HANDELINGEN VAM DEN GENEENTEBAAD VAM LEIDEN.
19.
Zitting van Donderdag 3Ï October 18?0,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Hartevelt, Wttewaali, Stoffels, Tollens, Hu-
brecht, Hoog, de Fremery, EigemanLe Poole, Verster, Scheltema,
du Kieu, Cock, Dercksen van Outeren, Driessen, Krantz, van Wensen,
van HeukelomBijleveldBuysLezwijnTielemanGoudsmit en van
den Brandeler.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
20 October 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van den
18a°n dezer maand, B., n". 6402 (3a° afd.), G. S.n°. 17, houdende goed
keuring der raadsbesluiten van den 13en October jl., tot den verkoop van
boomen en de onderhandsche verhuring van den zolder en het magazijn in
de Smidsteeg.
2°. Missive van den heer H. Brongersma, waarbij deze kennis geeft
zijne benoeming tot leeraar in de wis- en natuurkunde aan de gemeente
instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs aan te nemenonder
dankbetuiging voor het blijk van vertrouwen hem door die benoeming op
nieuw gegeven.
3°. Missive van den Directeur der Koninkl. Nederl. Grofsmederij alhier,
houdende kennisgeving dat hij het verzoek, in de raadsvergadering van
16 Julij 1870 overgelegd, intrekt.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Proces-verbaal van het opnemen der kas en boeken van den Ge
meente-ontvanger, .op den 22en October jl.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit voor kennisgeving aan
te nemen en gedurende veertien dagen in de leeskamer neder te leggen.
2°. Vooidragt tot benoeming van een leeraar in de wis- en natuurkunde
aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs.
3°. Voordragt tot benoeming van een hoofdonderwijzer voor de openbare
lagere school n®. 2 voor minvermogenden.
4°. Voordragt tot benoeming van een 2"n hulponderwijzer der 3e klasse
aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1" klasse
voor jongens.
5°. Eapport op het adres van den Gemeenteraad van Alkemade, hou
dende verzoek dat de Baad genoegen neme met eene stevige en soliede
pont in plaats van met eene brug over de Bingvaart.
Wordt beslotenovereenkomstig de voordragtdeze stukken in de lees
kamer, ter inzage der leden, neder te leggen.
6°. Bapport der Commissie van Fabricage op eene missive van de
firma Liernur en de Bruyn Kops, in zake het Liernur-stelsel.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit stukter inzage van de
leden, in de leeskamer, bij de overige stukken betrekkelijk dit onderwerp,
neder te leggen.
7°. Adres van S. D. van Gelder, leerlooijer, houdende verzoek om den
eigendom van gemeentegrond.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën
ten fine van berigt en raad.
De Voorzittek. Ik heb voorts de eer aan de leden mede te deelen
dat de heer Cock officieel heeft te kennen gegeven de benoeming tot lid
van de Commissie in zake den toren der Mare-kerk zich te laten wel
gevallen.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een leeraar in het Hebreeuwsch aan het gymnasium.
De heeren Hartevelt, Tollens en Hoog worden door den Voorzitter uit-
genoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Door HH. Curatoren van het gymnasium wordt in overweging gegeven
tot die betrekking te benoemen den heer G. C. Steynisstudent in de
theologie aan de hoogeschool alhier.
De uitslag der stemming is dat met 22 stemmen benoemd wordt G. C. Steynis;
3 briefjes waren in blanco gelaten.
II. Voorstel omtrent de werklieden in dienst der gemeente.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt:
//Ten gevolge onzer daartoe gedane uitnoodigingin overeenstemming
met hetgeen ons opgedragen was in de raadzitting van den 28 October des
vorigen jaars, heeft de Commissie van Fabricage bij het hierbij gevoegde
rapport in overweging gegeven 1° wat nog voor aanbesteding vatbaar is
en 2° wat voordeeliger is in eigen onderhoud te behouden.
Met de beredeneerde en door cijfers en feiten gestaalde beschouwing
van dit gewigtig onderwerp ons in allen deele vereenigende, meenen wij op
grond daarvan te moeten voorstellen:
1®. om zich met de hoofdstrekking van dat rapport te vereenigen
2°. goed té keuren het openbaar aanbesteden van
a. het onderhoud der houten brugdekken
b. het diepen der grachten langs de wallen;
1870.
3®. goed te keuren dat het aantal werklieden worde verminderd met zes
waardoor het art. »dag- en weekloonen" eene vermindering zou ondergaan
van /"1790, doch daarentegen de beide sub 2 vermelde artt. met dat be
drag zullen worden verhoogd."
De Commissie van Financiën stelt in haar rapport voor aan Burgemeester
en Wethouders te kennen te geven
*1®. dat de Baad er voorloopig in berust dat het onderhoud van de be
strating in eigen beheer plaats hebbemaar zich voorbehoudt omwanneer
de termijnvoor welken de leverantie van keijen en klinkers werd aanbe
steed zal verstreken zijnnader te beslissen of op den tegenwoordigen
voet al of niet behoort te worden voortgegaan
2°. dat de Baad het onderhoud van alle andere werken wenscht aanbe
steed te zien en daarom het collegie van dagelijksch bestuur uitnoodigt om
in overleg met de Commissie van Fabricage het daarheen te leidendat
het getal vaste werklieden der gemeentevoor zoover die niet uitsluitend
aan de bestrating arbeiden, uiterlijk op 1 Januarij 1872 worde teruggebragt
tot zeer enkele personen, die belast zullen blijven met het verrigten van
die kleine werkzaamhedenwelke dadelijk voorziening eischen en niet onder
de aanbesteding konden worden begrepen."
De Commissie van Fabricage is, blijkens haar nader rapport, van mee
ning »dat in het wezen der zaak en wat het einddoel betreft, de conclusie
van het rapport der Commissie van Financiën minder juist en minder be
paald behelst, wat zoo duidelijk door HH. Burgemeester en Wethouders is
voorgesteld
1°. om te besluiten tot de openbare aanbesteding van:
het onderhoud der houten brugdekken j
het diepen der grachten langs de wallen
2°. om het aantal werklieden met zes te verminderen, waardoor f 1790
op de som van dagloonen wordt verminderd en daarmede de posten van
onderhoud der bruggen en van kaaimuren te verhoogen."
De heer Scheltema. Ik wensch vooraf een enkel woord in het midden
te brengen naar aanleiding van het wederantwoord der Commissie van Fabri
cage. Ik moet bekennen dat mij dit antwoord niet heeft bevredigd, het
geen welligt daaraan toe te schrijven is dat de Commissie van Fabricage
niet juist begrepen heelt het doel en de strekking van het voorstel der Com
missie van Financiën. Ik kan nu de cijfers gerustelijk achterwege laten.
Ik geloof dat daaromtrent de Commissie van Fabricage het nu vrij wel eens
is met de Commissie van Financiënalthans ik lees in het antwoord dat
de Commisie van Fabricage zich volkomen kan vereenigen met de stelling
dat //een werk in eigen beheer is uitgevoerdzoodra de gemeente den arbeid
levert, ook al zijn de verwerkte materialen bij aanbesteding gekocht." De
béide commissiën zijn het alzoo eens dat wij hier voor fabricage-werken
een eigen beheer op vrij groote schaal hebben -r ons voorstel nu betreft dat
geheele eigen beheer. De Commissie van Fabricage meent dat het zwaarte
punt van ons voorstel gelegen is in de straatwerkers en dat wij nog een
zeker aantal werkliedendus nog eene eigene fabriek zouden willen behouden.
Zij zegt dat zij zuiver gesteld en beantwoord heeft de vraag: wat voordee
liger is in eigen onderhoud te behouden. Doch dit is niet de vraag, die
bij ons voorstel voorop staat. Het kan zeer goed het geval zijn dat, wan
neer de gemeente in eigen beheer laat werken, eene eigen fabriek heeft,
het voordeeliger is om het een of ander werk zelf uit te voeren. Maar de
vraag is deze: of het in het belang der gemeente is om een eigen beheer,
een eigen fabriek te hebben. Dit is de vraag die gesteld moet worden en
die vraag meent onze commissie ontkennend te moeten beantwoorden. En
nu is het doel en de strekking van ons voorstel om het eigen beheer gelei
delijk af te schaffen. Daarbij doet zich nu tweederlei vraag voor, namelijk
in de eerste plaats of die afschaffing mogelijk is, en dit is niet twijfelachtig;
en in de tweede voornaamste plaats, of die afschaffing in het belang der
gemeente is, of wel, wat voor de gemeente voordeeliger is, in eigen beheer
te werken dan wel alle werken door anderen te laten uitvoerenmet alge-
meene concurrentie, door aanbesteding, of ook op andere wijze. Hoe het
werken in eigen beheer te vervangen dit laat ik voor het oogenblik in het
midden. Ik wilde dit alleen voorop stellen tot opheldering van ons voorstel,
omdat het mij voorkomt dat het door de Commissie van Fabricage niet
juist begrepen is, en om te voorkomen dat de discussie zal loopen over iets
dat niet door de Commissie van Financiën is bedoeld.
De Voorzitter. Wanneer ik in het collegie van dagelijksch bestuur
mijne stem gaf aan de meerdere uitbreiding van het systeem van aanbeste
ding dan heb ik er meermalen op gewezen dat men toch niet te ver
moest gaan. Dat panden, op deze wijze onderhouden, op den duur moeten
achteruitgaan ligt voor de hand. Nu zal men zeggen dat door een behoorlijk
toezigt daartegen kan gewaakt worden. Dit, Mijne Heeren, is juist wat ik
ontken. Ook in mijne betrekking als curator der hbogeschool zie ik hoe
uiterst raoeijelijk het is den aannemer aan zijn bestek te houden. Al ver
menigvuldigde men het aantal opzigters, zou de aannemer, wiens belangen
steeds in lijnregten strijd staan met die der aanbesteders, door exceptiën
van allerlei aard trachten zich aan zijne verpliglingen te onttrekken. Daarbij
komt dat men niet altijd met groote bazen te doen heeft, die over veel
werkvolk kunnen beschikken, maar dat juist door gebrek aan werkvolk
dikwijls dagen wordt uitgesteld wat onmiddellijke voorziening vereischt. Daarin,
meen ik dan ook de reden te vinden dat b. v. de Hollandsche IJzeren
Spoorweg-directie het systeem van aanbesteding van onderhoud werken laat
varendat fabriekanten voor hunne gebouwen dien weg niet volgen. Tn
dien stand van zaken acht ik het voorstel van de Commissie van Financiën
niet aannemelijk. Ik hoop dan ook dat de Baad het advies van de Com
missie van Fabricage, dat op praktijk gegrond is en niet op theorie, zal
volgen welke commissie toch zooals uit de laatste benoeming bleek teregt
het vertrouwen uwer vergadering geniet.
22