gen, naar aanleiding van een ingediend voorstel door de Commissie van
toezigt op het middelbaar onderwijs, tot verhooging der jaarwedde van
den directeur der hoogere burgerschool, tot een bedrag van ƒ3000, om
mede de bezoldiging van den rector van het gymnasium tot eene gelijke som
op te voerendat zij geene redenen hebben om iets af te dingen op de
argumenten door curatoren bijgebragt en gaarne erkennen de bekwaamheden
van dezen ambtenaar, die gedurende ruim 40 jaren aan die instelling is
verbonden en den meesten tijd daarvan aan haar hoofd heeft gestaan; dat
zij echter zouden wenschen deze verhooging, die uit aanmerking van de
langdurige diensten van dien ambtenaar voor hem wordt voorgedragen,
slechts aan hem personeel te verleenen terwijl dezelfde redenen voor zijnen
opvolger niet kunnen gelden.
Kedenen waarom zij de vrijheid nemen u te radenovereenkomstig het
voorstel van curatorenten behoeve van den tegenwoordigen titularis en
alzoo personeel, te besluiten."
Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud:
#Op de voordragten tot verhooging der jaarwedden van den directeur
der hoogere burgerschool en van den rector van het gymnasiumdie de
Commissie van Financiën gemeend heeft in een onafscheidelijk geheel met
elkander te moeten beschouwen en zulks naar aanleiding van den aanhef
der voordragt van curatoren van het gymnasium, heeft zij de eer u te
berigten dat, terwijl een harer leden zich verklaarde allezins in te stemmen
met de voorgedragene verhooging voor den directeur, als gegrond op het
veelomvattende van zijnen werkkring en er wel toe konde komen ook zijne
adhaesie te schenken aan de verhooging der jaarwedde van den rector,
uithoofde van zijnen langdurigen diensttijd, waarom hij meende dat deze
verhooging, overeenkomstig het gevoelen van Burgemeester en Wethouders
personeel behoorde te zijneen ander lid zich gedrongen achtte tegen beide
voordragten tot verhooging zijne stem te moeten uitbrengen en dit vermits
deze beide docenten op die bezoldigingen beroepen waren en er geen be
paald feit kon worden bijgebragt dat tot die voordragten aanleiding gaf. Het
derde lid achtte zich verpligtuithoofde van aanverwantschap aan den rector,
zich van het uitbrengen van zijn gevoelen te moeten onthoudenwaarom
de Commissie omtrent het uitbrengen van een bepaald advies verzoekt voor
diligent te mogen gehouden worden"
De heer Le Poole. Het was allezins te voorzien dattoen er sprake was
om het tractement van den directeur der hoogere burgerschool te verhoogen
hh. curatoren ook zouden komen met een voorstel tot verhooging van het
honorarium van den rector van het gymnasium. Ik ben daar niet tegen. Ik
meen dat den rector na de 40 jaren, dat hij deze betrekking reeds waarneemt,
eene verhooging van tractement wel toekomt. Ik behoud mij evenwel voor,
daar het nu bij de behandeling der begrooting niet raadzaam kon zijn op
herziening van een raadsbesluit aan te dringen, later een voorstel te doen
om de schoolgelden te verhoogenten einde de kosten aan deze inrigtingen
verbonden meer te doen dekken door hen die er gebruik van maken. Ik
acht het toch niet billijk dat de kosten van het onderwijs voor de meer
gegoede klasse als eene belasting Worden omgeslagen over al de leden der
gemeente.
De heer Krantz. Ik zal alleen naar aanleiding van het rapport der Com
missie van Financiënzeggendat het voorstel der commissie van toezigt
voor het middelbaar onderwijs zich grondt op het feitdat het aantal leerlingen
zeer is toegenomen en daardoor ook de werkzaamheden van den directeur.
De Voorzitter. Het is dan ook öth deze reden, dat Burgemeester en
Wethouders gemeend hebben het voorstel te doenhet tractement van
den directeur te verhoogen met f 500. De hoogere burgerschool telt on
geveer 100 leerlingen tegenover 30 op het gymnasium. Burgemeester en
Wethouders geven echter ook in overweging om den rector van het gym
nasium mede eene verhooging van 500 toe te staan, in de eerste plaats
wegens zijnen veeljarigen diensttijd en ten tweede om zijn tractement niet
onder dat van den directeur der hoogere burgerschool te brengen.
De heer Tollens. Ik wil niet ontveinzendat ik met zekere huivering
tegen dit voorstel spreek. Niemand is meer dan ik overtuigd dat de heeren
de Loos en Suringar volkomen eene verhooging van tractement verdienen
maar ik vrees, dat er, wanneer deze verhoogingen worden toegestaan, an
dermaal aanvragen zullen volgen om ook de tractementen der overige leeraren
te verhoogen, waardoor de uitgaven voor het onderwijs nog hooger zullen
worden. Het is dan ook daarom, dat ik tegen het voorstel zal stemmen.
De heer Goudsmit komt ter vergadering.
De heer EigemaN. Ik hoor daar spreken, dat het billijk is, dat de
tractementen van de beide heeren verhoogd worden en wel voornamelijk
van den directeur der hoogere burgerschoolin aanmerking genomendat
zijne werkzaamheden zijn vermeerderd en het aantal leerlingen is toegeno
men. Mag ik vragenof de directeur beroepen is tot zekere werkzaamhe
den en op een bepaald aantal leerlingen?
De Voorzitter. Neen, er is geen getal leerlingen bepaald. Bie heer
is eenvoudig beroepen als directeur der hoogere burgerschool. Wat nu de
verhooging van het tractement van den rector van het gymnasium betreft
diens werkzaamheden zijn nu wel niet vermeerderd, doch de verhooging is
voorgesteld wegens den langdurigen tijd dat hij aan die inrigting verbonden is.
De heer EigemaN. Dan zal ik tegen het voorstel moeten stemmen. En
wanneer ik dat doe, is het niet om te kort te doen aan de talenten en den
ijver van gemelde heeren, en dat ik hunne verdiensten genoeg beloond acht,
niet omdat ik een vijand ben van het onderwijs, zooals men beweerd heeft
tijdens ik in 1867 in den verkiezingsstrijd voor het lidmaatschap van den
Baad stond tegenover ons geacht medelidden heer Buys. Daaromtrent
heb ik te duidelijk, voor ieder die het weten wil, mijn gevoelen in het
openbaar uitgesproken en geschreven. Ik zal alleen tegen het voorstel moe
ten stemmen, omdat ik gaarne een grens zie gemaakt voor die verhoogin-
wen; daartoe zal men toch eigenlijk komen moeten. Indien aan deze heeren
vermeerdering van tractement zal toegestaan wordenloopen wij dan geen
gevaar dat de andere docenten met zulk eene aanvrage volgen zullen Mijne
meening is, dat er nu wel een eind mag komen aan dergelijke aanvragen,
daar de kosten voor het onderwijs in onze gemeente waarlijk reeds hoog
genoeg zijn.
De heer Goudsmit. Ik wenschte met een enkel woord te antwoorden op
hetgeen de heer Eigeman heeft in het midden gebragt. Ik zal niet veel
zeggen over de veelvuldige werkzaamheden van den directeur der hoogere
burgerschool. Wanneer de heer Eigeman zich de moeite wil getroosten om
eens een bezoek aan die school te brengendan zeker zal hij de eerste zijn
om te erkennen, dat het tractement van ƒ2500 voor den directeur volstrekt
niet in evenredigheid staat tot den daar te verrigten arbeid. En wat nu
betreft de grens, waarvan de heer Eigeman sprak, zoo bestaat toch ook
deze grens, dat men van zijn tractement als fatsoenlijk mensch moet kunnen
leven. En dat kan de directeur der hoogere burgerschool van zijn tractement
niet. Er komt echter nog dit bijnamelijk de verhouding der tractementen
van den directeur tot die van de docenten. Wanneer ik toch de werkzaamheden
van den directeur met die der docenten vergelijk, zoo zie ik dat deze slechts
eenige uren daags in hun eigen vak onderwijs hebben te geven, terwijl de
directeur zich met het toezigt en de controle over het onderwijs in zijnen ge-
heelen omvang heeft bezig te houdenzoodat hij geen uur tot zijne beschik
king vrij heeft en dus zijne beste krachten aan de zaak moet wijden. Ik
moet eindelijk nog opmerkendatwanneer wij tot geene verhooging van
het tractement van den directeur besluitenwij groot gevaar loopen dien
directeur weldra te verliezen. De heer de Loos heeft reeds menige aanbie
ding gehad om zich aan eene industrieële zaak te verbinden, en wanneer
wij nu door onze karigheid het ongeluk zouden hebben eens den heer de
Loos te verliezen, zoo zou het zeer moeijelijk zijn hem te doen vervangen.
Er bestaan alzoo genoegzame motieven om tot de tractements-verhooging
van den directeur te besluiten. Wat nu betreft de verhooging van het trac
tement van den rector aan het gymnasium, zoo zoudë ik meenen, dat ook
daarvoor genoegzame termen zijnwaar het geldt een verdienstelijk geleerde,
die meer dan 40 jaren met vrucht aan de door hem bestuurde inrigting is
werkzaam geweest.
De heer van Heukelom. Ik veroorloof mij een enkel woord mede te
spreken over die grens-quaestie. De heer Eigeman meent dat men zich grenzen
moest stellen en die niet moest overschrijden. Zeer wel! maar hij houde
mij ten goede dat ik hem opmerk dat in dit geval de grensbepaling door
ons onnoodig en onmogelijk is, want dat anderen dit voor ons doen en
reeds gedaan hebben. De tractementen toch van alle .directeuren van hoo
gere burgerscholen zonder onderscheid zijn hooger dan hier ter stede. Het
spreekt dus wel van zelf dat wij er op kunnen rekenen dat bij de eerste
vacature de beste de heer de Loos ons zal verlaten en wij in hem een uit
stekend directeur en niet minder uitstekend chemicus zullen verliezen, en
dat het te voorzien is dat in zoodanig geval wij ter zijner vervanging
hoogst waarschijnlijk zullen moeten voorzien door de aanstelling van twee
personen, een directeur en een chemicus; want het is niet te verwachten
dat wij die twee qualiteiten weder in een persoon zullen vereenigd vinden.
De quaestie dus van billijkheid met het oog op de tractementen elders be
taald wordende al eens daargelatenacht ik het eene daad van goede poli
tiek de voorgestelde verhooging toe te staan.
De heer Tollens. De heer Goudsmit was nog niet in de zaal tegen
woordig toen ik daareven juist zoo sprak als de heer Eigeman het nu doet.
Ook ik vermeen dat er een grens moet zijn aan het artikel van tractements-
verhoogingen. Ik erken met den heer Goudsmit dat eigenlijk elk tracte
ment voldoende moest wezen om een fatsoenlijk man fatsoenlijk te kunnen
doen leven. Geldt dit volkomen voor den rector der latijnsche school en
den directeur der hoogere burgerschool, het geldt ongetwijfeld evenzeer voor
al de heeren docenten aan die beide inrigtingen. Deze zullen later, bij
vergelijking, hunne tractementen niet meer in verhouding achten tot de nu
verlangde; zij zullen dus evenzeer later verhooging vragen en alzoo zullen
de gemeente-lasten al hooger en hooger stijgen, hoewel er reeds zoo ont
zettend veel voor het onderwijs wordt gevorderd.
De Voorzitter. Ik zal dan nu den post in omvraag brengen.
De heer de Fremery. Eerst zal toch moeten worden gestemdmijnheer
de Voorzitterover de verhooging van 500 ten behoeve van den rector van
het gymnasium, omdat die verhooging nog niet in de begrooting is opgenomen.
De Voorzitter. Het is zoo. Ik zal dus in omvraag brengen of het
tractement van den rector van het gymnasium en dat van den directeur der
hoogere burgerschool Zal verhoogd worden. Ik zal die beide voorstellen
elk op zich zelf in stemming brengen en dus allereerst dat betrekkelijk den
rector.
De heer Bijlbveld. Is nu de bedoeling, dat die verhooging geschiedt
met de bepaling, dat zij zal zijn geheel personeel?
De Voorzitter. Ja, dat is de bedoeling.
Het voorstel, om den reetor van het gymnasium eene tractementsverhoo-
ging van ƒ500 toe te staan en dat alzoo te brengen op ƒ3000, instem
ming gebragt, wordt aangenomen met 12 tegen 8 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Hartevelt, Eigeman, Scheltema, du Eieu,
Verster, van OuterenDriessen en Tollens.
De heer Lezwijn hield zich wegens aanverwantschap buiten stemming.
Het voorstel om het tractement van den directeur der hoogere burger
school, den heer de Loos, tot een gelijk bedrag te verhoogen, daarna in
stemming gebragt, wordt mede aangenomen, met 17 tegen 4 stemmen.
Tegende heeren Scheltema, DercksenTollens en Eigeman.
De heer de Fremery. Ik stel hierbij voor, den post betreffende den
leeraar voor het Hollandschde geschiedenis en geographic bij het gymna
sium met ƒ100 te verminderen. Ook op den post betreffende dien leeraar bij
de hoogere burgerschool zullen wij later voorstellen ƒ300 te doen weg
vallen te zamen uitmakende de toelage van 400die aan den vorigen
leeraar was toegekend.
No. 108 b. Kosten van schoolboeken en schoolbehoeften ƒ600.
De heer de F'remery. Voor dit onderdeel stel ik voor eene vermindering
van f 100. Maar wij hebben nog eene andere vermindering voor te stellen
in verband met het voorgestelde in het rapport der Commissie van Finan
ciën betrekkelijk de schoolbehoeften. Bij onderzoek is namelijk gebleken,
dat werkelijk over 1868 maar 500.75 aan schoolboeken en schoolbehoeften
is uitgekeerd. Dus kan ook dit onderdeel met ƒ100 worden verminderd.