Nos. 145 en 146 worden aldus goedgekeurd: Kosten, vallende op het
voeren van gedingen Memorie; Kosten van regtskundig onderzoek betrek
kelijk het instellen van gedingen 300.
No. 147. Kosten van gemeenschappelijke zaken, belangen en inrigtingen
of werken, bedoeld bij art. 122 der wet van 29 Junij 1851 3000.
De heer Goüdsmit. Ik wenschte alleen te vragenof er geen kans was
om van die trekvaart af te komen. Wanneer toch deze jaarlijks een na-
deelig slot oplevert, zoo bewijst dit, dat het publiek daarvan niet meer ge
diend wil zijn.
De Voorzitter. Ik zou dit zoo niet in een adem durven zeggen of
beweren dat die trekvaart zoo maar op eens kan worden-opgegeven. Zoo
gij geen bepaald voorstel doet, dan kan men de zaak echter in nadere over
weging nemen.
De heer Goüdsmit. De leden van den Raad kunnen moeijelijk een voor
stel doen, wanneer zij niet met al de feiten bekend zijn.
De Voorzitter. Er bestaat eene verbindende overeenkomst, aangegaan
in de 17de eeuw, zoo ik meen; bij die overeenkomst hebben zich de beide
gemeenten verbonden die trekvaart te onderhouden.
De heer Hubrecht. Het nadeelig slot wordt veroorzaakt door de meer
dere onderhoudskosten, die telken jare hooger worden. Het jaagpad, de
schoeijingenplatingen en bruggen worden door de zeer vele stoombooten
allengs ondermijnd. Bij het einde der aanneming zal de nieuwe aanbeste
ding zeker hooger loopen.
De heer Goüdsmit. Die overeenkomsten, mijnheer de Voorzitter, zijn
ons niet bekend. In allen geval beveel ik de zaak aan de overweging van
het plaatselijk bestuur aan.
De post wordt goedgekeurd.
No. 148 wordt aldus goedgekeurd: Uitkeering aan het rijk van het aan
deel in de kwade posten wegens de directe belastingen ƒ500.
No. 149. Toelage aan de eigenaars van den schouwburg ƒ1500.
De Commissie van Financiën merkt hierbij aan«Hoezeer de commissie voor
het oogenblik in deze uitgaaf berust, behoudt zij zich voor, om, wanneer
later mogt blijken dat de finantiële toestand van deze inrigting het ge
doogt, daaromtrent eene wijziging voor te stellen."
De heer le Poole. Ik acht het eene goede zaak, dat in eene acade
miestad een schouwburg is, en het zou nog beter zijn indien er meer smaak
was voor en bekwaamheid tot het opvoeren van onze heerlijke producten
van echt Nederlandsche letterkunde. Wegens den toestand onzer financiën echter,
wenschte ik wel voor te stellen het subsidie dit jaar zoo niet geheel dan
toch gedeeltelijk op te heffen. Wij hebben voor het volgend jaar toege
staan ƒ3000 voor de academie-feesten, en ƒ2800 voor de muziek der
schutterij. Burgemeester en Wethouders beweren in hun antwoord op het
sectie-verslag, «dat men zich door een raadsbesluit in deze gebonden acht
en mitsdien tot deze uitgaaf zedelijk verpligt is." Maar ik meen dat wij
volgens het raadsbesluit van 15 September 1864 niet verpligt zijn tot deze
toelage; want bij dit raadsbesluit werd bepaald, dat dit telken jare moest
worden aangevraagd. Dus bestaat daarvoor geene zedelijke verpligting;
want ware dit het geval, dan zou er van deze onderneming telken jare eene
begrooting moeten worden ingediend. Ik stel voor het subsidie met de
helft te verminderen.
De heer Tollens. Ik kan mij geheel met het voorgestelde door den
heer Le Poole vereenigen. Deze uitgave is eene uitgave van weelde, en wel
in het bijzonder voor de meer gegoede klasse; men mag m. i. daarmede
de gebeele burgerij niet belasten.
De heer Verster. Ik kan mij ook met de beide vorige sprekers geheel
vereenigen. Ik zie in het raadsbesluit van 15 September 1864 hoegenaamd
geene verpligting tot het verleenen van subsidie. Ook beschouw ik de
comedie niet als eene zaak van algemeen belang.
De heer Goüdsmit. Ik zal slechts eene historische inlichting geven. De
bedoeling van de bepaling bij het raadsbesluit, dat het subsidie jaarlijks
moest worden aangevraagd, was dat men steeds er een oog op wilde houden
of en in hoever de comedie aan het doel beantwoordt. Er werden vroeger
slechte stukken door slechte tooneelspelers uitgevoerd. Nu wilde men gade
slaan hoe bet in het vervolg zoude gaan, en daarvan den duur van het
subsidie afhankelijk maken, maar geenszins lag bet in de bedoeling het
subsidie slechts tijdelijk te verleenen. Ik wil nu wel toegeven, dat een
schouwburg niet bepaald is eene zaak van algemeen belang; maar zeker is
het eene zaak van algemeen genot. Wel zijn er onder de belastingschul
digen, die niet van den schouwburg profiteren; maar men moet niet uit bet
oog verliezen dat er geene uitgave denkbaar is, van welker vruchten niet
enkele belastingschuldigen verstoken zijn. De vraag is slechts deze: is het
voor onze stad van belang tegen een betrekkelijk gering offer een schouw
burg te hebben Hoe zuinig wij ook moeten zijn laten wij het niet zoo
overdrijven, dat wij, van alle amusementen verstoken, den vreemdeling,
die zich hier zou willen komen vestigenals het ware afschrikken en ver
wijderd houden.
De heer Dercksen. Ik heb onder al de argumenten, die vóór dezen post
zijn aangevoerd, er een gemist, namelijk dit, dat het hier geen subsidie
geldt voor het tooneel, maar voor het gebouw. Dat gebouw nu moge voor
namelijk voor tooneel-vertooningen bestemd wezentoch is het niet minder
waar dat het ook tot andere doeleinden kan gebezigd worden en daarvoor
dan ook meer dan eenmaal heeft gediend. Hiermede vervalt het argument,
als zoude de bijdrage uitsluitend tot aanmoediging der tooneelspeelkunst
verstrekken.
De Voorzitter. Ik geloof niet, dat het coraedie-gebouw voor andere
doeleinden gebruikt wordt dan tot liefdadigehet subsidie strekt ook hoofd
zakelijk voor het geven van goede stukken, in het belang der gemeente
en op grond van billijkheid.
De heer Goüdsmit. Ik moet zeggen, dat de heer Dercksen volkomen
gelijk heeft. Ik zelf ben dikwijls in dat gebouw op eene vergadering ge
weest. Het wordt dus niet alleen voor tooneel, maar ook voor andere
doeleinden gebruikt.
De heer Hartevelt. Telken jare wordt bij de begrooting over dit artikel
strijd gevoerd. Ik had mij voorgenomen er ditmaal over te zwijgen, en
alleen door mijne stem mede te werken tot het geven van het gevraagde
subsidie. Nu echter ons medelid de heer Le Poole een bepaald voorstel
doet, om de gevraagde som tot de helft te verminderen, wensch ik te zeg
gen waarom ik daartegen zijn zal met eerbiediging van gemoeds- en andere
bezwaren van sommigen onzer medeleden. Toen eenige geachte ingezete
nen onzer stad hun geld disponibel steldenom onzen schouwburgtoen
niet veel meer dan een paardenstal, in een net theater te herscheppen,
vraagden zij vooraf de medewerking van de staden eerst toen het sub
sidie van f 1500 werd toegestaan, ging de zaak door. Onze academiestad
bezit nu werkelijkdank zij de goede zorg van de mannen die zich aan
het hoofd stelden, een netten schouwburg, en nu meen ik, dat de Raad
van Leiden onfatsoenlijk zoude handelen, met het subsidie, geheel of ge
deeltelijk in te trekken. Actionarissen trekken 3 pCt. van hun geldjuist
de somdie voor subsidie wordt gegeven. Om nu te zeggengeef uw geld
om niet, dit is toch wat veel gevergd. Ik heb geene aandeelenen sta
dus onpartijdig de zaak voor.
De heer Buys. Ik moet met een enkel woord protesteren tegen het
geen ook nu weder door sommige leden is gezegddat men namelijk geen
uitgaaf mag bewilligenals zij niet strekt ten voordeele van alle belasting
schuldigen. Naar mijne overtuiging is deze bewering een gevaarlijk wanbe
grip. Wij vertegenwoordigen hier geen individuenmaar eene gemeenschap
en de vraagdie wij bij elke uitgave hebben te beantwoordenis eenvoudig
of zij nuttig moet worden geacht voor de gemeenschap, onverschillig het
aantal personen, dat daarvan regtstreeks voordeel trekt. In eene gemeenschap
nu als Leiden past een schouwburg; hij is wel geen eerste levensbehoefte,
maar toch een wezenlijk voordeel. Kunnen wij nu dat voordeel koopen voor
eene zoo kleine som als hier wordt uitgetrokken, dan hebben wij waarlijk
niet te klagen. Maar ook al wilde ik mij voor een oogenblik op het stand
punt stellen van de tegenstandersdan nog zou ik zeggendat eene uitgave
niet veroordeeld is omdat zij alleen aan de meer welgestelde klassen ten
goede komt. Ik begrijp tot op zekere hoogte dat men dus sprak in de
dagen toen bijna alle uitgaven uit accijnsen op de eerste levensmiddelen
moesten worden betaald. Die tijd is echter lang voorbijvan de belastin
gen, nu geheven, betaalt de daglooner in den regel niets; hij ontvangt al
het goede, dat de gemeente geeft, gratis, terwijl middenklassen en welgestel-
den zwaar gedrukt worden. En waarvoor dient nu dat geld, door de wel-
gestelden opgebragt? De begrooting, die voor ons ligt, kan het antwoord
geven. In de drie eerste hoofdstukkenKosten van bestuurvan publieke
werken en van policie vind ik uitgavenwelke ons allen ten goede komen.
Dan volgt het onderwijswaarvan dan toch wel het meest ten voordeele der
armen komt, alleen ƒ25000 voor scholen van on-en minvermogenden. Dan
ongeveer ƒ75000, bijna het geheele bedrag van den hoofdelijken omslag, voor
armwezen, dat wil zeggen voor hen, die geen lasten opbrengen. En wan
neer dan aan het slot dier lijvige begrooting een post van 1500 voorkomt,
waardoor meer in het bijzonder de welgestelden gebaat wordendan zou die
uitgave ongeoorloofd zijn omdat de arme er niets aan heeft! Maar zijn wij,
welgestelden, dan geen leden van de gemeenschap? Ik hoop dat de Raad
niet zal toegeven aan hetgeen in mijn oog valsche en ongezonde philan
thropic is.
De Voorzitter. Blijft de heer Le Poole bij zijn voorstel persisteren?
De heer le Poole. Ja, mijnheer de Voorzitter.
Het voorstel van den heer Le Poole, dat voldoende ondersteund is,
wordt alsnu in stemming gebragt, en verworpen met 16 tegen 5 stemmen.
Voor: de heeren ScheltemaLe Poole, Bijleveld, Verster en Tollens.
De post wordt hierop onveranderd goedgekeurd.
No. 150. Aankoop van inschrijvingen op het grootboek der nat. werk.
schuld 2.J pCt. ƒ5000.
De heer Driessen. Ik zou willen vragenmijnheer de Voorzitterof
deze post niet in verband zoude kunnen worden gebragt met no. 42, ont
vangsten. Men zal toch geene inschrijving op het grootboek gaan verkoo-
penom te gelijker tijd weer in te koopen.
De heer de Fremery. Als er verrekening plaats heeft, wordt er niet
meerder aangekocht dan het verschil bedraagtten einde noodelooze kosten
voor te komen.
De post wordt hierop goedgekeurd.
No. 151 wordt aldus goedgekeurd: Bijdrage in de kosten van den weg
naar Alkemade 700.
Hoofdstuk X wordt goedgekeurd met 20 stemmen tegen 1die van den
heer Verster.
De heer du Ried. Ik moet u, mijnheer de Voorzitter, wegens het verge
vorderde uurverlof verzoeken de vergadering te verlaten.
De heer le Poole. Ik heb hetzelfde verzoek te doen
De Voorzitter. Het spijt mij. Ik meende toch, dat het nog zoo laat
niet was en dat wij nog wel wat zouden kunnen afdoen.
Thans wordt overgegaan tot de behandeling van hoofdstuk XI (Onvoor
ziene uitgaven).
Dat hoofdstuk, waarover door geen der leden het woord wordt gevraagd,
wordt ten bedrage van ƒ6000 met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Ik zal thans de verschillende hoofdstukken in stem
ming brengen.
De heer Buys. Waarvoor zou die afzonderlijke stemming dienen? Ik
geloof niet, dat het noodig is. Wij hebben toch reeds de afzonderlijke
hoofdstukken aangenomen, Het is, dunkt mij, wenschelijk die weelde in
de stemmingen eenigzitis te temperen.
De Voorzitter. Wij zullen dan thans tot de inkomsten overgaan. Doch
aangezien het reeds 10 uur is, onderwerp ik aan de vergadering de vraag,
of wij verder zullen gaandan wel de voortzetting der beraadslagingen
verdagen tot morgen ten 2 ure.
De heer Büys. Als het u onverschillig was, mijnheer de Voorzitter,
zou ik wel willen verzoeken, de vergadering te bepalen op morgen ten 1
ure. De heer Goudsmit en ik kunnen morgen niet later dan tot 3 ure in
de vergadering blijven.
Hiertoe wordt beslotenwaarna de zitting wordt verdaagd tot den vol
genden dag ten 1 ure.