HANDELINGEN TUI DEN GEMEENTERAAD TAN LEIDEN. 16. Kitting van Donderdag 28 October 1869, geopend des namiddags te 1 uur. Voorzitter: de heer Wethouder H. P. C, Stoffels. Tegenwoordig de heeren Bijleveld, Verster, van Outeren, Driessen Krantz, van Wensen, Tollens, Hubrecht, Hoog, de Fremery, Hartevelt, Tieleman, Lezwijn, Eigeman, BuysScheltema, Goudsmit, van Heukelom, du EieuLe PooleDercksen en Stoffels. De heer Wttewaall gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 14 October 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter. Ik moet tot mijn leedwezen mededeelendat de heer Burgemeester, nog ongesteld zijnde, niet bij magte is de vergadering bij te wonen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Nog moet ik mededeelen, dat aan den heer Burge meester door den heer Commissaris des Konings verlof is verleend om ge durende veertien dagen zich uit de gemeente te verwijderenhetgeen hem is toegestaan, mits daarvan kennis gevende aan den Baad; en daar de ver gadering in dien tusschentijd niet bijeen was, kon daarvan niet eerder mededeeling worden gedaan. Wordt mede voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van H. J. Hamaker, daarbij het ontslag verzoekende, tegen 1°. Januarij a. s.als leeraar in de staatswetenschappen aan de hoogere burgerschool. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Plaatselijke Commissie van toezigt op de scholen voor middelbaar onderwijsten fine van berigt en raad. 2°. Adres van P. M. van Leeuwenom vrijstelling van recognitie. 3°. Adres van de Wed. C. D. L. Bahler, tot het in eigendom bekomen van gemeentegrond. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan ciën, ten fine van berigt en raad. 4°. Concept-verordeningennaar aanleiding van de wet van 10 April 1869 (Staatsblad n°. 65), als: a. van de Commissie tot de strafverordeningenop het begraven en vervoeren van lijken; b. van de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen: a. op het begraven op de gemeente-begraafplaats; (3. instructie voor den opziener en de doodgravers op de gemeente begraafplaats c. op de heffing van begrafenisregten op de algemeene begraafplaats; |3. regelende de invordering van belasting op het gebruik van de algemeene begraafplaats de beide laatste met rapport der Commissie van Financiën. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze stukken, die gedrukt worden en aan de leden zullen worden rondgezondenin de leeskamer neder te leggen. 5°. Adres van Mejufvrouw M. A. de Vriese alhier, waarbij zij, voor twee avonden in de weekhet gebruik verzoekt van het schoollocaal in de Gortestraat, ten behoeve harer christelijke school voor volwassenen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 6°. Voordragt van Burgemeester en Wethouders betreffende de tegemoet koming van schutterpligtigen voor de ligting van dezen jare, in de kosten hunner kleeding bij de schutterij. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. Aan de orde is: I. Benoeming van twee leden van de Commissie voor de bewaring van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschie denis der kunst. Voor deze en de verder aan de orde gestelde benoemingen worden de neeren Bijleveld, Buys en Tollens door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De voordragt luidt als volgt: »De Commissie voor de bewaring van voorwerpen van waarde of belang rijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst heeft de eer, krachtens art. 2 der verordening van den 16den Augustus 1866, ter ver vulling der door het als raadslid aftreden van hare medeleden de hh. B. W. Wttewaall en Mr. K. J. F. C. Kneppelhout van Sterkenburg in haar midden opengevallen plaatsen voor te dragen de volgende twee dub beltallen, als: 1°. de hh. B. W. Wttewaall en Mr. C. Coek, 2°. de hh. P. L. C. Driessen en F. A. Verster, met verzoek daaruit de benoeming te willen doen." Voor de eerste vacature wordt met algemeene (20) steramen benoemd de heer Wttewaall. 1869. Voor de tweede vacature wordt, met 18 stemmen, benoemd de heer Driessen; zijnde op den heer Verster 1 stem uitgebragt, terwijl 1 briefje in blanco was gelaten. De heer Goudsmit. Vóór gij overgaat tot n°. 2mijnheer de Voorzitter, wenschte ik eene inlichting van u te vragen. Naar ik verneemis de voordragt tot vervulling der betrekking van hulponderwijzeres 3de fcl, aan de openbare school voor meisjes reeds den 16e» September bij Burgemeester en Wethouders ingediend. Wij rekenen van daag 28 October. Mij dunkt die tijd is al te lang om de vacature te laten bestaan zonder schade voor het onderwijs. Het komt mij voordat eene vertraging van dien aard gedurende zes weken te minder is goed te keurennaarmate op deze klasse de schoolgelden hooger zijn en niet minder dan ƒ80 bedragen. Ik zou dus willen vragenof er eenige grond bestond voor die vertraging. De Voorzitter. Niet alleen bij Burgemeester en Wethouders, maar ook bij den Schoolopziener is daarover ampel gesproken en heeft er een rijp onderzoek voor die benoeming plaats gehad. Maar ik kan dan ook verklaren dat de vertraging buiten ons toedoen heeft plaats gehad. De heer Goudsmit. Naar mijne informatiën was de voordragt toch al in September ingediend bij Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Dat is ook zoo; maar na die indiening zijn er rede nen geweestdie ons genoopt hebben de benoeming niet vroeger aan de orde te stellen. Nog kort geleden hebben wij daarover eene conferentie gehad. Ik geef de verzekering, dat het buiten het dagelijksch bestuur lag, dat de benoeming niet vroeger aan de orde is gesteld. De heer Goudsmit. Het is toch zeker, dat de werkzaamheden aan de school gedurende ongeveer twee maanden gedeeltelijk hebben moeten stil staan, gedeeltelijk onder de leiding van hulponderwijzeressen en kweekelin- gen geschied zijn. De Voorzitter. Er waren bijzondere redenen voor die vertraging. De heer Goudsmit. Ik moet dat blijven betreuren. II. Benoeming van eene hulponderwijzeres der 3<le kl. aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1ste kl. voor meisjes. De voordragt bevat de volgende namen Annetta Maria Henriette Boshart te Katwijk; Maria Adriana Beekman, te Dieren; Georgina Christina van Schaikte Rotterdam. Met 15 stemmen wordt benoemd A. M. H. Boshart; zijnde I stem uitge bragt op Stokhuyzenterwijl 4 briefjes in blanco waren gelaten. III. Voordragt tot benoeming van een tijdelijken hulponderwijzer 4de kl. aan de openbare school n°. 2 voor minvermogenden. Die voordragt is van den volgenden inhoud »Na de jongst gehouden inschrijving van leerlingen op de openbare scho len voor on- en minvermogendenis het aantal leerlingen op die scholen zoodanig gestegen dat er volstrekt behoefte bestaat aan al de hulpbij art. 1 der verordening van 30 Junij 1866 (Gem.-blad n°. 15) toegestaan. De tegenwoordige schaarschte van geschikte kweekelingeneen gevolg van het toenemend aantal scholenis evenwel oorzaak dat op de openbare school n°. 2 voor minvermogenden, in plaats van 8, slechts 5 kweekelingen zijn, terwijl alle in het werk gestelde pogingen om dat getal vermeerderd te krijgen, vruchteloos bleven. Het belang van het onderwijs eischt nogtans meer hulp. En het is ten einde in die dringende behoefte te voorziendat wij de vrijheid nemen na gehouden overleg met den districts-schoolopziener, u voor te stellen, te besluiten om voor gemelde school, boven het bij de verordening bepaalde getal, tijdelijk nog een hulponderwijzer van de 4<fe klasse, op eene jaar wedde van ƒ300, aan te stellen, als wanneer wij u spoedig eene voordragt tot benoeming hopen aan te bieden." De voordragt, waarover door geen der leden het woord wordt gevraagd, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heeren Le Poole en Dercksen komen ter vergadering. IV. Voordragt tot onderhandsche verhuring van 1°. den kelder op de Brecstraat voor tien maanden. Burgemeester en Wethouders stellen voor bedoelden kelder te verhuren aan Willem Jacobus Batist alhier voor den tijd van 10 maanden. De heer du Eieu. Ik wenschte hierover gaarne eenige inlichting te verkrijgen. Ik meendat de voordragt strekt om dien kelder te verhuren aan een schrijnwerker. Nu was mijne vraag, indien dat voornemen be staat, of die man daar zijn beroep zal uitoefenen. Als dat het geval mogt zijnzou dat invloed kunnen hebben op de premie van assurantie en dan zou ik er niet voor zijn. Ik zou dus wel wel wenschendat er eenige aanwijzing voor den man was, dat hij zijn werk niet in dien kelder zou mogen uitoefenen. De heer Hubrecht. Voor zoover mij bekend isis het verzoek gedaan door de tegenwoordige bewoonster, die in dien kelder fruit verkoopt; en het is mij niet bekenddat daar een ander bedrijf zal worden uitgeoefend. De Voorzitter. Die man oefent wel het beroep van schrijnwerker uit; maar niet in dat keldertje, waar zijne vrouw alleen eene nering doet. Hij werkt bij een baas. De heer du Eieu. In de stukken heb ik niets gezien van een fruit winkeltje, maar alleen ontwaard, dat het verzoek gedaan is door den man, die een schrijnwerker is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 1