De Voorzitter. Bij vonnis van den kantonregter is meermalen begrepen, dat het werpen van water op de straat ook verboden is. De heer du Kieu. Dus dan zou dat volgens het oordeel van den kan- tonregter bij de pohtie-verordening verboden zijn? De Voorzitter. Ja; en daarom zou er wel eene kleine wijziging in de politieverordening noodig zijn, waaruit de bedoeling bleekdat het besproeijen door de ingezetenen niet verboden is. De heer du Kieu. Dan zou ik het schrobben wel weer willen vrijlaten en, zoo niet, dan ten minste het besproeijen der straat. De Voorzitter. Wij zullen dat verlangen dan nader in overweging nemen. De heer Bijleveld. Mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van het door u gesprokene, meen ik te mogen vragenof de verordeningzooals zij daar ligt, en die m. i. wel eenige verduidelijking behoeft, wel het enkel werpen van water op de straat of het enkel besproeijen van de straat met water verbiedt, en of niet veeleer het nederstorten van water op de straat volgens de verordening dan eerst is eene strafbare daad, wanneer tevens blijkt van reiniging. De Voorzitter. Ik heb er met den kantonregter over gesprokenen naar zijne meening is wel degelijk dat werpen van water verboden, zonder dat hij zich echter verder over de zaak heeft uitgelaten. De heer le Poole. Ik blijf toch bij mijn gevoelen, dat de som te hoog is. Als ik naga, dat dat besproeijen maar drie maanden per jaar op eenige uren van den dag geschiedt en dat zulks dus p. m. ƒ7 per dag kost, dan acht ik dat te veel. De heer Verster. Ik ben het geheel met den vorigen spreker eens. De som zou zeer goed tot ƒ400 kunnen teruggebragt worden, te meer, daar het water toch meestal stinkend en dus onbruikbaar is, en, volgens verklaring van den Voorzitter, er gedurende dien tijd geene besproeijingen plaats vinden. De heer le Poole. Ik stel bepaald voor na het gehoorde den post met ƒ300 te verminderen. De heer Dercksen. Heb ik het wel of niet, dat hier geene quaestie is van iets, dat per jaar of maand betaald wordt; of betreft het, gelijk ik meen, een werk, dat afzonderlijk of althans per dag wordt beloond? Is dit laatste het geval, dan moet ik doen opmerken, dat indien nu overeenkomstig den wensch van den heer Le Poole wierd gehandeld en tot meerdere be- sproeijing wierd overgegaan, er eerder eene hoogere dan eene lagere som zoude dienen bepaald te worden. De heer Hubreoht. Toen de heer Le Poole den wensch te kennen gaf, om de Ruïne nog meer te doen besproeijenheb ik den wenk overgenomen; maar dan gaat het ook niet aan, om de gelden, hiervoor benoodigd, nog al beduidend te verminderen, want dan zoude ik aan dien wensch geen gevolg kunnen geven. Het besproeijen is aanbesteed, tegen ƒ10 voor eenen ge- heelen en ƒ5 voor eenen halven dag. In het eerste geval is de aannemer hiermede bezig van des morgens vroeg tot in den namiddag, en gebruikt dan twee karren. De heer van Oüteren. Naar aanleiding van de opmerking, voorkomende in het rapport der Commissie van Financiën, heb ik nog eens opzettelijk onderzocht, hoeveel werkelijk voor de watersproeijing in het vorig en in dit jaar is uitgegeven, en is mij gebleken, dat in den afgeloopen zomer daaraan is besteed eene som van ƒ205 terwijl in den zomer van 1868, die dan ook buitengewoon warm was, die sproeijing heeft gekost ƒ548, zoodat, althans dit jaar, de uitgaven daarvoor belangrijk beneden de raming zijn gebleven. De heer le Poole. Ik heb niet het wenschelijke uitgedrukt dat er meer besproeid werd, maar alleen geklaagd dat er in het algemeen zoo weinig besproeid was en op dien grond de som te hoog gekeurd. De Voorzitter. Persisteert gij dan bij uw voorstel? De heer le Poole. Ja, mijnheer de Voorzitter. Ik stel voor, den post met ƒ300 te verminderen. Het voorstel van den heer Le Poole, dat voldoende ondersteund is, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt verworpen met 15 tegen 7 stemmen. Voor stemden de heeren Eigeman BuysScheltemaGoudsmit, Le Poole, Bijleveld en Verster. De post wordt hierop onveranderd goedgekeurd. N°. 74. Onderhoud van wegen en voetpaden ƒ1653.66. De Commissie van Financiën merkt hierbij aan: //De op dit art. onder e vermelde wegen kosten veel in onderhouden dit te meer wanneer men nagaat, dat onder het hier uitgetrokken cijfer het arbeidsloon niet eens be grepen is; de Commissie moet in bedenking geven het wenschelijke dat deze worden aanbesteed." De heer Hubrecht. De Commissie van Fabricage is zeer bereid om het verlangen van de Commissie van Financiën over te nemenom ook ten deze te trachten den weg van aanbesteding in te slaan. De post wordt goedgekeurd. N°. 75. Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen ƒ1900. De heer Buys. Mag ik u herinneren, mijnheer de Voorzitter, dat de Commissie van Financiën heeft voorgesteld dit artikel met 400 te ver minderen De Commissie van Financiën merkt bij dit nommer aan«Onder dit art. komt veel voor dat voor den Burg moet uitgegeven worden, waaraan al zooveel is ten koste gelegd. De Commissie stelt voor dit volgn. met ƒ400 te verminderen, waardoor het bedrag gelijk is met dat op de vorige be grooting. Aanbesteding acht zij ook hier wenschelijk. De heer Hubrecht. Wanneer ik de rekening over 1868 naga, dan zie ik dat volstrekt geene aanmerkingen zijn gemaakt op de uitgaven voor het plantsoen. Nu is deze post hooger dan ten vorigen jare; doch dat is ten gevolge van eenige uitbreiding van het plantsoen, waarmede de Raad zich heeft ver- eenigd toen hij bij de goedkeuring der conditiën van verhuring van den Burg tevens vaststelde, dat de huurder niet meer, zooals vroeger, voor het onderhoud van het plantsoen zoude behoeven te zorgen, maar dat zulks voor rekening van de gemeente zoude geschieden. De Commissie vau Fi nanciën zegt dat aan den Burg reeds zooveel is ten koste gelegd, doch dat is hier onjuist; hier betreft het niet het gebouw, maar het plantsoen. Het zand en grind voor de singels wordt ook uit dit artikel bekostigd, en dik wijls is de wensch tot ons gekomen dat die wat ruimer hiervan werden voorzien. De openbare aanbesteding van het zand en grind is ook voor een deel oorzaak der verhoogingdaar wij vroeger het zand voor 1.80 en het grind voor ƒ2.80 konden bekomen de kub. el, zoo moeten wij na de aanbesteding voor het eerste 2voor het laatste 3 de kub. el betalen. Daarbij zoude na de stormen van de jongst verloopen dagenwaardoor ook het plantsoen veel geleden heeft, thans eerder aan verhooging dan vermin dering van dit artikel moeten gedacht worden. Iedereen kan zich bijna eiken dag overtuigendat van het plafitsoen in ruime mate wordt gebruik gemaakt; iedereen roemt die aangename wandelplaats. En wanneer ik dan de uitgaven, die wij daarvoor besteden, vergelijk met die in andere plaat sen daaraan ten koste gelegddan komt het mij voordat het niet wen schelijk zou zijn den post met 400 te verminderen. De heer Scheltema. De Commissie van Financiën heeft zich bij het onderzoek der begrooting niet begeven in de onderdeelen van dit artikel. Zij heeft de vermindering van den post voorgesteld, omdat zij dien be schouwt als zijnde meer eene uitgave van weelde; en wanneer een artikel vatbaar is voor bezuiniging, dan is het zeker dit artikel. Zij meende ook datj de somdoor haar voorgesteldvoldoende was en men niet moest over gaan tot uitbreiding. De post is op deze begrooting 400 hooger uitge trokken dan in 1868 is uitgegeven. De Commissie wenscht het bedrag van dezen post terug te brengen tot de som, die in dat jaar is besteed. De heer Hubrecht. Ik herhaaldat de tegenwoordige verhooging is ontstaan door de bijvoeging van het onderhoud van den Burg en door de hoogere prijzen van het zand en het grind, terwijl er meermalen op is aan gedrongen, om zoowel het plantsoen als de Singels hiervan wat ruimer te voorzien. De heer Scheltema. Ik geef gaarne toe, dat de bijvoeging van den Burg de kosten kan verhoogen, maar wanneer het eene jaar het een of ander iets meer kost, dan moet men weder eene andere uitgave, die uitstel of vermindering kan lijdenachterwege laten of verminderen. Wanneer nu op dezen post verhooging wordt toegestaandan valt het moeijelijk dien later weder te verminderen, en dan vrees ik dat de verhooging blijvend zal zijn. De heer de Fremery. Ik wensch slechts ééne opmerking te maken. Voor het aangegeven rivierzand en grind is ƒ315 meer benoodigd dan in het vorige jaar, volgens de pacht-conditiën vordert de aanplanting op den Burg ƒ100, te zamen alzoo ƒ415; wordt nu dit artikel met ƒ400 vermin derd dan zal inderdaad voor het gewoon onderhoud van al de plantsoenen nog ƒ15 minder worden toegestaan dan voor dit jaar. Dit kan, dunkt mijniet de wensch zijn van den Kaad. De heer Buys. Ik wensch het voorstel van de Commissie van Finan ciën met een enkel woord te verdedigen. Volgens het zeggen van den heer de Fremery zal men in 1870 aan de plantsoenen werkelijk niet meer beste den dan in het tegenwoordige jaar; maar juist dit is eene reden, waarom de Commissie hier bezuiniging verlangt; zij wil minder besteed hebben. Wij zullen in het volgende jaar vele dure buitengewone werken moeten verrigten welnu, laten wij dan naar bezuiniging zoeken bij die uitgavenwelke voor in krimping vatbaar zijndat wil zeggen bij uitgaven van weelde als deze. Wij kunnen het gemakkelijk doen, want er wordt hier inderdaad veel voor het plantsoen uitgegeven; de heer Hubrecht zegt: minder dan elders; het kan wel zijn, maar laten wij, eer wij vergelijken, eens nagaan of onze plantsoenen niet veel minder omvang hebben dan die, welke elders worden aangetroffen. De heer Hubrecht. Het is hier gewoon onderhoud, hetgeen even als het zand en het grind is aanbesteed. Het is geene uitgaaf van weelde, in dien nu eene geheele verandering van een deel van het plantsoen, even als vroeger nabij de Hoogewoerdspoort is geschiedwerd voorgesteld. Dan zoude kunnen geldendat het nu minder geschikt was die buitengewone uitgaaf te doenthans echter is alleen geld uitgetrokken voor het gewoon onderhoud. De heer du Kieu. Jaarlijks bij de behandeling van dit artikel komt het mij voor, dat de som, voor heesters enz. uitgetrokken, wel wat ruim is. Zou het nu niet mogelijk zijn de uitgaven daarvoor wat in te krimpen? Ik wenschte ook wel, dat dit artikel verminderd werd, en ondersteun dan ook het voorgestelde door de Commissie van Financiën. De heer Tieleman. Mijnheer de Voorzitter! Mij dunkt, dat we dezen post niet te zeer moeten beknibbelen; het is de eenige uitgave, waardoor aan al de ingezetenen, zonder onderscheid, een aangenaam en heilzaam genot wordt verschaft. Zijn de uitgaven te hoog opgevoerd, laat ons dan allereerst die uitgaven verminderen, die niet voor het algemeen, maar meest voor genot en weelde van de meer vermogenden en aanzienlijken gedaan worden. De Voorzitter. Ik zal thans in omvraag brengen het voorstel der Commissie van Financiën strekkende tot vermindering van dezen post met ƒ400. Dat voorstel wordt verworpen met 13 tegen 9 stemmen. Voor stemden de heeren Lezwijn, Eigeman, Buys, Scheltema, Goud smit, du Rieu, Bijleveld, Verster en Tollens. De post wordt hierop onveranderd goedgekeurd tot een bedrag van ƒ1900. No. 76. Onderhoud van bruggen en overzetveren ƒ21000. De Commissie van Financiën merkt hierbij aan: «De Commissie kan moeijelijk beoordeelen of het totaal bedrag van dit volgn. ter somma van 21000 nog voor eenige besparing vatbaar is, maar had wel gcwenscht dat het een of ander werk kon worden uitgesteld." De heer van Heukelom. Het spijt mij, dat, na voorlezing van het rapport der Commissie van Financiën, ik een voorstel zal moeten doen, dat daarmede in strijd is. Ik zie onder litt. a uitgetrokken ƒ6500 voor de ver nieuwing van de wipbrug aan het einde van de Haarlemmerstraat naar de Haven. Ik neem de vrijheid aan Burgemeester en Wethouders voor te stellen die som te verhoogen, en wel zoo, dat daar zal kunnen gemaakt worden eene ijzeren draaibrug, die zal kunnen voldoen aan de behoeften der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 4