De heer Goudsmit. Ik ben niet zoo bevreesd om die 100 meer uit te geven, ook dan als het voor een jaarlijksch programma moet dienen. Een dergelijk programma toch heeit tweeërlei nut. In de eerste plaats ligt hierin een prikkel voor de docenten om te toonen dat zij "steeds op de hoogte der wetenschap blijven en ten gevolge van hun dagelijksch routine werk niet inslapen. Maar in de tweede plaats is een dergelijk programma een middel om tevens wetenschappelijke stukken aan het licht te brengen, die welligt niet of veel later aan het licht waren gekomen, tot groot nadeel der wetenschap. Ik herinner mij onwillekeurig het werk//Tien jaren uit den tachtig jarigen oorlogvan een onzer verdienstelijkste landgenooteneen opsteldat reeds spoedig alom vermaardheid heeft gekregenzelfs buiten Nederland. Ik neem zelfs aan, dat voor eene dergelijke zaak 200 werd uitgegevendan nog zie ik daarin geene ruïne voor eene stad als de onze. Geldt het publieke amusementen, men maakt geen bezwaar om daarvoor 1000 of meer te be stemmen. Hier geldt het slechts een paar honderd gulden voor zoogenaamde wetenschappelijke luxe. Ik kan niet begrijpen dat eene zoo heilzame weelde bij een man van de wetenschap althans bezwaar kan ontmoeten. De heer Cock. Ik stel wel degelijk hoogen prijs op het behoud in ons verslag van dergelijke wetenschappelijke verhandelingen. Het drukt op dat verslag een cachet van klassieke studie, dat niet anders kan dan gunstig terugwerken op het aanzien waarin de inrigting moet staan, van welke dat verslag uitgaat. l)it is vooral noodig in onze tegenwoordige zoo materiele eeuwin welke men de liefde en achting voor de studie der oude talen helaas, zoo algemeen ziet afnemen. Tevens is het ook een encouragement voor jonge docenten. Gp dit punt is er dus tusschen den heer Goudsmit en mij geen verschil. Het eenige verschil is, dat ik nog wel kans zie dat verslag uit die B00 uit te geven. Als men maar ernstig wil en wat overleg gebruiktkan men zooveel voor weinig geld gedaan krijgen. De heer Goudsmit. Ik verheug mij dat de heer C'ock toont het in beginsel met mij eens te zijn. Die 100 is eene qnuestio facli die ik niet kan beoordeelen. Maar in elk geval doet het mij genoegen te ontwa ren, dat de heer Oock zelfs niet altoos tegen wetenschappelijke weelde is en ik op dit punt in hem een bondgenoot vind. De heer Scheltema. Ik erken gaarne bet groote nut van dergelijke werken en indien ik bij mijn gevoelen blijf en alzoo tegen de verhooging van dezen post zal stemmen dan wil ik daardoor volstrekt niet geacht worden zulke werken als verderfelijk te beschouwen. De heer Goudsmit heeft ook gesproken van de vele honderdendie men voor amusementen over heeft en die hij liever voor het onderwijs wenschte besteed te hebben. Ik ben het geheel met den geachten spreker eens, dat men tegenwoordig wel veel voor amusementen over heeft, maar niet voor het onderwijs, namelijk voor dat van eigen kinderen. Het ware te wenschen dat dit anders was, dat ieder het voor zijne kinderen wilde bekostigendan behoefde de ge meente daarvoor niet zoo vele duizenden guldens subsidie te geven ongeveer het geheele bedrag onzer plaatselijke directe belasting. Ik heb nu niet zoo zeer op het oog het onderwijs voor on- en minvermogenden dit kost zoo veel niofr; maar mijne grief betreft vooral het onderwijs voor de gegoede en vermogende klasserivoor hen die hetzelven kunnen en dus moeten betaten; dit kost aan de gemeente verreweg het meeste. De Voorzitter. Wij komen zoo ongemerkt wéér op het terrein van het onderwijs. Ik geef in overweging de debatten hierover thans te sluiten en zal alsnu het voorstel van de Commissie van Financiën, tot vermindering van den post no. 106 6 met f 100, in stemming brengen. Dat voorstel wordt verworpen met 13 tegen 10 stammen. Voor stemden de heerenDercksen, van Outeren Bijleveld Lczwijn Tollens, Le Poole, Verster, Scheltema, du Eieu en Coek. De Voorzitter. Alzoo blijft die post onveranderd. Verder is nog door de Commissie van Financiën bedenking gemaakt op de kosten van vuur en licht, en heeft zij voorgesteld litt. c van het artikel weêr tot 250 terug te brengen. Ik moet opmerken, dat het uitgetrokken cijfer steunt op de uit gaaf van het vorige jaar. De heer de Fremerï. In 1869 is daarvoor 332.16 uitgegeven. De heer Lezwijn. De werkelijke uitgaaf bedroeg in 1869 /332. Wan neer nu de uitgaaf dit jaar wederom de begrooting overtreft, zal er dan op nieuw een hooger bedrag voor 1872 worden uitgetrokken? Waarvoor dient eene begrooting, wanneer die met een aanzienlijk bedrag wordt overschreden De Voorzitter. Het blijft zeker eene ramingmaar als het blijkt dat men werkelijk meer noodig heeft, moet de som wel overschreden worden. De heer Cock. Ik heb zoo even tegen eene andere verhooging gestemd, maar tegen deze kan en mag ik niet stemmen. Zoo even gold het eene uitgave, die voor inkrimping en uitbreiding vatbaar is en waarbij dus konde gedacht worden aan meerdere of mindere luxedie Curatoren zich met het geld der belastingschuldigen zouden veroorloven. Hier is dit niet het geval, het betreft hier eene uitgave, waarop alleen het weder eenigen beduidenden invloed kan uitoefenen. Het is dan ook gebleken dat 250 niet genoeg was, en dat er verleden jaar voor 332 is uitgegeven. De som moge aan zienlijk schijnendoch men bedenke wat er voor moet gedaan worden. Elke klasse heeft hare eigene kamer. Dat is dus reeds vijf. Voeg daarbij de kamer voor de historische en- geographische lessenwaarin zich bevinden wand kaartentabellenatlassen enz.die niet telkens van de eene naar de andere kamer kunnen vervoerd worden, en verder de wachtkamer van de docenten en de kamer van den rectordan hebben wij in het geheel acht over het algemeen vrij ruime kamers. Daar de winter-vacantie,zeer kort is, kan men rekenen dat gedurende ruim vijf maanden in alle deze kamers van 's ochtends half negen tot vier uren moet gestookt worden. Ik geloof niet dat er op het gymnasium met de brandstoffen buitensporig wordt om gegaan. Er moge ook daar wel eens een enkelen keer een schepje steen kolen te veel op de kagchel geworpen wordenmaar zoo iets geschiedt in elke huishouding. Verspild, ik ben er vau overtuigd, wordt er niet. Ik veitrouw dan ook dat niet zonder noodzakelijkheid de geheele aangevraagde som zal besteed worden. Eindelijk doe ik nog opmerken, dat het hier eene noodzakelijke uitgave geldt; men kan de jongens immers niet in de koude laten zitten. De heer Lezwijn. De kosten voor verwarming zijn zeer aanzienlijk. Met andere gebouwen of lokalen vergeleken, zooals bijv. met het gebouw het Nut van 't Algemeenwaarin 15 lokalen worden verwarmd, komt mij de uitgetrokken som te hoog voor. De heer Goudsmit. Vandaar, dat algemeen geklaagd wordt, dat het in het Nut altijd zoo koud is. De heer Lezwijn. De heer Goudsmit heeft alleen kunnen bedoelen het Leesmuseum. De administratie over het gebouw tot Nut van 't Algemeen zorgt niet voor de verwarming der lokalen aan het Leesmuseum verhuurd. Daarvoor is het bqptuur dier inrigting aansprakelijk. De Voorzitter. Het kan niet opgaan het eene gebouw met het andere te vergelijken. Het voorstel der Commissie van Financiënin stemming gebragtwordt verworpen met 19 tegen 4 stemmen. Voor stemden: de heeren Lezwijn, Le Poole, Scheltema en du Eieu. Wordt voorlezing gedaan van het voorstel van Curatoren op litt. «{Diverse uitgaven, tot dit artikel behoorende, ƒ525; waaronder jaarwedde van den claviger 300)en van een adres van den claviger, alsmede van het rapport van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën daar omtrent. Die stukken zijn van den volgenden inhoud: 1". Voorstel van hli. Curatoren »Curatoren van het Gymnasium alhier hebben de eer, onder toezending van een door A. A. van Werkhoven aan hen gericht adres, en ter voldoe ning aan het daarin vervat verzoek, u mede te deelen dat zij, zoowel in de juistheid en billijkheid der aangevoerde redenen, als in hunne bijzondere tevredenheid over de wijze, waarop de claviger zijne betrekking vervult aanleiding hebben gevonden, bedoelde aanvrage ten sterkste te ondersteunen en u zijne belangen ernstig aan te bevelen. Mitsdien hebben zij de eer u uit te noodigen aan den Gemeenteraad eene voordracht te doen om adressant's bezoldiging met eene som van honderd gulden te verhoogen." 2°. Adres van den claviger: »Edel Achtbare Heeren Curatoren Ik neem de vrijheid U Achtbaren te verzoeken bij den Gemeenteraad eene verhoogirig van tractement voor mij te willen aanvragen, op grond dat het geen ik als zoodanig geniet, kwalijk toereikend is om in de dagelijksche behoeften te voorzien, terwijl de aard van mijne betrekking zoodanig is dat ik geenerlei andere werkzaamheden daarenboven kan verrichten. Ik vertrouw dat U Achtbaren van deze ontoereikendheid tuit overtuigd zijn, wanneer ik verklaar dat mijn salaris als claviger slechts ƒ300 is, zonder eenige emo lumenten, en dat de vrije woning, die aan dezen post verbonden is,-mij in mijne omstandigheden meer tot nadeel dan tot tegemoetkoming verstrekt, vermits ik voor veel minder geld elders zou kunnen wonen en mij voor de kost inbesteden, dan ik nu betalen moet aan eigen menage en belastingen. Mijne geringe inkomsten hebben mij tot dusverre verplicht alle de werk zaamheden van mijne huishouding zelf te verrichten en geene vreemde hulp in te roepen. En juist deze omstundigheid heeft gemaakt dat mijn post niet altijd zóó door mij heeft kunnen waargenomen worden als zulks behoorde. Immers, het is niet zelden gebeurd dat ik het locaal van het gymnasium buiten mijne schuld heb moeten alleen laten, als belast zijnde met boodschappen voor het collegie, terwijl dan soms een der hh. curatoren of docenten tot hun ongerijf mijne hulp te vergeefs moesten zoeken. Zoodanig ongerijf zoude kunnen verholpen worden, indien ik voor zoodanige omstandigheid óf mijne dochter, of iemand anders, in huis nam, waardoor alsdan het locaal van het gymnasium tijdens de lessen nimmer zoude behoeven alleen gelaten te worden. Doch daartoe zou ik niet kunnen overgaan in geval mijne inkomsten niet vermeerderd werden; en het is op dien grond voornamelijk dat ik U Edel- Achtbaren vriendelijk verzoek de noodige pogingen bij den Gemeenteraad voor mij wel te willen aanwenden. Ik vertrouw dat ik, die meen mijn post steeds naar genoegen van hh. curatoren en docenten te hebben waargenomen dit verzoek niet te vergeefs zal gedaan hebben, onder belofte dat ik steeds zal voortgaan u Edel-Achtb» tevredenheid te verwervenen onder betuiging van mijne hoogachting heb ik dc eer te zijn, Edel-Achtbare heeren, UEd. Achtbare dienstvaardige dienaar, Leiden 21 September 1870. A. A. van Werkhoven. 3°. llapport van Burgemeester en Wethondcrs: //Wij hebben de eer u hiernevens over te leggen eene missive van Cura toren van het gymnasium alhier, waarbij zij, naar aanleiding van een aan hen gerigt verzoek door A. A. van Werkhoven, claviger van die inrigting, voorstellen de bezoldiging van dien ambtenaar met 100 te verhoogen, op grond van het billijke der door hem aangevoerde redenen en hunner bij zondere tevredenheid over dc wijze waarop hij zijne betrekking vervult. Wij kunnen ons met dit voorstel wel vereenigen en nemen mitsdien de vrijheid u voor te dragen, de jaarwedde van den claviger bij het gymnasium A. A. van Werkhoven, met honderd gulden te verhoogen, en alzoo op ƒ400 te bepalen." 4°. Eapporl van de Commissie van Financiën »De Commissie van Financiën, in wier handen, ten-fine van berigt en raadwerd gesteld het voorstel van Curatoren van liet gymnasiumtot ver hooging der jaarwedde van den claviger bij die instelling met ƒ100, heeft de eer u dienaangaande te berigten dat zij niet genoeg op de hoogte is van de werkzaamheden aan die betrekking verbondenom over de billijkheid van de voorgestelde verhooging te kunnen oordeelen maar dat zijlettende op de gunstige voordragt van Curatoren, geene termen vindt daarop afwij zend te raden." De Voorzitter. Ik zal hieromtrent eenige inlichting geven. Curatoren van het gymnasium hebben voorgesteld den claviger Werkhoven verhooging van jaarwedde te geven. De man moet acht kamers in orde houden, voor het aanmaken der kagchels zorgen en is niet in de gelegenheid er iets bij te vcidienen. De claviger van de hoogere burgerschool krijgt ook ƒ300,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 10