1
brug is niets op onze begrooting te vinden; dit werk moet ƒ17000 kosten,
en het geld daarvoor moet naar mijn inzien door leening of afschrijving
worden gevonden; geschiedt dit, dan zal de hoofdelijke omslag, of plaatse
lijke directe belasting, met 6500 minder worden uitgetrokken. Splitsing
als door sommigen wordt voorgestaan zoude strijden met alle regelen eener
goede comptabiliteit.
De Voorzitter. Ik meen alsnu dat deze zaak genoegzaam is toegelicht
en zal dus in omvraag brengen, of de post van 17000 als buitengewoon
zal worden beschouwd en door leening zal worden gedekt.
Die vraag wordt met 13 tegen 6 stemmen toestemmend beantwoord.
Tegen: de heeren van Heukelom, Dercksen, van Outeren, DriessenHu-
breekt en de Fremery.
Voorzitter. Nu kan er ƒ10000 uit de bank worden geleend,
terwijl wij de overige 7000 op andere wijze zullen zien te krijgen. Nu
is het nog niet noodig te bepalenhoe de leening zal worden geeffectueerd.
De heer van Odteren. Heeft de Raad door de genomen beslissing dan
nu reeds tevens uitgemaakt dat er uit de bank van leening gelden zullen
worden verstrekt?
De Voorzitter. Er is nu beslist dat er geleend zal worden en nu zal
er in eene eerstvolgende zitting aan den Raad een plan worden aangeboden
over de wijze, waarop de leening zal plaats vinden.
No. 42. Verkoop van inschrijving op het grootboek der nat. werk. schuld
2; pCt. f 20225.00.
De Commissie van Financiën merkt hierbij aan:
»Dit art. draagt de commissie voor met 3200 te verminderenvoor de
afsluiting der erven aan de Binnenvestgracht, welke post ten laste der be
langhebbende eigenaars moet komen 1400, opbrengst der boomen die in
mindering van de kosten van het werk moet strekken f 800, het hek tot
afsluiting der meisjesschool, waartoe bij raadsbesluit van 20 Mei 186»
slechts op 1000 werd gerekend, f 1000, totaal f 3200.
De heer Hubrecht. Deze post zal nu eene verandering ondergaanten
gevolge der beslissing bij art. 13 van hoofdstuk VII der uitgaven volg-
nommer 120 genomen.
De Voorzitter. De post moet naar mijne meening met ƒ2800 worden
verminderd, daar de ontvangsten zijn verhoogd met ƒ1400, ƒ600 en
800. Wij hebben voor de brug uitgetrokken 17+25.
De heer du Rieu. Ik kan mij niet vereenigen met het denkbeeld om de
kosten van demping te dekken door kapitaal af te schrijven. Daarom moet
ik mij tegen dezen post verklaren. Als men hiermede begint en dit bij
ieder grachtje wil doendan zal ons kapitaal spoedig geheel opgaan. Daar
ben ik tegen, omdat wij daarvoor geen ander kapitaal in de plaats krijgen.
Daarom stel ik voor dezen post met 6425 te verminderen.
De heer Krantz. Ik kan mij met het voorstel van den heer du Rieu
niet vereenigen. Demping van grachten geschiedt in het belang van den
gezondheidstoestand en het komt mij voor dat de gemeente haar kapitaal
voor niets doelmatiger kan aanwenden.
De Voorzitter. Naar ik meen kan het cijfer van 17425 voor dezen
post in omvraag worden gebragt.
De heer Buys. Ik zou wenschen dat het voorstel van den heer du Rieu
eerst in omvraag gebragt werd.
De Voorzitter. Op welk bedrag zou men den post dan willen brengen
Hij is uitgetrokken op 20225; daar gaat naar mijne meening af 2800,
zoodat die moet worden -uitgetrokken op ƒ17425. Meent men nu dat
daarvan nog moet worden afgetrokken eene som van 6425 voor de kosten
van demping?
De heer du Rieu. Naar ik meen is uit de gehouden discussie genoeg
zaam gebleken wat men nog wil aftrekken, n. 1. de kosten der demping van
eene grachtwaarvoor geen kapitaal moet worden afgeschreven.
De heer Hubrecht. De Commissie van Financiën heeft reeds opgemerkt
dat de post moet worden verminderd met ƒ1400 voor de nu vervallen
afsluiting der erven aan de Binnenvestgracht; maar daarenboven kan dit
artikel nu nog met ƒ600 verminderd wordendaar door de nu bepaalde af
graving van den vestwal zoo veel minder voor aanvoer van zand is benoodigd.
Daarentegen is voor de opbrengst der boomen die in mindering van de
kosten van het werk zoude strekken, gerekend op eene som van ƒ800
die onder de ontvangsten voorkomt.
De Voorzitter. Maar nu stelt de heer du Rieu voor de demping
te doen vervallen, en dat zou natuurlijk van invloed op het bedrag van
den post zijn.
De heer du Rieu. Neen, dat heb ik niet voorgesteld; maar ik meen
dat de kosten, zoo noodig, door den hoofdelijken omslag moeten worden
gevonden.
De Voorzitter. Dan zou volgens uw voorstel deze post tot ƒ11000
moeten worden verminderd.
Het voorstel van den heer du Rieuom den post tot 11000 te ver
minderen, wordt aangenomen met 16 tegen 3 stemmen.
Tegen stemden de heeren Krantz, van Wensen en Tollens.
Hoofdstuk Vin zijn geheel in omvraag gebragtwordt met alge-
meene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Nu moeten wij overgaan tot de bepaling van het be
drag van den hoofdelijken omslag.
De slotsom der berekeningen en vergelijkingendie daarop plaats hadden
is dat No. 6, Plaatselijke directe belasting, wordt uitgetrokken tot 84200
en No. 7 Idem, bij suppletoir kohier, tot 2000.
De Voorzitter. Nu moet hoofdstuk II in zijn geheel in omvraag wor
den gebragt.
De heer de Poole. Voordat gij tot stemopneming overgaat, mijnheer de
Voorzitter, wil ik nog mededeelen, waarom ik tegen dit hoofdstuk en tegen
de begrooting in het geheel mijne stem zal uitbrengen. In herhalingen zal
ik niet treden, maar alleen verklaren dat ik mij hiertoe verpligt acht, op
grond dat de uitgaven voor het onderwijs niet genoeg gedekt worden door
de bijdragen van de beschaafde en gegoede standendie van dit onderwijs
gebruik maken.
In omvraag gebragt, wordt hoofdstuk II aangenomen met 17 tegen
2 stemmen.
Tegende heeren Le Poole en Verster.
De begrooling beloopt thans in haar geheel: in ontvangst ƒ416,268.98,
in uitgaaf 416,239.82; vermoedelijk batig slot ƒ29.16.
De begrooting voor het dienstjaar 1870, alsnu in haar geheel in omvraag
gebragt zijnde, wordt aangenomen met 16 tegen 3 stemmen.
Tegen stemden de heeren Scheltema, Le Poole en Verster.
De Voorzitter. Alvorens de vergadering te sluiten dank ik mijne
medeleden voor de welwillende wijze, waarop zij mij bij de behandeling der
begrooting in de leiding van deze vergadering wel hebben willen onder
steunen.
Hierop wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DllABBE.
1340,
34