loof dus dat voorshands die 100 geen bezwaar kunnen opleveren, daar wij toch later op de zaak terugkomen. De heer van Oüteren. üe Commissie van Financiën heeft bij haar rap port het voorstel gedaan om, desnoods zonder vergoeding, de schietbaan aan het gouvernement over te doen. Daarmede zou ik mij uitnemend kun nen vereenigen, namelijk indien dit plaats had onder voorbehoud alleen dat van wege het rijk een geschikte tijd, bijv. een of twee dagen 's weeks, werd vrijgelatengedurende welken de baan geheel ten dienste der schutterij of andere vereenigingen beschikbaar zou zijn, en met bepaling, dat, wanneer de schietbaan te eeniger tijd als zoodanig mogt worden opgeruimdde ondergrond wederomen dan ook kostelooszou terugkeeren bij de gémeente. De heer Buys. Ik vat niet goed de kracht van het argument tegen het voorstel van de Commissie van Financiën. Het is de vraag, of de schietbaan door de gemeente of door het rijk zal worden onderhouden. De Commissie wil de schietbaan aan het rijk ten geschenke aanbieden, en vereenigt de Eaad zich met dat plandan kan men wel niet anders doen dan de onderhoudskosten voor memorie uit te trekken. De Voorzitter. Ik wil gaarne het voorstel overnemenzooals het door de Commissie is gedaan. De post zou dan nu pro memorie moeten wor den uitgetrokken. De heer Hartevelt. Ik zie niet inwaarom men nu niet onmiddellijk aan het rijk het voorstel zou kunnen doen de schietbaan over te nemen en dus onafhankelijk van de quaestie die over deze zaak aanhangig is. De Voorzitter. Dat is op dit oogenblik niet aan de orde. De heer Hartevelt. Ik meendat het wel degelijk aan de orde is bij de behandeling van den post, waarover wij spreken, in verband met het voorstel der Commissie van Financiën. De heer Bijleveld. Het nemen van eene bepaalde beslissing in deze komt mij hoogst-wenschelijk voor en daarom wordt het voorstel van de Commissie van Financiën zeer door mij ondersteundwanneer althans daarbij wordt gelet op de clausule door den heer van Outeren aangegeven. De heer Hubrecht. Er zouden dan toch eenige voorwaarden aan moe ten verbonden worden. De Voorzitter. Daarom zou het best zijn in eene volgende of in de eerstvolgende vergadering dit punt nader afzonderlijk te behandelen. Of wil de Baad de zaak nu reeds in beginsel uitmaken Ik stel dan voor naar aanleiding van het voorstel der Commissie van Financiën Burgemeester en Wethouders te magtigen het daarin bedoelde voorstel aan het rijk, tot overname van de schietbaante doen. Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Daardoor vervallen alzoo die ƒ100, voor de schietbaan. No. 83. Kosten van een nieuw rioolstelsel, waterverversching en duin waterleiding. Memorie. Hierover wordt door geen der leden het woord gevraagd. De Voorzitter. Ik zal thans het tweede hoofdstuk in stemming brengen. De heer Buys. Ik wensch toch nog even het woordalvorens het hoofd stuk in stemming wordt gebragt. Sedert ik tot het vaststellen van de be grooting van Leiden medewerkstaat die post kosten voor een nieuw riool stelsel en waterverversching" voor memorie uitgetrokken, en reeds lang te voren was dit eveneens het geval. Ik geloof waarlijk dat het tijd wordt om de zaak tot eene beslissing te brengenen niet te wachten tot dat treu rige omstandigheden ons op nieuw aan de noodzakelijkheid van die werken op gevoelige wijze zullen komen herinneren. Wij maken plannenmaar ko men niet verder. Zijn die plannen onbruikbaar, welnu laten wij dat dan zoo spoedig mogelijk constateren en dus de gelegenheid geven om andere meer practische plannen te ontwerpen en af te doen. De Voorzitter. De zaak is zoo veelomvattend, dat zij niet wel bij de begrooting tot een punt van behandeling kan worden gemaakt. Maar ik wil wel de verzekering geven, dat de Raad al zeer spoedig omtrent deze aangelegenheid een voorstel zal hebben in te wachten. De heer Buys. Dit is mij zeer aangenaam. De heer Hubrecht. Laat ik er nog dit bijvoegen, dat ook daarom deze zaak nog niet aan de orde is gesteld, omdat wij meenden dat, bij de plaats gehad hebbende verkiezing van raadsledenden nieuw optredenden de tijd moest worden gelatendeze zoo veelomvattende zaak naauwkeurig te kun nen onderzoeken. Het tweede hoofdstuk wordt hierop vastgesteld met 18 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren Scheltema, du Rieu, Verster en Tollens. Hoofdstuk III. Kosten yoor eigendommen welke de gemeente NAAR HET BURGERLIJK REGT BEZIT, MET DE DESWEGE VERSCHULDIGDE LASTEN. No. 84. Onderhoud van huizen, torens, poorten en dergelijke ƒ4000. De Commissie van Financiën merkt hierbij aanDe Commissie mag niet nalaten bij de herstelling aan den toren van het raadhuis op aanbesteden aan te dringen." De Voorzitter. Ik geloof, dat de Commissie van Fabricage aan dat verlangen zal voldoen. De heer Hubrecht. Het lag ook geheel in hare bedoeling. De heer Goudsmit. Ik wenschte eene enkele opmerking te maken naar aanleiding van het opschrift van hoofdstuk III. Volgens art. 229 der ge meentewet hebben de gemeentebesturen te zorgen dat een naauwkeurige staat opgemaakt en bijgehouden worde van hetgeen, naar het burgerlijk regt, eigendom der gemeente is. Deze staat" lees ik verder in dat artikel en de daarin jaarlijks gebragte verandering wordt aan Gedeputeerde Staten medegedeeld en, hetzij in druk, hetzij in afschrift, tegen betaling der kos ten, algemeen verkrijgbaar gesteld." Sedert jaren intusschen is over die be paling vlugtig heengesprongen en is aan de bijhouding van dien staat, althans voor zoo verre ons bekend, niets gedaan. Ik wenschte te weten, wat de aanleiding kan zijndat een bepaald en ondubbelzinnig wetsvoor schrift door het bestuur niet wordt nageleefd. De Voorzitter. Het is nog al een omvattende arbeid maar ik kan u zeggendat de staat van de eigendommen der gemeente reeds voor een groot gedeelte ter perse ligt enzoodra hij gereed isaan de heeren zal worden rondgedeeld. De heer Goudsmit. Ik moet dan vragenof niet ook aan het tweede gedeelte van art. 229 moest worden voldaanwat betreft de mededeeling aan Gedeputeerde Staten van de in den staat gebragte veranderingen. De Voorzitter. Dat zal ook geschieden. De heer Goudsmit. Ja, dat zalmijnheer de Voorzitter, is een zoo rekbaar woord. Aan de gemeentebesturen is bepaald opgedragen een naauw- lcttend opmaken en bijhouden van den staat der gemeente eigendommen en daarom is het verzuim van dat wettelijk voorschrift niet alleen bevreem dend, maar inderdaad hoogstens af te keuren. De Voorzitter. De staat is opgemaakt; ik laat nu de beschuldiging daar. Maar zeker is het, dat het een werk is, dat veelomvattend is. De heer Goudsmit. Ik heb niet enkel gesproken van het opmaken van den staat op zich zelf, maar van het jaarlijks bijhouden van de verande ringen. En terwijl ook dat is voorgeschreven bij art. 229 der gemeentewet, is zulks niettemin gedurende een aantal jaren in deze gemeente, op eene naauwelijks verdedigbare wijze veronachtzaamd. Het gemeentebestuur toch behoort het voorbeeld te geven van naauwgezette naleving der wetten, in stede van ze straffeloos te laten overtreden. De Voorzitter. Ik kan u de verzekering geven dat de meest mogelijke spoed gemaakt wordt om de zaak in orde te brengen. De heer van Heukelom. Ik zou willen vragen, of men niet wat zuinig kon zijn met het bepleisteren onzer oude gebouwen met portland-cement; vooral zou ik in bedenking geven onzen stadhuis-toren dien smaad te be sparen. Die toren moet naar mijn oordeel door andere middelen gerestau reerd worden en zou het gebruik van portland-cement daaraan zeer misplaatst zijn. De voorbeelden van andere gebouwen hier ter stede, waaraan die specie is gestrekenmogen ons wel tot waarschuwing en afschrik strekken. De heer Hubrecht. Ik wil zeer gaarne den wenk van den heer van Heukelom overnemen. De zaak is reeds bij de Commissie van Fabricage besproken; maar het voorbeeld, dat de heer van Heukelom bijbrengt, gaat niet geheel op. Bepleistering staat wel goedmaar is daarom niet op alle gebouwen met denzelfden uitslag aan te wenden. B. v. de bepleistering aan de Pieterskerk aangebragt, houdt niet zoo goed; daar is zij aangebragt op gehouwen of zoogenaamde duifjes steenterwijl de voetingsmuur van den toren is van gebakken steenen hiermede vermengt zich het cement. Of echter de vele beschadigde steenende vele uitgevallen voegenook nog bezwaren zullen gevenzullen wij nader overwegen. De heer van Heukelom. Ik meen, dat dat mengsel met der tijd zeer leelijk wordt, en in elk geval weinig voegt bij den bouwtrant en het metsel werk van onzen toren. De post wordt hierop goedgekeurd. No. 85. Dag- en weekgelden der werklieden en bedienden in dienst der gemeente, mitsgaders verdere kosten der fabricage ƒ14674. De Commissie van Financiën merkt hierbij aan: «Hier is weinig vermin dering bij het vorig jaar zigtbaar. Of men al een straatmaker en een enkelen werkman minder in dienst heeftis naar het oordeel van de Com missie niet de bedoeling van de besluiten van de twee laatste jaren in den Raad genomen: men acht het wenschelijk dat het werken onder eigen be heer vermindere. Tegen eene vermindering van het hier uitgetrokken cijfer wordt weder in rekening gebragt 350 onder volgn. 78 voor het reinigen der grachten van vuil en krengen uitgetrokken, dat blijkens de toelichting op het sectieverslag een gedeelte van den werkkring van dat werkvolk uitmaakt. De Commissie heeft de eer hierbij voor te stellen dat Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd vóór 1 Mei eene nieuwe reorganisatie voor te dragen, en daarbij het beginsel aan te nemen dat slechts in eigen onderhoud die werken overblijvenwelke blijken zullen niet wel te kunnen worden aanbesteed, ten einde die met het jaar 1871 konde in werking gebragt worden." De Voorzitter. De Commissie heeft dus ten aanzien dier sommen geen bepaald voorstel gedaan, Alleen het laatste gedeelte barer bedenking op dit artikel bevat een voorstel, en houdt in, dat Burgemeester en Wet houders zullen worden uitgenoodigd eene nieuwe reorganisatie voor te dra gen waarbij het beginsel zal op den voorgrond staan dat slechts in eigen onderhoud die werken overblijven, welke blijken zullen niet wel te kunnen worden aanbesteed, ten einde die met 1871 zou kunnen in werking komen. Wij willen gaarne de Commissie van Fabricage uitnoodigen, voor primo Mei e. k. zoodanige voorstellen in te dienendie den Raad zelve in staat stellen een besluit dienaangaande te nemen. Het komt ons voor, dat dit de doelmatigste wijze zal zijn om deze quaestie tot een goed einde te brengen. De heer Buys. Ik wensch de discussie over eigen beheer en aanbesteding niet te hervatten, vooral na uwe mededeeling, mijnheer de Voorzitter, vernomen te hebben. De beste wijze om de zaak uit te maken zal wel zijn, dat de Raad in de gelegenheid worde gesteld om de zoolang hangende quaestie bij een afzonderlijk besluit af te doen. Maar er is toch een argu ment, in de memorie van antwoord, dat ik niet geheel onvermeld mag laten. Als motief voor eigen beheer wordt namelijk aangevoerd, dat een ^aanne mer geen bruikbare werklieden in dienst kan bekomen tegen het daggeld, dat de stads werklieden genietendewijl de bezoldiging van deze niet in verhouding tot gene is toegenomen." Is dit zoo, dan zullen wij aan de werklieden eene weldaad bewijzenals wij hen verpligten bij een aannemer werk te zoekenen dan hooger loon aan te nemen dan de stad geeft. Of zou de verklaring van het vreemde verschijnsel misschien hierin liggen, dat, terwijl de aannemer «bruikbare" werklieden zoektde stad minder naauw keurig op die bruikbaarheid toeziet? De heer Hubrecht. Een aannemer zal zeker aan zijne arbeiders meer geld moeten betalen. Maar daar staat tegenover dat wij onze werklieden ook gedurende den winter hebben en zoo dooreen gerekend geeft dit voordeel. De Voorzitter. Ik geloof, dat deze zaak thans niet meer behoeft te worden besproken. Als niemand meer het woord verlangt, stel ik voor, den post goed te keuren. De post wordt hierop goedgekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 8