V. Voordragt omtrent, den verkoop van inschrijvingen op het Grootboek 2* pCt. Die voordragt bevat het volgende: «Bij art. 39 der plaatselijke begrooting van het dienstjaar 1869 is eene som van f 18686.20 toegestaan wegens verkoop van inschrijvingen op het Grootboek der Nationale Werkelijke 2' pCt. rentegevende schuld. Volgens eene berekening van het vermoedelijk batig slot van dat dienst jaar, naar hetgeen daarop nog te ontvangen en te betalen is, zal het bedrag daarvan minstens kunnen gesteld worden op 13100waarvan nog moet worden afgetrokken wat daarop onder n°. 1 der begrooting van 1870 is aangewezen 10805.70, zoodat als overschot voor de dienst van 1871 komt p. m. 2300. De uitkomst van dit weldra af te sluiten dienstjaar eischt der halve niet den verkoop van fnschrijvingen. Wij hebben echter gemeend aan de beslissing van den Gemeenteraad te moeten onderwerpen of desniettemin de verkoop moet geschieden." De Commissie van Financiën zegt in haar rapport omtrent deze voor dragt: «dat de bij art. 39 der plaatselijke begrooting van het dienstjaar 1869 bepaalde verkoop moet strekken tot dekking van uitgaven die niet uitsluitend bestemd zijn om gedragen te worden door het tegenwoordig ge slacht en ook uitdrukkelijk door den Gemeenteraad de opbrengst daarvan is aangewezen zonder dat de dekking zou mogen geschieden uit het overschot der gewone inkomsten of uit andere toevallige batendat uit dien hoofde geen twijfel kan bestaan of die verkoop moet geschieden tot zoodanig deel van het op het Grootboek ingeschreven kapitaal dat daarvan wordt in ont vang gebragt de som van ƒ18686.20, waarvan ƒ17000 voor den aanbouw van de school op de Boommarkt; f 1586.50 tot yerhooging bij raadsbesluit van 14 December 1869dat derhalve het batig slot der rekening van het dienstjaar 1869 komt in mindering van den hoofdelijken omslag van 1871, waarop de belastingschuldigen billijke aanspraak hebben. De Commissie meent derhalve te moeten raden dat, in overeenstemming met de genomen raadsbesluiten de verkoop plaats hebbe en de uitvoering derhalve ten spoe digste geschiedt." De heer Cock. Ik wensch rekenschap te geven van de stem die ik uit zal brengen tegen het voorstel van de Commissie van Financiëu en bijge volg voor dat van Burgemeester en Wethouders. De redenering van de Commissie van Financiën is, ik erken het, van haar standpunt zeer ratio neel. Zij zegt: toen er in der tijd tot het bouwen eener nieuwe dames- school op de Boommarkt is beslotenis tevens besloten dat de onkosten zouden gedekt worden door verkoop van kapitaal. Dat besluit eens geno men zijnde, zegt zij kunnen wij den Raad niets anders adviseeren dan er zich aan te houden. Van haar standpunt handelt dié commissie dus zeer rationeel. Maar mijn standpunt is geheel anders. Ik heb mij altijd met hand en tand verzet tegen eiken verkoop van kapitaal, uitgezonderd on langs bij de invoering van het Liernurstelsel. Meer bepaald heb ik dit gedaantoen men besloot deze nieuwe school te bouwen. De redenendie ik toen heb aangevoerdwil ik nu niet herhalen. Zij kwamen in hoofd zaak daarop neer, dat het niet gold eene uitgave, die voor een groot ge deelte ook door het nageslacht behoorde gedragen te worden. Van dat standpunl spreekt het van zelfdat ik het voorstel van Burgemeester en Wethouders met genoegen heb ontvangendaar het den Raad in de gele genheid stelt op een, mijns inziens, verkeerd besluit terug te komen. Doch bovendien, wij hebben nu, zoo als het blijkt, een twintig duizend gulden jn kas. Die gelden liggen er, die zijn aanwezig; waarom zouden wij nu voor 18.000 aan kapitaal gaan verBoopen? Ik heb nog een andere redenwaarom ik tegen het voorstel der Commissie van Financiën ben gestemd. Wordt dit voorstel aangenomen, dan zullen wij in eens staan voor een batig saldo van ruim ƒ20.000, juist op het tijdstip, dat de be grooting voor het volgende jaar zal worden vastgesteld. Ik vind het altoos eenigzins gevaarlijk een Dagelijksch Bestuur bij het ontwerpen eener be grooting te zien staan tegen over eene welgevulde kas. Men komt er dan onwillekeurig toe uitgaven te doendie men in een tegenovergesteld geval niet zoude doen. En dat geldt niet alleen het Dagelijksch Bestuur maar ook den geheelen Raad en dus ook mij zeiven. Wij zijn toch allen men- schen en zullen dus ook wel allen menschelijke zwakheid hebben, ik in de eerste plaats. Ik weet hoe gevaarlijk het is tegenover eene welgevulde kas te staan en hoe gevaarlijk dat is voor een zuinig beheer. Ik wenschtte mij daartegen te vrijwaren. Tegen het voorstel van Burgemeester en Wet houders zoude misschien nog kunnen aangevoerd worden, dat er in stren gen zin volgens de Gemeentewet nog geen batig saldo is en dat dit pas aanwezig zal zijn na de goedkeuring der rekening door den Raad en door Ged. Statendus pas tegen primo Augustus. Doch ieder zal moeten be kennen dat het Dagelijksch Bestuur en meer in het bijzonder onze geachte Wethouder van Financiën de zekerheid van het aanwezig zijn van een batig saldo nu in Junij even zeker kunnen voorspellen als zij het in het eind van Julij zullen constateeren. Ik zal bijgevolg stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Buvs. Een enkel woord in antwoord aan den vorigen spreker, mijnheer de Voorzitter. De Commissie van Financiën stelt eenvoudig voor om zich te houden aan het eenmaal door dezen Raad genomen besluit. De vorige spreker was vroeger in de minderheiden heeft zich met dat besluit destijds niet vereenigd; het is dus te begrijpen dat hij nog met dat besluit niet instemt, en nu eene poging doen wil om daarop terug te komen. Maar wij meerderheid staan op een ander standpunt, en moeten zorgen dat het besluit van den Raad worde gehandhaafd. Welk was nu dat besluit? Wij hebben geen ƒ18000 verkoop van inschrijvingen op de begrooting gebragt, om die begrooting te doen sluitenen om later op dien verkoop terug te komen, wanneer het blijken mogt dat er aan dergelijken sluitingspost geen behoefte was, maar om een geheel andere reden. Wij hebben namelijk dit gezegd: wij gaan een schoolgebouw stichten ten nutte niet enkel van dit maar ook voor vele volgende geslachten, en het is dus ook billijk dat niet alleen de thans levenden de kosten daarvan dragen. De aanleg van het nieuwe kapitaal moet uit het bestaande kapitaal betaald worden. Gaan wij nu van dat besluit af en worden de ƒ18000 van het batig slot genomen, dan zal het gemis van dat batig slot in 1871 ten gevolge hebben dat de hoofdelijke omslag van dat jaar met ƒ18000 moet worden verhoogd; met andere woorden de belastingschuldigen zullen in 1871 den geheelen bouw van de nieuwe school in den hoofdelijken omslag moeten opbrengeniets dat men juist heeft willen voorkomen. Nu zegt de vorige spreker wel, dat als er een groot batig slot behouden blyft, en er ruimte van geld bestaat, Burgemeester en Wethouders alligt verleid zullen worden groote uitgaven voor te stellen maar mij dunkt dit argument is naauwelijks ernstig gemeend. Trouwens als Burgemeester en Wethouders de begrooting voorstellendan is het toch de Raad die ze vaststelten ik twijfel geen oogenblik of deze ver gadering en de vorige spreker in de eerste plaats zullen wel zorg dragen dat er van de bestaande weelde geen misbruik worde gemaakt. In dat geval zou ik den spreker even gaarne ondersteunenals ik hem nu meen te moeten bestrijden. De heer Cock. Ik dank den vorigen spreker voor de wellevende wijze, waarop hij mijne bezwaren heeft beantwoord, en voor de goede verwachting die hij van mij koestert. Tot mijn leedwezen kan ik dat alles echter maar zoo niet aannemen en ben ik dan ook volstrekt niet overtuigd. Eene zaak alleen wil ik nog even releveeren, namelijk deze, dat het mij volstrekt niet te doen is om, het kostte wat het wil, mijn zin door te drijven en als lid der minderheid ongehoorzaam te zijn aan de uitspraak der meerderheid. In elke vergadering moet de minderheid zich onderwerpen aan de uitspraak der meerderheiddat hoop ik dan ook altijd te doen. Maar dat verhindert niet, dat de minderheid zeer geoorloofde pogingen zoude mogen in het werk stellen om de meerderheid van gevoelen te doen veranderen. Zeer dikwijls, en te regt, gebeurt het dan ook, dgjt eene vergadering op een genomen besluit terugkomt, b. bij veranderde omstandigheden «f na iver- kregene betere inlichting. Dit nu wil ik juist. De heer de Fremery. Het is waar, dat bij de vaststelling der begroo ting besloten is tot den verkoóp van ƒ18000 inschrijvingen over te gaan; maar dat neemt niet weg dat als het later blijkt, zooais nu bet geval is, dat het beschikbaar gestelde kapitaal niet wordt gevorderdmen dan niet behoeft over te gaan tot den verkoop der inschrijvingen. Meermalen bob ik gezegd dat ik eene begrooting steeds als eene raming beschouw. 4Js B,u bij de uitkomst blijkt dat er een overschot bestaatdat de uitgaven niet allen gevorderd werden of dat de inkomsten hooger gestegen zijn dan waarop zjj geraamd warenaan behoeven wij toch niet het kapitaal dar gemeente aan te spreken dan moeten wij dat kapitaal behouden, dat ons toch allen dierbaar is, en dat wij niet noodeloos behoeven te verminderen. Tot dus verre is dan ook nimmer meerder kapitaal te gelde gemaakt dan benoodigd was om de begrooting te doen sluiten. Ik zeg niet dat deze usance volkomen juist is, maar zeker is het dat die weg tot dusverre steeds bewandeld is en op dien grond berust dan ook het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer IIartevelt. Ik ben het me,t de Commissie van Financiën c.ens. En bij het onderzoek in de sectiën en bij de behandeling der laatste be grooting, is de bepaalde wensch uitgesproken, om de batige sloten, die er magtan zijn., in het vervolg onaangeroerd te laten, en als eerste post van ontvangst op de volgende begrooting te brengendit was de goede weg waarop men eindelijk gekomen was; verlaat men dien nu reeds door het vermoedelijk batig slot van de rekening 1869 te bestemmen voor eene schoolwaarvoor het geld bij de begrooting is aangewezen door verkoop van inschrijving van het Grootboek, dan laat men in 1871 de belastingschul digen betalen wat wij juist niet hebben gewild; op deze wijze geeft men eene bestemming aan een vermoedelijk batig Slot in strijd met bet in dezen Raad gevallen besluiten bezwaard men de ingezetenenwaar juist ont heffing was bedoeld. De Voorzitter. Ik zal alsnu in omvraag brengen het voorstel van de Commissie van Financiën, om tot den verkoop van inschrijvingen over te gaan. Dat voorstel wordt verworpen met 8 tegen 7 stemmen. Tegen stemdende faeeren DercksenWttewaallEigemanStoffels, de Fremery, Hubrecht, CoCk en de Voorzitter. De Voorzitter. Ten gevolge van dit besluit is alzoo aangenomen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om niet tot den vetkoop over te gaanen de kosten der school uit de gewone middelen te vinden. VI. Voordragt omtrent het aan het Rijk verstrekken van een locaal voor den ijk. Die voordragt is van den volgenden inhoud: «De Minister van binnenlandsche zaken heeft/bij de hierbij overgelegde missive van 18 Maart dezes jaars, voorgesteld om bet locaal op de Aalmarkt dat thans gebruikt wordt tot het bergen van gewerente doen inrigten tot een ijklocaal in plaats van dat aan het Raadhuis thans daarvoor dienende. Na gedane opneming heeft de Commissie van Fabricage, bij haar hierne vens gevoegd rapport van 4 Mei 11., voorgesteld daaraan te besteden eene som van ƒ800, maar dan ook de huur van dit locaal, met jobegrip van 30 voor huur van twee kagchels met .de stookgereedschappenite stellen op 200 's jaars. Met dit voorstel ons geheel vereenigende hebben wij de eer den Gemeen teraad voor te dragen 1°. eene som van 800 toe te staan .voor kosten van inrigting van een ijklocaal in het voormalig Catharina gasthuis op de Aalmarkt, te vinden uit de onvoorziene uitgaven van het loopende jaar 2°. dat locaal te verhuren onderhands aan het Rijk, voor den tijd van vijf jnren, tegen een huur van ƒ200 's jaars." Het rapport der Commissie van Financiën luidt als volgt: «De Commissie van Financiën acht zich verpligt ten aanzien van de voordragt tot het inrigten van een nieuw ijklocaal in het voormalig Catha- rina-gasthuis op de Aalmarktop te merken dat in de ministeriële missive de kosten van hetgeen vereischt wordt zijn geraamd op 600en er derhalve geen reden bestaat om voor hetgeen verlangd en aangewezen is aan den gemeente-architect ƒ800, of 200 meer te besteden dat bovendien aan de gemeentebesturen niet meer wordt gevraagd dan bet beschikbaaar stellen van een locaalzonder kastentafelskagchels en verdere toestellen die tot het meubilair behoorenwaarvan de aanschaffing en het onderhoud geheel aan het Rijk, als huurder, moet worden overge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 2