zijn, nooit geweigerd worden. Alleen wat het sectie-verslag betreft is er
twijfel ontstaan, of het publiek daarmede in kennis behoorde te worden
gesteld voordat de leden van den Baad daarvan kennis droegen, en ook in
mijne sectie is de vraag geopperd, of het wel wenschelijk is dut hetgeen
in de afdeelingen wordt besproken aan de dagbladen worde medegedeeld.
Burgemeester en Wethouders zijn echter ten volle bereid aan sprekers ver
langen te voldoen en geven de verzekering dat in het vervolg ook het
sectie-verslag voor het publiek verkrijgbaar zal zijn.
De heer Buys. Ik dank den Voorzitter voor de gegeven ophelderingen.
Ten aanzien van het eerste punt wenseh ik nog te vragenof in het tarief
ook de prijs van het jaarverslag is vastgesteld. Bedrieg ik mij niet, dan
vordert het tarief 1 cent per bladzijde en ons jaarverslag telt 40 a 50 blz.
plus ettelijke tabellen. Wat vooral het tweede punt betreft, was mij het
ontvangen antwoord zeer aangenaam. Ik vermoedde trouwens niet anders,
en kon mij moeijelijk voorstellen, dat het dagelijksch bestuur de publiciteit
van ouze handelingen zou willen tegenhouden. Ik geef intusschen in over
weging nog een stap verder te gaan, en zoo dikwijls stukken beschikbaar
worden gesteld voor het publiek dat ook aan te kondigenof wel uit eigen
beweging een exemplaar aan de bladen toe te zenden. Zonder het een of
ander toch kunnen deze moeijelijk weten wanneer er voor hen op het stadhuis
iets zoude te krijgen zijn.
De Voorzitter. Omtrent dit laatste punt zou de Baad dienen te be
slissen omdat daarover verschil van gevoelen bestaat.
De heer Buys. Ik kan niet inzien dat in den aard der bedoelde stukken
iets voorkwam, dat voor geheimhouding pleitte. Komt het u intusschen be
ter voor, mijnheer de Voorzitter, dat de Raad beslisse of de gedrukte stuk
ken ook aan de bladen kunnen worden medegedeeld, dan ben ik zeer bereid
daartoe het voorstel te doen. Natuurlijk zou het ook aan Burgemeester en Wet
houders worden overgelaten om eene uitzondering te maken voor die stukken
welke naar hun inzien niet voor publiciteit geschikt zijn.
De heer de Fremery. Ik meen nog naar aanleiding van de bezwaren
van den heer Buys omtrent den prijs der gedrukte stukken te moeten aan
voeren dat die geachte spreker vergeet dat het verslag reeds was uitgeko
men voordat het tarief was herzienin het vervolg zal dus de prijs zeker
minder zijn. Omtrent de tweede opmerking, doet het ook mij leed dat dit
gebeurd is, en ik kan de verzekering geven dat het geheel buiten mijne
voorkennis heeft plaats gehad. De aanvraag om een verslag, dat niet alleen
voor de raadsleden is gedrukt, had naar mijne overtuiging niet moeten af
gewezen worden. Het spijt mij echter dat de persoon, die de aanvrage
deedzich na de weigering niet vervoegd heeft bij den Secretaris of bij
Burgemeester en Wethouders, dan zou voorzeker aan zijn verzoek zijn vol
daan en de klagt alhier en niet in het dagblad zijn afgehandeld.
De Voorzitter. Ik vertrouw dat wel niemand tegen publiciteit zal zijn.
Iedereen zal wel stemmen voor de meest mogelijke openbaarheid. Ieder
lid van het dagelijksch bestuur is steeds bereid de meest mogelijke open
baarheid in de hand te werken en had de redacteur zich tot een onzer of
tot den Secretaris gewenddan was zeker deze discussie overbodig geweest.
De heer Buys. Ik kan slechts herhalen dat ik zeer voldaan ben over
het resultaat van mijne interpellatie, in zoover als daardoor is geconstateerd,
vooreerst (lat in het vervolg de stukken goedkooper zullen worden verkrijg
baar gesteld en ten andere dat Burgemeester en Wethouders niets anders
wenschen dan de gedrukte stukken in den regel ook aan de dagbladen
mede te deelen.
De post wordt hierop goedgekeurd.
No. 15. Opbrengst van schoolgeld van de Latijnsche school (hooger
onderwijs) 3000.
De heer de Fremery. De opbrengst kan met f 500 worden verhoogd.
Dan wordt voor het gymnasium ƒ3500 uitgetrokken en n®. 16 wordt,
zooals ook vroeger is aangegeven, van ƒ5000 op f5400 gebragt.
De heer le Poolb. Ik acht het een aangename taak het dagelijksch
bestuur mijn dank te betuigen voor de wijzewaarop het de kosten van elke
school heeft gespecificeerd. Daarom doet het mij ook leed dat dit verslag
niet publiek gemaakt is, anders zou het publiek hebben kunnen zien wat
ieder leerling aan de stad wel kost. Dit geeft mij aanleiding om te ver
klaren dat de bijdrage van de leerlingen in hooger, middelbaar en meer
uitgebreid lager onderwijs veel te laag is. De leerstof is op deze scholen
in de laatste jaren zoo uitgebreid en verbeterd, dat het mij voorkomt dat
die kostbare waar door de meergegoede klassen wat beter moet betaald
worden. Dit is dan ook de reden dat ik tegen dezen post zal stemmen.
De heer de Fremery. In den vergelijkenden staat van de hoogere
burgerschool is bij abuis het aantal leerlingen op 93 vermeld, terwijl er 96
zijnwaarvan het gevolg is dat de bijdrage voor iederen leerling van f 45.08
tot op f43.67 wordt teruggebragt.
De post, alsmede No. 16. Opbrengst van schoolgeld (middelbaaronder
wijs) f5000, worden hierop goedgekeurd.
No. 17. Opbrengst van schoolgeld (lager onderwijs) 19,305.
De Voorzitter. Dit nommer moet worden vermeerderd met f900, ook
naar aanleiding van de opmerking der Commissie van Financiën.
De heer Scheltema. Het is bij dezen post dat ik met een enkel woord
mijne stem wenseh te motiveren ten aanzien der begrooting. De Commissie
van Financiën heeft natuurlijk de onderwijs-quaestievoor zoover die bij ons
bestaat, geheel ter zijde en buiten beschouwing gelaten. Wat ik dus meen
te moeten zeggen is geheel mijn personeel gevoelen. Mijn bezwaar ten
aanzien van de geringe opbrengst der schoolgelden van het onderwijs voor de
meer of minder gegoede klasse, tegenover de hooge kosten die van stads
wege voor dat onderwijs worden uitgegevenbestaat ook bij deze begrooting.
Wanneer ik uit de opgaven van Burgemeester en Wethouders zie dat voor
ongeveer 2000 kinderen van de on- en minvermogende klassen uit de ge
meentekas wordt betaald p. m. f23000 tegenover ƒ28000, waarbij nog
komt ƒ7000 van het rijk, dus te zamen f35000 voor ongeveer 800 kin
deren van de meer of minder gegoede klassen, dan kan ik daaraan mijne
goedkeuring niet geven en zal dus daarom tegen deze begrooting moeten
stemmen.
1869.
De Voorzitter. Ik kan mij zeer goed begrijpen dat de heer Scheltema
bezwaar heeft tegen den post der schoolgelden, maar dat dit hem zoude
leiden om tegen de begrooting te stemmen is mij niet helder; want als elk
lid, die tegen één post was, tegen de geheele begrooting stemde, kwam
nimmer eene begrooting tot stand. Dit is niet mijn gevoelen als Voorzitter,
maar als raadslid.
De heer Scheltema. In den regel ben ik dit met den Voorzitter eens,
maar het geldt hier eene zaak van zoo groot belang, dat die eene uitzon
dering oplevert.
De heer KraNTZ. De heer Scheltema acht de uitgaven voor de meer-
gegoeden onevenredig in verhouding tot die van het grooter aantal min
vermogenden maar wanneer men naging wat eerstgenoemden meerder in de
belastingen betalenzoude het financiëel bezwaar vervallen.
De heer Dercksen. Ik ben te kort lid van den Baad, om mij al de
gevallen te hebben voorgesteld, waarin men zijne stem vóór of tegen eene
begrooting mag uitbrengen. Op dit oogenblik ben ik het evenwel met den
Voorzitter als lid van den Baad eens dat men spaarzaam moet zijn
met tegen eene begrooting te stemmenwanneer men slechts bezwaren tegen
een of meer posten heeft. Ik zal dus mijne stem tegen dit artikel, maar
vóór de geheele begrooting, uitbrengen, ofschoon ik hierdoor niet wil aan
gemerkt worden met dit hoofdstuk ingenomen te zijn, welks bezwaren door
mijeven als door den heer Scheltema levendig worden gevoeld.
De post wordt hierop in stemming gebragt en aangenomen met 13 tegen
6 stemmen.
Tegen: de heeren Scheltema, LePooIe, Dercksen, Bijleveld, Verster en
Tollens.
No. 18 wordt aldus goedgekeurd: Opbrengst van schoolgeld (bewaar
scholen) 250.
Afdeeling V. Andere belastingen en heffingen, niet begrepen onder eene
eter vier voorgaande afdeelingen.
No. 19. Belasting op de honden f 1500.
De Commissie van Financiën merkt hierbij aan: fin het vertrouwen dat
de door Burgemeester en Wethouders voorgedragene wijziging zoo in be
trekking als in jaarwedde van hem die met het toezigt op de honden is
belast het gewenschte resultaat zal opleverenmag men het gevoelen niet
deelen om dit cijfer tot een lager bedrag dan bij de vorige begrooting uit
te trekken, waarom dit hier wordt voorgedragen tot 2000."
De heer de FhtEMERY. De geschiedenis van de honden-belasting, zoo
hier als elders, leert dat het cijfer dier belasting in de eerste 4 a 5 jaren
steeds vermindert. Daarom kan ik den wenseh door de Commissie van
Financiën geuit, om die belasting op 2000 te ramen, niet deelen. Ik
geloof dat het eene onmogelijkheid is het volgend jaar 2000 van die be
lasting te verkrijgen en eene begrooting moet toch zooveel mogelijk waar
heid zijn. Daarom meen ik dat wij niet moeten ramen wat wij vooraf weten
dat niet te verkrijgen is.
De heer Buys. Het zou zeker eene dwaasheid zijn eenige inkomst
hooger te ramen dan zij naar alle waarschijnlijkheid bedragen zal; maar de
Commissie van Financiën wil slechts de opbrengst van 1868 als maatstaf
voor 1870 kiezen. Nu moge het waar zijn, wat de heer de Fremery heeft
opgemerkt, dat namelijk eene honden-belasting in de eerste jaren na hare
invoering allengs minder opbrengt, maar hiertegen staat over, dat naar het
oordeel der Commissie vooral die belasting vatbaar is om allengs beter te
worden toegepast. Wat men aan de eene zijde mogt verliezenkan aan
den anderen kant gemakkelijk worden teruggenomen, want inderdaad het
toezigt op de invordering van deze belasting is in de hoogste mate gebrek
kig. Wie zich de moeite wil geven een paar uren door Leiden te wandelen
en tellen de hondendie niet voorzien zijn van het kenteeken van betaalde
belastinghij zal een werkelijk zeer hoog cijfer vinden. Wij houden ons
dan ook overtuigd, dat, wanneer de ambtenaren met het toezigt belast wat
meer ijver aan den dag leggen de belasting veel meer dan f2000 zal opbrengen.
De Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen de vorige spreker heeft
gezegd, moet ik zooveel noodig tot verdediging van den commissaris van
policie opmerkendat de Burgemeester zeker meer dan eenmaal in de week
en mogelijk wel dagelijks over die hondjes gesprekken met den commis
saris heeft gehouden. Nog heden morgen heb ik dit in zijne plaats moeten
doen. Nu zegt men wel: er loopen honden zonder loodjes, maar daarom is
dit volstrekt nog geen bewijs dat zij niet in de belasting zijn aangeslagen.
Want om nu daarvan een voorbeeld te geven, een eigenaar had zijn hond
aangegeven, de belasting betaald, een loodje ontvangen, het den hond aange
hecht; maar nu heeft een jongen goedgevonden het af te snijden. Dat kan
meer gebeuren, zonder eenig bewijs voor belasting-ontduiking.
De heer Tollens. Mijne overtuiging is, dat deze belasting, bij behoor
lijk en ijverig toezigt, gemakkelijk de som van f2000 zou kunnen opbren
gen. Aan dit toezigt ontbreekt, mijns inziens, heel veel, want ik verklaar,
dat het voor mij althans tot de groote uitzonderingen behoort, wanneer ik
onder de tallooze honden, die ik ontmoeten mag, er een enkelen zie die van
het vereischte teeken voorzien is. De straatjongens zullen zich toch van al
die missende honden-versierselen niet meester maken.
De Voorzitter. Ik geloof inderdaad dat er reeds genoeg over de hondjes
is gesproken en ik zal alzoo het voorstel der Commissie van Financiën in
omvraag brengennamelijk om die belasting op 2000 te ramen.
In omvraag gebragt, wordt die post met IS stemmen tegen l, die van
den heer de Fremery, aangenomen.
No. 20. IJkioon op de botervaten ƒ1000.
De heer Hartevelt. Ik twijfel er aan of de opbrengst van het ijkloon
wel 1000 bedraagt. Ik geloof van neen. En ik maak die aanmerking
des te meer, omdat het nu schijnt of de ijker f 1000 geniet. Dat is het
geval niet, want hij trekt slechts ƒ600 a 700. Welligt ware het dus
beter, zoowel in ontvangst als in uitgaaf, slechts f600 a ƒ700 uit te trekken.
De heer de Fremery. Ik meen dat de opbrengst ongeveer 900 be
loopt. Op dit artikel komt echter de bruto-ontvangst voor, daarvan moet
worden afgetrokken eene som van ongeveer ƒ250 voor allerlei kosten die
ten laste van den ijkmeester komen; de belooning van dezen is dus ongeveer
23