1869, strekkende tot vinding der kosten van de repetitiën door het muziek corps der schutterij nog in dit jaar te houden. De Commissie mag niet ontveinzen dat zij met leedwezen van dat voor stel heeft kennis genomen; zij had gehoopt dat, na de beslissing bij de begrooting gevallen, om in 1870 voor de muziek een betrekkelijk belang rijke som beschikbaar te stellen, men zou hebben gewacht tot die begrooting in -werking waseer tot de uitvoering der nieuwe organisatie werd overge gaan. Immers nu toch zal de muziek der gemeente reeds in 1869 op f 400 te staan komen. Aangezien zij intusschen vernomen heeft dat reeds met de uitvoering een begin is gemaakt en de vereischte som trouwens door af- en overschrijving op de schutterij-begrooting kan gevonden worden zal zij zich niet tegen het voorstel verzetten, maar zij achtte zich toch verpligt te verklaren dat de gevolgde weg haar minder regelmatig voorkomt. Zij vond overigens op de staten zelve geene bedenkingen en heeft de eer u te raden beide voorloopig goed te keuren." De Voorzitter. De Commissie van Financiën kan zichzooals uit haar rapport blijkt, wel vereenigen met deze voordragt betrekkelijk de schutterij. Alleen de wijze, waarop dit is geschied, heeft van hare zijde eene aanmer king uitgelokt. Maar ter verontschuldiging strekt, dat men gaarne bij de ophanden zijnde feesten in het volgend jaar met het muziekcorps geheel wensehte gereed te zijn. De heer Hartevelt. Ik zou mij niet gaarne met dit voorstel vereeni gen. Als reden wordt opgegeven, dat men gaarne met het begin van 1870 met het muziekcorps wensehte gereed te zijn, en dat tot dat einde met de repetitiën een aanvang moest worden gemaakt; maar dit neemt niet weg dat er in deze zaak iets is dat mij hindert. Het muziekcorps zal ons nu niet 2800 kosten, zooals op de begrooting voor 1870 is uitgetrokken, maar f 3200. De Raad heeft na discussie het bedrag van ƒ2800 goedgekeurd voor 1870, en men moest dus met 1870 met de uitgaven beginnen. Het is niet aangenaam de leden van den Raad voor een fait accompli te brengen. Nu weet ik wel dat heeren officieren wanneer wij de aanvrage weigeren, bereid zullen zijn de meerdere kosten, dit jaar gemaakt of nog te makenzeiven te dragenmaar ook dat is voor den Raad onaangenaam. Hoe het zijik kan niet besluiten deze uitgave toe te staan. De Voorzitter. Het komt mij voor dat de som van ƒ400 niet zoo hoog is dat wij bezwaar zouden moeten maken haar in te willigen. Vooral niet, omdat het ons bekend is dat men haar tot een goed doel aanwendt. Ik houd mij overtuigd dat, als de Raad de aanvraag verwerpt, de heeren officieren deze kosten zeiven wel zullen betalen. Maar ik zou dat niet gaarne ziendaar er m. i. geen genoegzamen grond bestaat om de aanvrage te weigeren. In omvraag gebragt, wordt het voorstel aangenomen met 14 tegen 9 stemmen. Tegen: de heeren Tieleman Hartevelt, Goudsmit, Wttewaall, Eigeman van OuterenDriessenvan Wensen en van Heukelom. De Voorzitter. Bij het vergevorderd uur, en daar de Raad ten gevolge van het genomen besluit nopens de plaatselijke directe belasting toeh weder spoedig zal moeten bijeenkomen, zoo stel ik voor de andere onderwerpen, die aan de orde van den dag gesteld warentot de volgende zitting aan te houden. Alleen zou ik gaarne nog behandeld zien n°. 13. XIII. (nu XI). Adressen tot ontslag van huur en tot de onderhandsche huur van de woning boven het rijks-telegraafkantoor. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: 'Wij hebben de eer u hiernevens over te leggen een adres van de weduwe J. F. Krieger, geb. Schmitz, waarbij zij verzoekt, gerekend van den lsten November dezes jaars, ontslagen te worden van de huur der woning boven het rijks-telegraafkantoor, aan nu wijlen haren echtgenoot verhuurd tot uit0 April 1873, voor ƒ120 's jaars. Het lijdt geen twijfel of de adressante zoude, regtens, verpligt zijn de huur nog voor het loopende kwartaal, tot 1° Februarij 1870, te voldoen. Doch de omstandighedenwaarin zij door het overlijden van haren echtge noot gebragt is, zooals die in het adres naar waarheid zijn vermeld, schij nen ons toe wel aanleiding op te leveren om de wet in dit geval niet ten strengste toe te passen. Wij vinden mitsdien volkomen vrijheid u te raden, krachtens art. 139 der gemeentewet, te besluiten aan de adressante, op gronden van billijkheid, kwijtschelding te verleenen van de huur van bovengemeld perceel, gerekend van den lsien November jl.en haar mitsdien met dat tijdstip van die huur te ontslaan. Tevens hebben wij de eer u bij deze over te leggen een adres van Wil lem Vruggink, nieuw benoemd directeur van het rijks-telegraafkantoor, om de woning boven dat kantoor in huur te erlangen met l°Januarij, op welk tijdstip hij zijne betrekking aanvaardt. En wij nemen de vrijheid u daarop te raden die bovenwoning, als eigenaardig bij dat kantoor behoorende, aan den adressant onder de hand te verhuren voor den tijd van één jaar, in gaande 1° Januarij 1870, tegen den huurprijs van ƒ120 'sjaars, en onder dezelfde voorwaarden als dit perceel aan zijn voorganger was verhuurd, met bepaling dat, ingeval hij tusschentijds mogt worden verplaatst, alléén de huur voor het alsdan loopende kwartaal voor zijne rekening komt." Wordt zonder discussie aangenomen. De vergadering wordt daarop gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. 1869. 31

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 5