HilDMfiEH TAB DEI GEHEERT1RAAD Til LEIDEH. 11. Zitting ran Zaturdn; 16 July 1§70, geopend des middags ten 2 ure. Voorzitter: de beer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de beeren Bijleveld, Le Poole, Tieleman, Stoffels, de EremcryEigeman, van Wensen, Krantz, van Outeren, Tollens, Goudsmit, Cock, du ltieu, Driessen, Hubrecht, Dercksen, van Heukelom, Scheltema en van den Brandeler. De heer Hartevelt gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturdag 25 Junij jl. worden gelezen. De heer Eigeman. Ik heb geene aanmerking op de notulen, maar eene kleine opmerking. Ik nensch alleen thans te herhalen de reeds door mij opgegeven reden (in de notulen niet vermeld), waarom ik in de vorige raadsvergadering niet tegenwoordig kon zijn. Die reden was mijne absentie uit de stad. Ik maak hiervan opzettelijk melding, omdat in die vergadering was ter tafel gebragt het verzoek van den Kerkeraad der Hervormde ge meente alhier, ter zake van den afstand van het archief der armbakkerij. Ware ik tegenwoordig geweest, ik had stellig dat verzoek ondersteund, en tevens getracht door het bijbrengen van argumenten aan te toonen, dat ik mij met het rapport van Burgemeester en Wethouders, hetwelk er toe. leidde om dat verzoek niet toe te staanniet kon verecnigenf De notulen worden hierop goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, van den 21en der vorige maand, B. u9. 3573 (2e afd.), G. S. n°. 33, waarbij de rekening der dienstdoende schutterij over 1869 wordt goedgekeurd. 2°. Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidhollandvan den 28en Junij jl., B. n°. 3820 (3eafd.), G. S. n9. 18, waarbij worden goedgekeurd de raadsbesluiten van den 4en Junij, tot onderhandsche verhuring van het Galge- veld en van de arbeiderswoning aan het Blaauwe.liek, en die van den 25en Junij tot onderhandsche verhuring van een locaal aan de Aalmarkt voor den ijk en van de schietbaan voor bet garnizoen, alsmede tot den afstand der tienden onder Leiderdorp aan de tiendpligtige eigenaren. 3°. Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid holland, van den II,n Julij, B. n°. 3979 (le afd.), G. S. n°. 1houdende magtiging tot het regelen van gemeenschappelijke zaken met het Gemeentebestuur van Haarlem. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: l9. Adres van den Directeur der Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij om vrijstelling van boete wegens te laten aanvoer van materialen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 2°. Voordragt tot benoeming van een leeraar voor de Eransche taal- en letterkunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. 3°. Staat van af- en overschrijving en suppletoire staat van begrooting van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis, 1869, met rapport. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter kennisneming van de leden ter lezing in de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter. Alvorens de aan de orde gestelde onderwerpen te be handelen, wensch ik aan uwe vergadering mede te deelen dat, naar aan leiding der berigten in verschillende dagbladen opgenomen, omtrent de aanvrage om concessie tot den aanleg van een spoorweg Leiden—Utrecht, eene commissie uit het dagelijksch bestuur zich in verbinding heeft gesteld met de lieeren Knijff en Kaptein te Woerden. Het bleek haar alstoen dat deze heeren het voornemen hadden de gevorderde bescheiden zoo spoedig mogelijk aan bet departement van binnenlandsche zaken in te dienen. Die zelfde commissie heeft zich daarna ter audiëntie bij Z. E. den Minister van binnenlandsche zaken begeven ten einde op het groote gewigt cener zoodanige verbinding voor deze gemeente, vooral ook met het oog op haar fabrieks wezen als haar nijverheid, in het algemeen te wijzen. Overtuigd van het belang voor Leiden van eene verbinding met het groote spoorwegnet heeft de Minister aan de commissie zijne ingenomenheid met zulk eene aansluiting niet ontveinsd, en tevens de verzekering gegeven dat hij, zoodra de noodige stukken, ter verkrijging eener zoodanige concessie gevorderd, zouden zijn overgelegd, deze aanvrage in gunstige overweging zou nemen. Ik wensch aan de vergadering in overweging te geveB ombij de afwezigheid van de heeren Lezwyn en Buys, twee leden in de Commissie van Einanciën te benoemen, ten einde den geregelden loop van zaken te verzekeren. Dan zou daartoe straks kunnen worden overgegaan na de eerste aan de orde gestelde benoeming. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is: I. Benoeming van een hulponderwijzer 2de klasse aan de openbare school vour meer uitgebreid lager onderwijs 1ste klasse voor jongens. De heeren TielemanStoffels en Cock worden door den Voorzitter uitgc- noodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De voordragt luidt als volgt: «Voor de betrekking van hulponderwijzer der 2«lo klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse, voor jongens opengevallen door het verleend eervol ontslag aan J. G. van den Bosch, hebben zich op onze oproeping vijftien sollicitanten aangemeld wier stukken wij. de eer hebben hiernevens over te leggen. Een achttal van hen hebben wij uitgenoodigd om herwaarts te komenten einde aan een vergelijkend practisch examen te worden onderworpen. En het is op grond van den uitslag van dat onderzoek dat wij, in overleg met den hoofdonderwijzer der betrokken school en den districts schoolopzienerde navolgende voordragt van drie personen hebben opgemaakt, die wij ons de eer geven u bij deze 1870. aan te bicdenmet verzoek daaruit wel eene keuze te willen doenals Jacobus Johannes Wijtenburgte Leiden; Gerrit Huisman, te Breda; Ja cobus Johannes van Wijk, te Haarlem." Met 14 stemmen wordt benoemd J. J. Wijtenburg; zijnde 5 briefjes in blanco gelaten. II. Benoeming van twee leden in de Commissie van Einanciën ad, hoe. De heer do Eieü, Ik wilde aan de vergadering mededeelen, dat ik voor nemens ben aanstaanden Vrijdag voor veertien dagen uit de stad te gaan, en ik alzoo zou wenschen voor deze benoeming niet in aanmerking te komen. Tot eerste lid wordt hierop benoemd, met 11 steramen, de beer Krantz; zijnde verder uitgebragt op de heeren Hartevelt 4 en Bijleveld 2 steramen en 1 op den heer van Heukelom, terwijl 1 briefje in blanco was gelaten. Tot tweede lid wordt met 16 stemmen benoemd de heer Hartevelt; zijnde 2 stemmen uitgebragt op den heer Bijleveld, terwijl 1 briefje in blanco was gelaten. III. Onderhandsche verpachting van den tol aan het Zijlhek en dc Spanjaardsbrug. De voordragt deswege is van den volgenden inhoud: Onder overlegging van twee adressen van de tegenwoordige pachters der opbrengst van de bruggelden voor het ophalen der Zijl of Spanjaardsbrug en van dc tolgelden aan het Zijlhek bij de Spanjaardsbrug, strekkende tot verlenging van den pachttijd, die den 31sten Julij van dit jaar eindigt, met nog één jaar, hebben wij de eer te berigten dat de vereischte aanvrage is geschied tot het verkrijgen eener nieuwe magtiging voor de heffing, die bij Koninklijk besluit van 5 Junij 1867 alleen voor den tijd van drie jaren is verleend, dat die magtiging nog niet is verkregen, en derhalve tot geene openbare verpachting bij tijds kan worden overgegaandat bovendien overwegingen aanhangig zijn met het Hoogheemraadschap van Bijriland betreffende de wijze waarop bij eene nieuwe openbare verpachting eene ver- eeniging van de beide perccelen weder zou kunnen plaats hebben, die meer voordeel na de verpachting oplevert, en dat op die grondenin overeenstem ming met het verzoek der pachterswordt aangeraden tot eene onderhandsche verpachting voor den tijd van twaall maandenaanvangende 1 Augustus van dit jaar en eindigende uit. Julij van het volgend jaar, als: 1°. van de bruggelden voor bet ophalen der Zijl- of Spanjaardsbrug aan Gerardina Alida Dobbe, weduwe Johannes de Graaf, voor de som van ƒ400 'sjaars, waarvan toekomt aan het Hoogheemraadschap van Rijnland; 2°. van de tolgelden aan het Zijlbck bij de Spanjaardsbrug aan Jasper van der Zanden, voor de som van 900 'sjaars." Deze voordragt, waarover door geen der leden het woord wordt ge vraagd, wordt zonder hoofdelijke omvrage aangenomen. IV. Verordening voor het genot van duinwater. De heer Bijleveld. Een enkel woord, mijnheer de Voorzitter. In de vergadering van 23 April jl. werd besloten voor het verstrekken van duinwater betaling te vorderen. Blijkens de toen gehouden discussiën woog bij vele leden het bezwaar, dat bij levering om niet geen prijs op het water zou worden gesteld cn roekeloos daarmede zou worden omgegaannu wenschte ik, alvorens verder te gaan, mijnheer de Voorzitter, u eene vraag te doen, deze namelijk, of de ondervinding heeft geleerd, dat werkelijk het door mij aangestipt bezwaar bestaat; oÉ werkelijk, nu het water gratis is ver strekt, is waargenomen, dat er geen prijs op wordt gesteld en dat men er roekeloos mede omgaat. De Voorzitter. Het doet mij genoegen den heer Bijleveld te kunnen verzekeren dat liet tegendeel waar is. De proef, die genomen is, voldoet ten volle aan de verwachting. Het waterwaarvan ruim gebruik wordt gemaaktwordt zeer gewaardeerd. Zoo als de vergadering weet is bij elke kraan een persoon, uit dc onmiddelijke nabijheid daartoe aangewezen, die tegen eene wekelijksche belooning zorgt dat er geen misbruik van dat water wordt gemaakt, en tot nog toe is mij geen enkele klagt bekend ge worden over het roekeloos gebruik van het aangevoerde duinwater. De heer Bijleveld. Ik dank u zeer voor die inlichting, mijnheer de Voorzitter. In de vergadering van 23 April jl. stemde ik met de miuderkeid voor het gratis verstrekken van het water. De meerderheid besliste dat daarvoor betaling zou worden gevorderd. Mijn voornemen is niet voor te stellen dat zoo kort geleden genomen besluit in te trek ken, dit komt mij in het algemeen niet goed voor, maar nu geconstateerd is, dat de bezwaren van praktischen aard, die geopperd zijn, niet bestaan, zoude ik wenschen dat de proefneming, die nu reeds een igen tijd plaats heeft, werd voortgezeten daarom nog niet werd overgegaan tot de behandeling van het raadsbesluit en de verordening, die wij in concept voor ons hebben. Nog altijd innig overtuigd, dat, wanneer betaling voor het water wordt gevorderdhet beoogde doel niet zal worden bereiktneem ik de vrijheid voor te stellen, dat de Raad, hulde brengende aan den ijver door het dagelijksch bestuur in deze betoondde behandeling van het voorgestelde raadsbesluit en de verordening onbepaald zal verdagen. De Voorzitter. Ik zal dit voorstel, indien het ondersteund wordt, gaarne in discussie brengen. De heer du Rieu. Ik ben niet van de opinie van den heer Bijleveld. Ik behoor tot diegenen, die meenen dat het goed is dat voor dat water betaald worde, zooals in de verordening wordt voorgesteld. Het komt mij echter voor, dat men zelfs 1 cent had moeten heffen. Ik kan niet goed vinden dat de kosten van desfe zaakdie grootendeels strekt ten behoeve van hen die in de belastingen niets bijdragenalleen door de belastingschuldigen betaald wordenen de meer gegoeden die er gebruik van makenzullen die cent wel willen betalen. Dus in beide gevallen wenschte ikin plaats van het water gratis te verstrekken, de bepaling van den prijs nog wel iets hooger te stellen. De heer Tollens. Het was mij niet onbekend dat de heer Bijleveld 13

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 1