De beer Hubrecht. Men zou, ter tegemoetkoming aan het gemaakt bezwaar, aan de huur kunnen verbinden de bepaling, dat er in dien kel der geen ander bedrijf mag worden uitgeoefend dan thans geschiedt. De Voorzitter. Kan de heer du Kieu er dan mede genoegen nemen de bepaling aan die verhuring te verbindendat er in dien kelder geen ander bedrijf worde uitgeoefend dan thans? De heer du Kieu. Ja, mijnheer de Voorzitter. De voordragt wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 2°. het magazijn en den zolder in de Smidsteeg voor twaalf maanden; Burgemeester en Wethouders stellen voor bedoeld magazijn en zolder te verhuren aan Gerrit van der Veen, voor den tijd van een jaar. Die voordragt wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. V. Verzoek van H. H. Blote tot het leggen van eene stoep voor het perceel wijk VI, n°. 376. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het advie3 van de Commissie van Fabricage, het verzoek van den adressant in te willigen, mits de stoep niet boven de straat uitsteke en niet meer dan 50 centi meters uitspringealles onder toezigt van rooimeesters. Wordt op gelijke wijze aangenomen. VI. Kekening van het Nederlandsch Israëlitisch Armbestuur over 1868. De Commissie van Financiën raadt die rekening goed te keuren, in ontvang ad 2182.75J in uitgaaf ad ƒ2288.13, opleverende een nadeelig saldo van f 105.37}, hetgeen de rendaiiten bij de eerstvolgende rekening in uit gaaf zal worden geleden, zullende alsdan ook verantwoording moeten worded gedaan van hetgeen is aangewezen als nog te ontvangen of te verhalen ten beloope van f 156. De conclusie van dit rapport, waarover door geen der leden het woord wordt gevraagd, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen; hebbende de heer Goudsmit, als lid van evengemelde inrigting, op grond van het bepaalde bij art. 24, 2<L lid, der gemeentewet, gedurende de behandeling dezer zaak, zich uit de vergaderzaal verwijderd. VII. Acte van den Kerkeraad der Nederduitsch-Hervormde gemeente, opgemaakt ter voldoening aan het raadsbesluit van 22 April 1869. Het rapport van de Commissie omtrent die acte is van den volgenden inhoud «Bij besluit van 14 October 11. heeft uwe vergadering goedgevonden ons ten fine van onderzoek te doen toekomen eene notaneele acte, verleden voor den Notaris Prijn alhieren behelzende eene verklaring van^ den Ker keraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente te Leidenwaarbij deze met betrekking tot de Armbakkerij en het Gereformeerd Minnehuis tegenover de burgerlijke gemeente de verbindtenis aangaat, bedoeld bij art. 6 van uw besluit van 22 April jl. Aangezien ons bij naauwkeunge overweging van deze akte gebleken is, dat de verklaring van den Kerkeraadofschoon zij eenige woorden behelst in uw besluit van 22 April niet genoemdtoch geheel overeenstemt met hetgeen dezerzijds werd bedoeld zoo aarzelen wij niet u voor te stellen 1°. aan den Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde gemeente de ont vangst van bovengenoemde akte te berichten en daarbij de verklaring te voegendat er nu dezerzijds geenerlei bezwaar bestaat om tot de verdere uitvoering van het besluit van 22 April jl. over te gaan 2". Burgemeester en Wethouders te verzoeken voor die verdere uitvoe ring zorg te dragen en te dien einde ook ten spoedigste te ontwerpen een besluitwaarbij het Gereformeerde Minnehuis van eene gemengde tot eene zuiver kerkelijke instelling van weldadigheid wordt gemaakt, opdat dergelijk besluit, door de burgerlijke en kerkelijke gemeenten gemeenschappelijk vastgesteldvoor het einde van het tegenwoordige jaar de vereischte goed keuring van hooger bestuur erlangen kunne. J. 1. Buïs. Leiden, 21 October 1869. J- E. Goudsmit. H. P. J. Tollens." De Voorzitter. Ik zal vragenof een van de heeren bedenkingen heeft op het rapport van de Commissieof over deze zaak het woord ver langt. Zoo nietdan zal ik het er voor houdendat deze acte is ge arresteerd. Dienovereenkomstig wordt besloten. VII. Gemeentebegrooting voor de dienst van 1870. De Voorzitter. Wij zullen daarbij op de betrekkelijke posten behan delen de begrooting voor de schutterij en anderen. Ik zal in de eerste plaats vragenof een van de heeren ook algemeene beschouwingen over deze begrooting heeft in het midden te brengen. De heer Eigeman. Mijnheer de Voorzitter. Ongesteldheid heeft mij verhinderd tegenwoordig te zijn bij het onderzoek der begrooting in de sectiën. Ik had alstoen mijn bezwaar tegen deze begrooting willen inbren gen. Ik wil dit thans doen bij de algemeene beschouwing en dan moet ik zeggendat ik bezwaar heb tegen het eindcijfer en daardoor mij genood zaakt zie tegen de begrooting te stemmen. En welk is dat bezwaar? Ik zal het u zeggen. Ik heb de ontvangsten en uitgaven nagegaan en ko mende aan het slot, waarbij aangegeven wordt een batig saldo van /lég.16, heb ik mij zeiven de vragen gedaan; is er wel eigenlijk een batig slot? En dekken de werkelijke ontvangsten wel de uitgaven? Ik moet daarop antwoorden, neen! Want onder de ontvangsten is aangegeven «Ontvangsten, resultaat van een afzonderlijk beheer, als a. gasfabriek. Ik noem dat geen ontvangst; dat is een vermoedelijke overwinst, waar tegenover staat een vermoedelijk verlies. Want, nu wij in een tijd leven van anti-verbonden, waarbij men protesteert tegen het een of anderof ook het een of ander tracht te bewerken, wie verzekert ons dat niet in 1870 in onze gemeente een anti-gasverbond zich vormt onder de gas-verbruikersom vermindering van den gas-prijs te verkrijgen, of zoo niet, zich van ander lichtstof te be dienen? Wie waarborgt ons tegen andere verliezen, die de gasfabriek be- loopen kan, waardoor de geheele overwinst wegvalt, om niet van meer te spreken De Voorzitter. Mag ik u in bedenking geven, of niet deze beschou wing speciaal te huis behoort bij dat artikel van de begrooting, waarop zij betrekking heeftdan wel als eene algemeene beschouwing is aan te merken? Wij zullen toch straks van zelf gelegenheid hebben over deze zaak afzonderlijk te spreken. Ik zeg dit daarom, omdat het mij voorkomt, dat dit punt, als een afzonderlijk punt zijnde, niet van algemeenen aard kan geacht worden te zijn, en er straks, wanneer gij dat verlangt, de gelegenheid Zal aangeboden worden daarover het woord te voeren. De heer Eigeman. Ik meende wel degelijk reeds nu dit punt ter sprake te mogen brengen, daar als resultaat van een afzonderlijk beheer de ont vangst van de gasfabriek op de begrooting is gebragt en tot het batig saldo heeft medegewerkt. De Voorzitter. Maar daarover zult gij straks in de gelegenheid wor den gesteld uw gevoelen uit te brengen. Wat het eindcijfer der begrooting betreft, daarover zullen wij nader kunnen oordeelen. Het hangt er alleen van af, welke wijze van behandeling wij hier hebben te volgen. De heer Eigeman. Als wij straks gekomen zijn aan het eindcijfer, als dan vermeen ikzal de algemeene beraadslaging niet meer kunnen plaats hebben. Of zal dat dan wel kunnen geschieden De Voorzitter. Bij het artikel zelf kan toch de zaak in verband tot dat eindcijfer het best worden besproken. De heer du Kieu. Ik voor mij zie niet in, waarom den heer Eigeman niet reeds nu de gelegenheid zou mogen gegeven worden om bij wijze van algemeene beschouwing over dit punt te spreken. Ik geloof, dat het wel degelijk tot de algemeene beschouwingen behoort. Ik begrijp nog niet, hoe men zich in algemeene beschouwingen zal kunnen begevenindien men daarbij geen enkel artikel mag noemen. De Voorzitter. Maar straks behandelen wij toch de gasfabriek zelve; Heeft de heer Eigeman nog andere punten te besprekentot de algemeene beschouwingen behoorende De heer Eigeman. Ik heb nog veel te zeggen, maar als mij toch het stilzwijgen omtrent deze zaak voor alsnog wordt opgelegddan heb ik nu niets te zeggen. De Voorzitter. Het zij verre van mijiemand het stilzwijgen op te leggen; maar ik heb slechts willen te kennen geven, dat de zaak meer eigen aardig bij het betrokken artikel zou kunnen worden ter sprake gebragt. De heer Buys. Ik zou wel willen voorstellen, mijnheer de Voorzit ter aan de vergadering de vraag te onderwerpenof de heer Eigeman al dan niet met spreken zou kunnen voortgaan. Ik ben het toch met den heer du Kieu volkomen eensdat in hetgeen door den heer Eigeman ge zegd is geenerlei aanleiding bestónd om hem te interrumperen. De Voorzitter. Is dat wel noodig, daarover het gevoelen van de ver gadering te raadplegen? Ik wil gaarne mijn denkbeeld cederen, en zal dus den heer Eigeman verzoeken voort te gaan. De heer Eigeman. Heel eigenaardig heeft onze geachte Wethouder van Financiën, de heer de Fremery, in de raadsvergadering van 4 Maart 11. gesprokentoen er beraadslaagd werd over de prijsvermindering van het gas en waartegen hij zijne stem moest verheften, omdat daardoor de aan slagen in de directe belastingen moesten verhoogd wovden en dit onze inge zetenen al te zeer zou ontstemmen en bezwaren. Hij zeide toch: «Men vergete niet op ééne zaak acht te slaanniet ieder is verpligt gas te ge bruiken. Gas is een voorwerp van vrijwillig gebruikals het gas te duur is, dan kan men zich van eene andere lichtstof voorzien." Juist dit is eene reden te meer voor mij om te wijzen op een vermoedelijk verlies, want er bestaat werkelijk eene andere lichtstof, die voordeeliger is. De winst van de gasfabriek noem ik onwettig, want in de gemeentewet is er geen enkel artikel, hetwelk die winst toelaat. Wel een art. 254, hetwelk die winst verbiedt. Daar staat: «Loonen en gelden worden tot geen hooger bedrag gehevendan noodig is te achtenom den betaler naar evenredigheid van het gebruik of genot, dat hij heeft, in dh kósten Van aanleg, onderhoud of verstrekking van het door hem gebruikte of genotene te doen dragen." Uit dit artikel blijkt, dat het doel van daden van een gemeentebestuur nimmer kan zijn, het genieten van winsten. De winst van de gasfabriek noem ik ongeoorloofd, omdat deze in strijd is met art. 241, hetwelk alle verbruiksbelastingen verbiedt. De winst van de gasfabriekals drukkende onregelmatig de gasverbruikers ten voordeele van de overige belastingschuldigengeen gebruikers van gas is niet te rijmen met de gezonde begrippen der staathuishoudkunde, welke leerendat alle lasten naar evenredigheid door de belastingschuldigen moeten gedragen worden. Ik weet wel, dat ik hier eene teedere snaar aanroer, want vervalt de winst van de gas-fabriekzooveel te hooger wordt de aanslag in de directe belastingenmaar dat bezwaar mag mij niet terughoudenvooral niet ge dachtig als ik ben aan den eeddoor mij afgelegd om volgens regt en pligt te handelen. De winst van de gas-fabriek beschouw ik als eene ongezonde vrucht van eene ongezonde daad, en mij te binnen brengende den regtsre- gel, welke zegt: «dat al wat ongezond geboren is, door geene kunstmidde len ooit gezond te maken is", heb ik thans in het belang van veel en velen tegen deze winst gesproken. De Voorzitter. Is er nog iemand, die voor algemeene beschouwingen het woord verlangt? Zoo niet, dan kunnen wij tot de behandeling der ver schillende artikelen overgaante beginnen met de VITGAVE1Ï. Hoofdstuk I. Huishoudelijk bestuur. Afdeeling I. jBezoldiging, schrijjloonenpresentiegelden en reis- en verblijfkostente genieten door de personen in het dagelijksch bestuur der gemeente werkzaam. Nos. 4354 worden aldus goedgekeurdJaarwedde van den Burgemeester /■3000; Idem van de Wethouders f 2700; Idem van den Secretaris 3000; Idem van den Ontvanger /'3000; Idem van de bouwkundigen en van de opzigters der gebouwen, der wegen en dergelijke ƒ5150; Idem van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 2