f 650. Dat mogen wij als waarheid aannemen, zoodat de post niet overdre ven is geraamd. De heer Hartevelt. Ook juist naar aanleiding van hetgeen de vorige spreker heeft gezegd, wensch ik dat bij het opmaken der volgende begroo- ting in overweging worde genomen of het cijfer van deze ontvangst niet moet worden verminderd. De heer de Fremery. Ik geloof dat het voorgesteld bedrag zoo moet blijvenomdat de verordening bepaalt dat het tractement van den ijker zal gelijk zijn aan de opbrengst, waartegen het loon van den knecht en ver dere onkosten voor zijne rekening blijven. De post wordt daarop goedgekeurd. De stemming over hoofdstuk II wordt, op voorstel van den voorzitter, uitgesteld totdat het cijfer voor den hoofdelijken omslag zal zijn bepaald. Hoofdstuk III. Baten en opkomsten, spruitende uir gemeente- eigendommen en bezittingen. Nos. 2123 worden aldus goedgekeurd: Huur van huizen en andere gebouwen 3300 Huur of pacht van landen en landerijen 1336Opbrengst van den houthak ƒ100. No. 24. Renten van kapitalen f 23943.67. De Commissie van Financiën merkt hierbij aan: »De Commissie ziet op dit no. geen bezwaar dat de renten van de gasfabriek tot een globaal cijfer uitgetrokken worden, en zulks te minder uithoofde het overige toch oridcr de winst dier fabriek in de gemeentekas wordt verantwoord. Wat de bank van leening aangaat, van deze zoude zij wel wenschen een vast cijfer als rente te zien uitgetrokken} zij gelooft evenwel dat hiervoor op het oogenblik, daar eene wet op deze te wachten staat, het minder ge schikte tijdstip is. Zij mag hier echter niet onopgemerkt laten dat een groot deel der bij deze administratie losliggende gelden door prolongatie productief ware aan te wenden, hetgeen zij meent te moeten aanraden, en waarop, daar zulks bij voortduring te Haarlem plaats heeft, bij vernieuwing bij Gedeputeerde Staten kon worden aangedrongen." De Voorzitter. Wat het eerste punt betreft, om een vast cijfer als rente van de bank van leening uit te trekken, meen ik te moeten berinne ren dat wij door het reglement van die bank zijn gebonden waarin toch bepaald wordt dat de winst moet worden gestort in stads-kas; van rente berekening is daarbij geen sprake. En wat het tweede punt aangaat, moet ik herinneren dat er vroeger eene langdurige discussie in den Raad is ont staan over de vraag, of de in stads-kas losliggende gelden in beleening zou den mogen worden gegeven. Gedep. Staten waren daartegenen de Raad heeft eindelijk beslist op die belegging niet verder aan te dringen. Men mag niet ontveinzen dat tegen het geven van geld in prolongatie nog al bezwaar bestaat. In welke goede handen men bet geld ook geeft, blijft het geven van geld in prolongatie toch altijd voor den Raad bezwaar hebben. Maar wat daarvan ook zijwij hebben ons in die discussie niet op nienw te verdiepenwant Gedep. Staten hebben bij herhaling zoo aan ons als aan andere gemeenten geweigerd, daaraan hunne toestemming te geven. Op dit oogenblik zijn er wel f 26000 bij de bank in kas; dat is wel niet altijd het geval, maar over het algemeen is dat bedrag te hoog en ik hoop daarop straks terug te komen. De heer Lezwijn. Het is mogelijk dat er bezwaren bestaan tegen het geven van geld in prolongatie door de gemeente, maar de bank van leening zou dit wel kunnen doen. Het is ook de vraag, of Gedep. Staten daartegen bezwaar zouden hebben. Wil men het geld niet in prolongatie geven, men zou het in de spaarbank kunnen deponeren tegen eene rente van pCt, en dit zou nog dit voordeel opleveren dat mennaar mate er behoefte ont stond, het geid weder bij gedeelten uit de spaarbank zou kunnen nemen. De Voorzitter. Zooals ik zoo aanstonds zeide, kunnen wij straks over dit punt verder spreken; want ik heb nog een ander punt te behandelen, waarbij ik een voorstel betreffende het voorhanden geld in de bank zal doen. De heer de Fremery. Ik geloof dat aan het denkbeeld van den heer Lezwijn geen gevolg kan worden gegeven omdat de bank van leening mede eene stedelijke inrigting is; bestuurd door eene commissie uit den Raad, maakt zij inderdaad een onderdeel van de administratie der stad uit. Wat dus aan dc stad wordt verboden is evenzeer voor de bank ongeoorloofd; wij weten dus vooraf dat een besluit om een deel der kas van de bank in be leening te geven door Gedeputeerde Staten niet zou worden goedgekeurd. De heer Buys, üe feiten, waaraan de Voorzitter herinnerde, heeft de Commissie van Financiën niet uit het oog verloren. Zij zegt dan ook zelve in haar rapport, dat wat betrelt het uittrekken van een vast cijfer van rente voor de bank van leening, zij dit wel wenscht, maar het oogenblik onge schikt acht om dien wensch te verwezenlijken, omdat een wetsontwerp op de banken van leening aanhangig is. Wat het tweede punt, het beleggen van ledig liggende gelden, aangaat, zou zou ik het allezins raadzaam achten, dat die zaak nog eens nader werd overwogen. Het is waar, Gedeputeerde Staten hebben vroeger daarin bezwaar gevonden, maar Gedeputeerde Stalen kunnen van gevoelen veranderd zijn. Ik vind het ten minste wel wat kras om 26000 maanden lang renteloos te laten liggen. De Voorzitter. Het is waar, zooals ik heb medegedeeld, dat op dit oogenblik 26000 in kas zijn; maar het is nog geen twee jaren geleden dat^ er in den wintertijd bijna geen geld in kas was. Men kan moeijelijk vooraf berekenen hoe groot de behoeite zijn zal. Vooral in den winter is er meer geld noodig om in die behoeite te voorzien. Overigens komt het mij voor, dat wij wat het in prolongatie geven dier gelden betreft van de aanschrijvingen en beslissingen van Gedeputeerde Staten niet mogen afwijken. De heer Buys. Wij moeten ons natuurlijk aan de beslissing van Gede puteerde Staten onderwerpen, maar wij mogen toch wel pogingen doen om Gedeput eerde Staten tot andere gedachten te brengen, en daartoe bestaat te meer aanleiding, wanneer wij weten, dat dezelfde autoriteit in andere provin ciën eene geheel andere beslissing heeft genomen dan heihaaldelijk in Zuid holland. De heer Krantz. Deze zelfde quaestie heeft zich niet alleen hier, maar ook elders, o. a. bij het gemeente-bestuur van 's Gravenhage voorgedaan. Gedeputeerde Staten hebben ook dat bestuur geweigerd een post op de be grooting te brengen om gelden in beleening te kunnen geven. Dat Gede puteerde Staten in deze zeer voorzigtig te werk gaanis geloof ik niet zon der grond. De heer Hartevelt. Het is toch zonderling dat hier in Zuidholland geweigerd is om gelden in beleening te geven terwijl dat in Noordholland b. v. aan het gemeentebestuur van Haarlem werd toegestaan. Ik zie dus ook niet in, waarum men andermaal geen poging zou aanwenden, om te beproeven of Gedeputeerde Staten soms ook van gevoelen zijn veranderd. De heer Krantz. Ik zal er alleen op antwoorden, dat, als gelden van de stad in beleening worden gegeven zonder dat daarvoor een post op de begrooting is uitgetrokkenen de gelden dan onverhoopt eens mogten ont breken Burgemeester en Wethouders persoonlijk verantwoordelijk zijn. De post wordt daarop goedgekeurd. Nos. 25 en 26 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van grasverpach tingen ƒ457 Pacht van de jagt en visscherij 523.55. No. 27. Ontvangsten, resultaat van een afzonderlijk beheer, als: Gas fabriek ƒ50000. De heer le Poole. Ik verschil met den nu afwezigen spreker van gis teren over de vraagof eene gemeente ook gastabrikant raag zijn. Naar mijne meening kan op grond van art. 141 der gemeentewet die vraag toe stemmend worden beantwoord. Maar ik geloof tevens dat als eene gemeente dit is, zij zich dan ook moet houden aan het tarief in art. 254 der ge meentewet gegeven, namelijk dat de opbrengst eenvoudig moet strekken tot dekking van alle kosten, zonder winstbejag. Door den thans nog te hoogen prijs is er, hoe men het ook moge beschouwen, hier een verbruiks-belas- ting. Bovendien is na de prijsvermindering van het gas, waartoe in Maart jl. werd besloten, het gasverbruik toegenomen. Vele studenten hebben het, op eigenaardige voorwaarden met hunne hospites, doen aanleggen. Ik zal er op dit oogenblik niet verder over uitweidenmaar wensch alleen dat het oog der commissie voor de gasfabriek moge gevestigd blijven op eene na dere vermindering van den prijs van het gas. üe heer Hubrecht. De prijs van het gas is in deze gemeente langza merhand reeds zoozeer verminderd dat die volkomen gelijk staat met elders, zooals te Amsterdam en te Rotterdam, zelfs ondanks de concurrentie, welke in die gemeenten bestaat. Ik meen dus gerust te kunnen verklaren, dat van den kant van commissarissen voor de gasfabriek vooreerst geen voorstel tot verdere vermindering van de gasprijzen is te verwachten. De heer le Poole. Ik geloof gaarne dat wij met de andere gasfabrieken in ons vaderland concurreren kunnen, maar houd vol dat de prijzen van het ga3 ingevolge de gemeentewet niet hooger inogen zijn dan de kosten der onderneming. De heer Hubrecht. Die bewering is niet geheel juist, en wordt door velen bestreden. De gasfabriek alhier bestond voor de invoering der ge meentewet, en daardoor heeft men hier steeds gemeend, dat het aange haalde artikel van de gemeentewet ten deze niet van toepassing is. De heer le Poole. Ik antwoord op het beweren dat onze gasfabriek is opgerigt voor de invoering der gemeentewet, dat ook de subsidiën aan lief dadigheidsgestichten voor 1851 bestonden, maar dat wij toch in het vorige jaar besloten hebben de gemeentewet daarop toe te passen. De Voorzitter. Ik geloot niet dat tusschen het een en ander eenig verband bestaat. Maar dit moet ik opmerkendat hier als batig slot van de gasfabriek staat uitgetrokken ƒ50000, terwijl voor de verlichting van stadswege slechts wordt betaald ƒ10000. Wanneer wij nu berekenen het licht dat wij hier hebben, het getal lantaarns en het gehalte van dat licht, in vergelijking namelijk, dan houd ik mij overtuigd dat wij zonder onze gasfabriek daarvoor zeker het dubbel zouden moeten uittrekken. Ik geloot dus dat wij alle reden hebben om met den gang van zaken tevreden te zijn. De heer Krantz. Als de kosten van het gas naar het verbruik moesten worden geraamd, zouden die belangrijk hooger zijn en naar evenredigheid ook het saldo der overwinst. De grootc winsten der gasfabriek zouden daar door te meer uitkomen. De Voorzitter. Het spreekt van zelf dat, indien de gasfabriek minder afwierp, en alzoo de gemeente daardoor minder ontving, de ingezetenen ook op andere wijs meer zouden moeten betalen. De heer iie Fremery. Met de gemeentewet in de hand meen ik, dat wij allezins geregtigd zijn de gasfabriek ten voordeele der stad te exploi teren. Zoo als bekend is, men heeft het in de dagbladen gelezen, beeft de minister van binnenl. zaken bij resolutie van 24 Mei 11., n°. 218, 2* afd.te kennen gegeven*dat de gemeenteraadingevolge de artt. 134 en 141 der gemeentewet, allezins bevoegd is, ook zoodanige inrigting als eene gasfabriek van wege de gemeente, waar hij dit in haar belang acht, tot stand te brengen en te drijven." Ook art. 153 bepaalt dat schorsing of vernietiging van plaatselijke verordeningen alleen plaats kan hebben, wanneer zij met Je wet of het algemeen belang strijden; beide voorwaarden ontbreken in deze. De beer le Poole. Ik heb reeds in het begin toegegeven dat eene gas fabriek door eene gemeente raag worden geëxploiteerdmaar niet met bet doel om er winst uit te behalen. De heer Buys. Ik moet bekennen, dat ik het in beginsel geheel eens ben met den spreker naast mij gezeten (den heer Le Poole). Wij inogen wel onze gasfabriek behouden maar zij moet niet worden geexploiteerd met het doel om daaruit winst te trekkenwant bedrieg ik mij nietdan is art. 254 der gemeentewet wel degelijk ook op de leverantie van gas toepasse lijk. Nu heeft men wel gezegd dat onze gasfabriek voor de invoering der gemeentewet werd opgerigt, maar dit neemt niet weg, dat sedert have in voering de voorschriften van die wet ook op haar van toepassing zijn. Hoe- vele gemeenten trokken niet voor 1851 aanzienlijke winsten uit marktgelden wik- en weegloonen enz.en toch werden ook dezezeker zeer natuurlijk gedwongen van die winsten af te zien en de regten zoo te regelendat zij in evenredigheid kwamen met de kosten van heffing. Het was mijn voor nemen niet bij deze gelegenheid over deze zoo dikwijls behandelde en door de regering ten gunste der gemeentebesturen besliste zaak uit te weiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 18