zondering door leeraar in de staats- en handelswetenschappen verstaat, met
betrekking tot de vakken door hem gedoceerd.
De heer Goudsmit. Ik kan verklaren dat er geen andere bedoeling heeft
bestaan dan om een leeraar te benoemen in de staats- en handelsweten
schappen.
De heer le Poole. Alvorens van deze zaak af te stappenwensch' ik
nog dit er bij te voegen. De vraag of het wenschelijk is dat jongelui van
eene hoogere burgerschool reeds in bovengenoemde vakken onderwezen wor
denmoet ik daarlaten; want de wet schrijft het ons voor. Eene andere
vraag is echter de bevoegdheid. Ik stel mij voor dat een dergelijk leeraar
de gronden van de gemeente-, provinciale- en staatsinrigting van Nederland
en de beginselen der handelswetenschappen onderwijze, maar niet dat hij
met de jongelui de politiek van den dag behandele, zoo dat zij te huis
komende weten te vertellen wat mijnheer A of B gisteren in de tweede ka
mer gesproken heeft en wat de minister van binnenlandsche zaken daarop
geantwoord heeft. Daar nu de plaatselijke commissiën van toezigt op de
scholen van middelbaar onderwijs door den gemeenteraad benoemd worden,
zoo ben ik zoo vrij dit onder de aandacht van de commissie te brengenmet
verzoek daarvoor te waken.
De Voobzitter. Ik acht het niet noodig de aandacht van de commissie
voor het middelbaar onderwijs op die zaak te vestigenwant die commissie
vervult hare taak steeds met de meeste naauwgezetheid. Als een leeraar
zijne roeping te buiten gingdan houd ik mij overtuigddat die commissie
wel degelijk hare aandacht daarop vestigen zou en den leeraar daarop opmerk
zaam maken.
De heer Stoffels. Ik beaam volkomen wat de voorzitter heeft gezegd.
De commissie voor het middelbaar onderwijs heeft genoeg blijken van hare
diligentie gegeven, dan dat wij niet verzekerd zouden zijn dat, zoo het
noodig is in het belang van het onderwijs, zij behoorlijk toezigt op de
lessen zal houden.
Hierop wordt tot de benoeming overgegaanwaarvan de uitslag is dat de
heer Mr. G. A. van Hamel met 16 stemmen wordt benoemd; 7 briefjes
waren in blanco.
III. Benoeming van een hulponderwijzer 4<= klasse, aan de openbare lagere
school n". 1voor minvermogenden.
De voordragt bevat de volgende namenPieter Antonie BiegmanGe-
rardus van der Waals; Ferdinand Godefridus van den Berg; de eerste te
Woerdende beide laatsten binnen deze gemeente woonachtig.
Met 15 stemmen wordt benoemd P. A. Biegman; 1 stem wordt uitge-
bragt op G. van der Waals; terwijl 7 blanco-briefjes in de bus worden
gevonden.
IV. Benoeming van een tijdelijken hulponderwijzer 4e klasseaan de
openbare lagere school n°. 1voor minvermogenden.
De voordragt bevat de volgende namen: Wiliem Nicolaas van Poelgeest;
Mozes van GelderenCarel Mattheus Robert.
Met 14 stemmen wordt benoemd W. N. van PoelgeestI stem wordt uitge-
bragt op M. van Gelderen terwijl 8 blanco-briefjes in de bus worden gevonden.
De heer Goudsmit. Daar wij ons nu toch met het onderwijs bezig hou
den wenschte ik eene inlichting van Burgemeester en Wethouders te be
komen. Vijf maanden zijn er verloopen sinds de vacature ontstaan op de
school van mejufvr. Rensen. Waarom is die vacature nog niet aangevuld?
Ik kan er naauwelijks grond voor vinden. Wij hooren van de zaak niets,
niettegenstaande de hoofdonderwijzeres gebukt gaat onder den zwaarderen
last, die nu op hare schouders rust. Ik neem derhalve de vrijheid Burge
meester en Wethouders te vragen, waarom er nog geen docent in de ge
schiedenis voor die school is voorgedragen.
De Voorzitter. Het is mij aangenaam den geachten spreker daarom
trent de gewenschte inlichtingen te kunnen geven. Ons werd een docent
voorgedragen die nog niet de bevoegdheid had om als zoodanig te worden
benoemdmaar deze toch spoedig door het afleggen van zijn candidaats-examen
zou bekomen. Ter voorziening in de vacature vonden wij het echter wen
schelijk, ter verligting der taak van de hoofdonderwijzeressehem tijdelijk
aan te stellen te meer daar er toch nu vooruitzigt bestond dat het examen
spoedig zou volgen. Ik gaf hem daarom te verstaan ook den HH. Wethou
ders een bezoek te brengen. Hieraan werd niet voldaannaar ik later ver
nam ten gevolge eener ongesteldheid, die 10 weken aanhield. Onmiddellijk
daarna, toen ook de HH. Wethouders in de gelegenheid geweest waren ken
nis met hem te maken, is de tijdelijke benoeming geschied, verleden Don
derdag; maar nu de tijd van het jaar reeds zoover verstreken is, hebben
wij gemeend die aanstelling eerst met 1 Januarij aanstaande te moeten doen
ingaan. Uit een en ander blijkt alzoo dat alleen force majeure de oorzaak
was van de niet-vervulling der vacature.
De heer Goudsmit. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor de ge
geven inlichting.
V. Voordragt tot het verleenen van een eervol ontslag, tegen 1 Januarij
1870 aan de regenten van de Armbakkerij en van het Gereformeerd
Minnehuis.
Die voordragt luidt als volgt:
»Bij raadsbesluit van den 22sten April 1869 bepaald zijnde dat met 1
Januarij 1870 de Armbakkerij als stedelijke administratie wordt opgehe
ven en het Minnehuis van eene gemengde tot eene zuiver kerkelijke in
stelling van weldadigheid wordt gemaakt, waartoe bij raadsbesluit van 2 De
cember dezes jaars eene gemeenschappelijke verordening door de burgerlijke
en kerkelijke overheden is vastgesteldhebben wij de eer den Gemeenteraad
voor te dragen: met 1°. Januarij aanstaande eervol ontslag toe te kennen
aan de heeren N. H. de Graaf, Mr. C. W. Hubrecht en Dr. H. Lührmann
als Regenten der Armbakkerijalsmede aan de heeren D. Noothoven van
Goor, A. K. W. E. C. Fischer, H. C. Hartevelt, Mr. L. D. Suringar, Mr.
A. J. Wijnstroom en S. C. van Doesburghals Regenten van net Gerefor
meerd Minnehuis, onder dankbetuiging voor de diensten in deze betrekkingen
aan de gemeente bewezen en onder verpligting:
a. om op de gewone wijze van hun gehouden beheer rekening en ver
antwoording te doen aan den Gemeenteraad
6. om al wat tot hun beheer betrekking heeft tegen acquit en decharge
af- en over te geventen einde vervolgens te worden overgedragen aan den
Algemeenen Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente, of die daar
mede van zijnentwege zal worden belast."
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten.
De heeren Hubrecht en Hartevelt worden geacht zich buiten stemming
te hebben gehouden.
YI. Adres van Vrouwe M. Hartevelt-Spoors Eland, tot het tegen 1
Januarij 1870 bekomen van ontslag als regentesse van het Heilige Geest
of arme wees- en kinderhuis.
Burgemeester en Wethouders raden de adressante bet gevraagd ontslag
tegen 1 Januarij e. k. op de meest eervolle wijze te verleenen onder dank
betuiging voor de vele door haar in die betrekking geheel belangeloos be
wezen gewigtige diensten.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten.
VII. Voordragt tot benoeming eener commissie van onderzoek in zake
het onderhoud van den toren van de Marekerk.
Die voordragt luidt als volgt:
«Tegelijk met de Gemeente Commissie der Nederduitsch Hervormde ge
meente werd aan ons eene insinuatie in de maand Maart dezes jaars betee-
kendter zake van de vermeende bouwvalligheid van den toren der Marekerk.
Naar aanleiding van hetgeen omtrent dien toren in uwe vergadering in
den jare 1864 was voorgevallen, achten wij het noodig daarover in overleg
te treden met de bovengenoemde Commissie en haar, onder mededeeling der
destijds overgelegde rapportenop hare gehoudenheid tot het onderhoud van
dien toren te moeten wijzen.
Eene verandering in het bestuur der kerkelijke goederen en fondsen deed
het die Commissie wensehelijk achten deze zaak tot na 1° October aan te
houden en het was den 26sten dier maand dat bij ons hare bedenkingen
tegen hare gehoudenheid werden ingediend.
Daar deze zaak reeds eenmaal bij uwe vergadering is aanhangig geweest
en in onderzoek bij eene bepaalde commissie uit uwe vergadering, nemen
wij de vrijheid u voor te stellen dit andermaal aan die commissie op te
dragen en haar uit te noodigen dit onderwerp, nu vooral tegen haar advies
bedenkingen worden ingebragt, in opzettelijke overweging te nemen; nadat
door u deze commissie met een uwer regtsgeleerde leden zal zijn aangevuld."
De Voorzitter. In die commissie hadden vroeger zitting de heeren
Siegenbeek, Goudsmit en van Outeren. Het is nu wenschelijk dat die com
missie ten gevolge van het overlijden van eerstgemelde met een regtsgeleerde
worde aangevuld.
De heer Goudsmit. Ik zou wenschen dat de stukken voordat wij tot
eene aanvulling van die commissie overgaanin handen gesteld werden van
den advocaat der gemeente. Immers loopen wij anders gevaar dat de commissie
(al wordt zij met eeu lid aangevuld) die eens haar advies gegeven heeft,
geneigd zal wezen bij haar vroeger gevoelen te blijven volharden. Ik
acht het derhalve raadzaam dat de stukken tot deze zaak betrekkelijk eerst
in handen gesteld worden van een onpartijdigen deskundige, die voor het
eerst zijne oogen er op laat slaan.
De Voorzitter. Ik wil gaarne het voorstel van den heer Goudsmit
overnemen. Het strekt toch zeker, om meer licht over deze zaak te ver
spreiden.
De heer Goudsmit. Ik zou aan Burgemeester en Wethouders wel in
overweging willen gevenof het niet raadzaam ware dien toren aan de ker
kelijke gemeente af te staan. Immers hebben wij er geen of weinig be
lang bij. Ik doe daaromtrent geen voorstelmaar wensch daarop slechts de
aandacht te vestigen.
De Voorzitter. De ingezetenen van dat gedeelte der stad hebben in
den omtrek geen klok en daarom stellen zij wel belang in den toren. Er
is wel eens overwogen of er niet op eene andere plaats een klok kon wor
den aangebragtdan zulks is niet wel doenlijk. Dit is zeker, dat, staan
wij den toren aan de kerkelijke gemeente af, hij dan zal worden afgebro
ken. En toch is die toren een monument, welks behoud door velen wen
schelijk wordt geacht.
De heer Goudsmit. Men zou aan den afstand eene voorwaarde kunnen
verbindenwaardoor het behoud van den toren wordt verzekerd. Zooals
ik echter zeideik doe geen voorstelmaar ik vraag slechts inlichting en
geef de zaak overigens ter overweging aan Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Het denkbeeld, door den heer Goudsmit aangegeven,
zou later wel in overweging kunnen worden genomen. Maar dit wil ik wel
zeggen dat de conferentie, die wij over deze zaak met de kerkelijke com
missie hebben gehoudenons niet van dien, aard toescheen dat daaromtrent
in eene schikking konde getreden worden.
De heer Goudsmit. Het is toch mogelijk dat Burgemeester en Wet
houders nog eens over de zaak nadenken en zoo noodig eene nadere confe
rentie houden.
De Voorzitter. Wij hebben, zooals ik zeide, met de commissie er reeds
over gesprokendoch weinig gezindheid bespeurd om het denkbeeld van
den heer Goudsmit aan te kleven. Het schijnt dat men van beide zijden
er niet zeer op gesteld is den toren te bezitten.
De heer Goudsmit. Als de stad den toren wil abandonnerendan kan
de gemeente-commissie er toch niets aan doen. Ik wil deze discussie echter
niet langer rekken. Het was slechts eene opmerkingdie ik maakte, en daar
de stukken toch in handen van den advocaat der gemeente worden gesteld
heeft men den tijd over de zaak na te denken.
De Voorzitter. Ik stel dan voor de stukken tot deze zaak betrek
kelijk ten fine van advies aan den advocaat der gemeente te renvoyeren.
Dat voorstel wordt aangenomen met 22 stemmen tegen 1, die van den
heer Dercksen.
De heer Cock. Alvorens wij tot de behandeling van een ander onder
werp overgaan, wenschte ik met betrekking tot het punt, dat zoo pas is
afgehandeldte doen opmerken dat de leden van den Raaden wel vooral
de jongere leden, omtrent deze zaak al vrij stiefmoederlijk zijn behandeld.
Ik laat nog loopen dat er in de oproepings-briefjes gesproken werd van
het benoemen eener Kaads-commissie, terwijl uit de voordragt van Burge-