvan is, m. i. toch mag de Raad alleen letten op het
geen de verordening bepaalt; wat ook de usantie moge medebrengen, zoo
geeft dit toch gelijk geen betoog behoeft, geen regt om van het bestaand
reglement af te wijken. Hetgeen door den heer van Kaathoven bij het
debat over de verordening van 1864 mogt zijn opgemerkt is mij onbe
kend ik laat dat in zijn volle waardemaar ik geloof niet dat dit kan
gesteld worden tegenover het duidelijk voorschrift der verordening zelve
waar eene wettelijke bepaling onddubbelzinnig is en geen twijfel overlaat
daar is, geloof ik, toelichting uit de discussiën onnoodig en buiten gesloten.
De Voorzitter. Ik geloof, na hetgeen is opgemerkt, dat het het veiligst
zou zijnindien de vergadering de beide adressen aan het bestuur van
het weeshuis renvoyeerde.
De heer Goudsmit. Ik beaam volkomen de juistheid der opmerking van
den heer Bijleveld; ik geloof met hem, dat de interpretatie van de zoo
duidelijke bepaling der verordening riiet opgaat. Bovendien zijn er zaken
in dat weeshuis te regelenals b. v. het toezigt over de voeding enz. enz.
waaromtrent gezamenlijk overleg van de dames en de heeren dient plaats te
hebben. Ik moet het alzoo bejammeren, dat Burgemeester en Wethouders
de verordening niet gekend hebben vóór en aleer men ons voorstelde tot
een buitengewonen maatregel over te gaanwant nu gaan weer dagen en
weken nutteloos voorbijvoor dat er eene definitive organisatie kan plaats
grijpen.
De Voorzitter. Als voorzilter van het Dagelijksch Bestuur moet ik
zeggen, dat ik het ook betreur, dat wij die bepaling der verordening over
het hoofd gezien hebben. Maar ik neem de vrijheid de opmerking te maken
dat de leden van den Raad, bij het benoemen op ingediende voordragten,
28