HANDELINGEN TAN DIN GEMEENTERAAD TAN LEIDEN. Kitting van Honderd»" II ïVovember 1869, igeopend des namiddags ten L ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. VV. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, Hartevelt, Eigeman, Hoog, Goudsrait, Lezwijnde Eremery, BijleveldVerster, du liieuvan Outeren, Wttewaall, Hubrecht, Dercksen, Tollens, Cock, Scheltema, Buys, van Heukelora Le Poole en van den Brandeler. De heeren van Wensen en Tielernan gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te vronen. De aanteekeningen van liet verhandelde in de zittingen van Donderdag en Vrijdag 28 en 29 October 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt over: 1°. Proces-verbaal van bet opnemen der kas en boeken van den gemeente ontvanger op den 30sten October dezes jaars. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit voor kennisgeving aan te nemen en gedurende veertien dagen ter inzage van de leden in de lees kamer neder te leggen. 2°. Voordragt ter benoeming van eene 2<le hulponderwijzeres 3de klasse, aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse, voor meisjes. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 3°. Adres van H. Nijkamp, schipper op Utrecht, houdende verzoek tot ontheffing van betaling van bet padgeld en het aauteekengeld alsmede tot op heffing van het veer. 4°. Adres van Mr. G. VV. Straetmansadvocaat te Maastricht, waarbij hij ontheffing verzoekt van zijn aanslag in de plaatselijke direete belasting, over 1868. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. De Voorzitter. Ik moet nog mededeelen de ontvangst van een brief van den schoolopziener, van den aden dezer maand n°. 745, waarbij deze, tot het houden van bijeenkomsten van onderwijzers in deze en in buiten gemeenten van dit districthet gebruik der kleine stads-gehoorzaal verzoekt en wel gedurende den voormiddag op de laatste Zaturdagen in de maanden NovemberFebruarijMei en Augustusop welke dagen alsdan vacantie op de openbare scholen alhier wordt gevraagd. Die brief is van den volgenden inhoud «Leiden 3 Nov. 1869. Het is reeds lang zijn wenscli geweest, dat er ecnig malen jaars gecom bineerde vergaderingen zouden plaats hebben tusschen de onderwijzers in en buiten de stad in zijn district. Dit geschiedt bijna overal en ik stel mij daarvan veel goeds voor. Er is nu door de twee gezelschappen besloten vier zulke bijeenkomsten in liet jaar te houden en wel telkens op den laat- sten Zaturdag van de maanden November, Februarij, Mei en Augustus. Doch dit besluit kan alleen door uwe medewerking tot stand komen. Het is, met het oog op de onderwijzers van buiten, onmogelijk die vergaderingen anders dan des morgens te doen plaats hebben. Maar daarvoor moet er op die dagen hier vacantie zijn even als het buiten deze gemeente geschiedt. De onderwijzers der bijzondere scholen zullen trachten dit ieder van zijne committenten te verkrijgen, ik heb op mij genomen u dit te verzoeken voor de openbare scholen. Het zal mij zeer aangenaam zijn, indien daar tegen bij u geen bezwaar bestaat. Ik heb nog een ander verzoek. Voor de gewone vergaderingen hebben wij van den minister een locaal gekregen in het gebouw der Indische school. Dit is voor eene gecombineerde verga dering niet groot genoeg. Zouden wij daarom gebruik mogen maken van de kleine stads-gehoorzaalzoo zal ook de laatste zwarigheid opgeheven zijn. De schoolopziener in het 3<le district Aan heeren Burgemeester en van Zuid-Holland Wethouders der gemeente Leiden. M. J. de Goeje." De Voorzitter. Ik stel voor het tweede gedeelte van het verzoek toe te staan. Wat het eerste betreft, stel ik den Baad voor, aan de on derwijzers toe te staan 4 dagen in het jaar, gedurende een halven dag en wel des Zaturdagsvacantie te verleenenten einde overeenkomstig het ver langen van den schoolopziener die vergaderingen van onderwijzers te kun nen bijwonen. De heer dü Hieij. Is het de bedoeling, dat alle onderwijzers aan die vergaderingen zullen deelnemen en dat dus aan allen vacantie zal worden verleend De Voorzitter. Het is de bedoeling, dat alle onderwijzers de verga dering zullen bijwonen en dat dus op alle scholen viermalen 's jaars een halven dag, des Zaturdags, vacantie zal worden gegeven. De heer du Kieu. Dan geloof ikdat men aan de ouders geen groote dienst zal bewijzen door het getal vacantiën uit te breiden. De heer Cock. Is dat eigenlijk geene verandering in de bestaande ver ordening, waarbij vastgesteld wordt wanneer er vacantie zal worden gegeven Is dit het geval, dan geef ik in overweging deze zaak aan te houden, en in den aangewezen vorm te behandelen, namelijk in den vorm eener wijzi ging der door den Baad vastgestelde verordening op het lager onderwijs. Zoo doende zullen wij tevens gelegenheid hebben de zaak rijpelijk te over wegen en het advies in te winnen der commissie, die met de belangen van het lager onderwijs meer speciaal is belast. 1809. De Voorzitter. Volgens de bestaande verordening kan de Burgemeester in buitengewone gevallen vacantie verleenen, maar, daar het hier eene pe riodieke vacantie betreft, vond ik geene vrijheid daarover zelf te beslissen, maar meende dit aan de vergadering te moeten onderwerpen. De heer Cock. Als de vergunning tot het houden der cangevraagde va cantiën volgens de bestaande verordening tot de competentie van den Bur gemeester behoort, dan hebben wij, dunkt mij, ons met de zaak verder niet te bemoeijen, en kan ik er natuurlijk niets tegen hebben, dat het ver zoek door hem worde toegestaan. Mijne bedoeling is eenvoudig deze: de zaak behoort of tot de competentie van den Burgemeester of tot die van den Baad. Ik beslis dit nu niet. Doch dit is zeker: in het eerste geval hebben wij niets anders te doen dan ons te onthouden. In het tweede geval daarentegen hebben wij er ons mede te bemoeijen, maar dan kunnen wij dit niet anders doen dan door al of niet te wijzigen de door ons ge maakte en nog steeds vigerende verordening op de vacantiënwaarin de aangevraagde natuurlijk nog niet zijn opgenomen. De heer Buys. Het komt mij voordat het eerste gedeelte van het gedaan verzoek aan den Burgemeester behoort te worden gerenvoyeerdals den persoon, die volgens de verordening bevoegd is dergelijke verzoeken at te doen. De Voorzitter. Maakt gij daarvan een bepaald voorstel? De beer Buys. Ja. Ik stel voor het gedaan verzoekwat het eerste punt betreft, aan den Burgemeester te renvoyeren ter afdoening. De heer Goudsmit. Heeft de Burgemeester, volgens de bestaande ver ordening, niet altijd de bevoegdheid om vacantiën te verleenen? Zoo ja, dan zie ik niet inwaarom de Baad hier eene beslissing zou nemen. De Voorzitter. Ja, in buitengewone gevallen kan de Burgemeester daartoe overgaan. De heer Goudsmit. Ik zou dan aarzelen hetgeen zich hier voordoet, onder buitengewone gevallen te brengen. Het geldt toch eene periodieke steeds terugkeerende vacantie. Wij zouden alzoo de bestaande veiordening eerst moeten wijzigenen dat kan m. i. niet zoo dadelijk geschieden. De Voorzitter. Ik heb thans de verordening voor mij, en daaruit blijkt dat het tijdstip wordt bepaald waarop vacantiën worden verleend; ter wijl wijders wordt vastgesteld, dat andere vacantiën in bijzondere omstan digheden door den Burgemeester kunnen worden verleend. Ik stel alsnu voor bet voorstel van den beer Buys in stemming te brengenom het verzoek ten deze ten fine van afdoening aan mij te renvoyeren. Dat voorstel wordt met algeraeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Mag ik het er alsnu voor houden dat de Baad c. q. zijne toestemming verleent tot het gratis afstaan der kleine gehoorzaal? Dat wordt met algemeene stemmen toegestaan. Aan de orde is: I. Verzoek van den leeraar in de staatswetenschappen aan de hoogere burgerschool, H. J. Hamaker, om ontslag uit deze betrekking. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig de adviezen der plaat selijke commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs en van den provincialen inspecteur op dat onderwijs, den adressant het gevraagd eervol ontslag te verleenen. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten. II. Begrootingen der gesubsidiëerde instellingen van weldadigheidvoor L870, als van: a. Het H. G. of arme wees- en kinderhuis. De Commissie van Financiën raadt die begrooting goed te keuren, de inkomsten op ƒ35512, de uitgaven op ƒ35512, sluitende alzoo quite. b. Het B. C. wees- en oudeliedenhuis. De Commissie van Financiën raadt die begrooting goed ie keurende inkomsten op ƒ22502, de uitgaven op ƒ22502, sluitende alzoo quite. e. Het Evang. Luthersch wees- en oudeliedenhuis. De Commissie van Financiën raadt die begrooting goed te keurende inkomsten op ƒ6670, de uitgaven op ƒ6668,30, dus met een goed slot van ƒ1.70. d. Het Nederlandsch-Israëlitisch armbestuur. De Commissie van Financiën raadt die begrooting goed te keurende inkomsten op ƒ1649.50, de uitgaven op ƒ1619.50, sluitende alzoo quite. Al deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder discussie, overeenkom stig het rapport der Commissie van Financiëngoedgekeurd. III. Voordragt omtrent tegemoetkoming van schutterpligtigen in de kos ten hunner kleeding bij de schutterij. De voordragt luidt als volgt «Burgemeester en Wethouders hebben de eer bij deze aan u over te leg gen een staat van 171 manschappen, die of op de rol dezes jaars als dienst- pligtige schutters zijn gebragtof na het opmaken der rol zich ter vervul ling hunner schutterlijke verpligtingen hebben aangemeld, en van welke beoordeeld moet worden in hoeverre zij in de termen vallen van zei ven in hunne kleeding of kleedingkosten te kunnen voorzien, dan of zij daarin ge heel of gedeeltelijk uit de gemeente-fondsen moeten worden te gemoet ge komen. Een onderzoek, door eene commissie uit ons midden ingesteld, heeft tot het besluit geleid dat 28 manschappen in staat zijn de kosten voor hunne 25

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 1