Haarlemhad ik vroeger vernomengaf voor haar stedelijk muziekcorps f 6000
'sjaars en was niet tevredenthans weet ik, dat die subsidie 4500 be
draagt, en men zeer tevreden is; het reglement voor dat stedelijk muziek
corps is mij door eene welwillende hand toegezonden, en dit reglement
geeft mij aanleidingom het volgende aan de vergadering in overweging
te gevende begrooting voor de schutterij voorloopig goed te keurenten
einde later in overleg te treden over de vraag, of er een stedelijk of niet-
steaelijk muziekcorps zal zijn, en tot dat doel eene commissie van drie
leden te benoemen om daaromtrent te dienen van rapport. Ik geloof, met
het reglement van Haarlem voor oogen, dat het wenschelijk is te onder
zoeken, of hier ter stede zal zijn een gemeentelijk muziekcorps, dan wel
een corps, alleen onder administratie der schutterij. Wanneer de stad de
grootste som in de kosten draagt, is het misschien wenschelijk, zeker niet
onbillijk, dat het stedelijk bestuur er meer de hand in heeft.
De Voorzitter. Meent gijdat dan nu de begrooting der schutterij
zou moeten goedgekeurd wordenmet inbegrip der kosten voor de muziek
De heer Hartevelt. Ja, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dus behoudens de nadere regeling?
De heer Hartevelt. Ja, dat is mijne bedoeling.
De heer le Poole. Ik geloof, dat ik voor de kosten der muziek een
middel zou kunnen aan de hand doen om het subsidie daarvoor gereeder
te kunnen toestaan. Ik zou namelijk in overweging willen geven die kosten
te vinden op het subsidie voor den schouwburg, als wij straks aan n°. 149
zijn. Een goed muziekcorps van de schutterij strekt immers meer tot
algemeen genoegen.
De Voorzitter. De heeren hebben nu gehoord het voorstel van den
heer Hartevelt, dat strekt om voorloopig de begrooting der schutterij goed
te keuren, in overeenstemming met het voorstel van de Commissie, ten
einde later eene commissie van drie leden te benoemen en deze uit te
noodigen een rapport uit te brengen over de vraag, in hoeverre het wen
schelijk ware alhier een stedelijk muziekcorps op te rigten.
De heer Scheltema. Ik had mij ten aanzien van deze zaak buiten
discussie willen houden, maar meen nu toch een enkel woord in het mid
den te moeten brengen over het geopperde bezwaar, dat de gevraagde som
ontoereikende zou zijn om een goed muziekcorps te krijgen. Ik heb met
genoegen vernomen dat de heer Hartevelt van zijn vroeger gevoelen daar
omtrent is teruggekomen. Ik zelf ben geen musicus; maar de zaak is
door eene commissie onderzocht; die commissie bestaat uit allezins be
voegden en heeft een grondig onderzoek ingesteld. Ik stel dus volko
men vertrouwen in het oordeel dier commissie. Toen het corps officieren
den wensch naar een muziekcorps uitsprak meende ik, alvorens mede te
werken om de benoodigde som op de begrooting der schutterij te brengen
voldoende zekerheid te moeten hebben dat daarvoor een goed muziekcorps kan
worden verkregenik heb die zekerheid verkregen. Mogt het daarentegen na
eenige jaren blijken dat het muziekcorps niet aan de billijke verwachting
beantwoordt, dan zal ik de eerste zijn om weder tot opheffing daarvan
te adviseeren. Wat het tweede punt betreft, kan ik mij moeijelijk met
het voorstel van den heer Hartevelt vereenigen. Het is mij moeijelijk
zoo dadelijk daarover eene opinie uit te brengen. Wel geloof ik, dat
het in hoofdzaak op hetzelfde neerkomt, of er een schutterij- dan wel
een stedelijk muziekcorps zal zijn. Het zal toch altijd ten dienste der
schutterij en ten genoegen der burgerij strekken. Het zou hoofdzakelijk
een verschil geven in den vorm. Ik geloof, dat het op dit oogenblikin
den tegenwoordigen stand van zakenwenschelijk is dat punt niet uit te
stellen, maar dadelijk eene beslissing te nemen. In ieder geval zal de zaak
zijn ten gerieve der burgerijin welken zin ook beslist worde.
De heer Hartevelt. Ik wensch de som van /"2800 toe te staan, maar
de benaming van het corps later te hebben uitgemaakt. Dat kan geschie
den binnen den tijd van acht dagen en in minder dan een half uur. Ik
wil wel gelooven, dat de zaak het best geregeld zal zijn, zooals de schut
tersraad die aangeeft, maar toch acht ik het geen onbelangrijk punt om
eerst naar aanleiding van het reglement van Haarlem de zaak te onder
zoeken.
De Voorzitter. Maar er moet toch worden uitgemaakt welke som
voor de muziek der schutterij op die begrooting moet gebragt worden.
De heer Hartevelt. Dat staat ook in mijn voorstel.
De Voorzitter. Wenscht gij, dat dan nu over uw voorstel worde beslist?
De heer Hartevelt. Neenlater.
De heer van Heukelom. Ik kan mij niet geheel vereenigen met het
voorstel van den heer Hartevelt, en deel meer de zienswijze van den heer
Scheltema. Ik geloof, dat het oprigtenbesturen en onderhouden vaneen
muziekcorps niet behoort tot den werkkring van het gemeentebestuur en
vrees dat, indien wij dit laatste daarmede belasten, wij groot gevaar loopen
leelijke muziek te zullen hooren. Men beroepe zich niet op het voorbeeld
van Haarlemdaar bestaan geheel andere omstandigheden en behoeften dan
hier. Ik moet ten sterkste aanraden om de wijze, waarop de door ons toe
te stane gelden zullen besteed wordenover te laten aan hh. officieren der
schutterij; ik ben overtuigd dat de zaak dan in handen is van personen die
haar met ingenomenheid zullen behandelenen dat dan ook de meeste en
beste kans bestaat om succes te verwachten op de poging die men op het
oog heeft.
De heer Verster. Ik vereenig mij geheel met hetgeen door de heeren
Scheltema en van Heukelom is in het midden gebragt. Aan de schutterij
is, dunkt mij, zeer goed toevertrouwd de zaak te regelen, en bij die rege
lingdie van haar is uitgegaan, heeft zij zich door onzen geachten stadgenoot
den heer Wetrens doen voorlichten. Ik geloof, dat men derhalve gerust
kan zijn, dat een goed muziekcorps zal worden verkregen.
Dé heer Hoog. Ik wensch een enkel woord over deze zaak te spreken.
Ik respecteer alleszins het gevoelen van den heer Hartevelt, en ik geloof,
dat dat geachte lid door de beste bedoelingen is geleid. Maar ik geloof
toch ook, dat zijn idee mank gaat. Hij wil voorloopig den post hebben
goedgekeurd, maar later hebben onderzocht door eene speciale commissie
de uitvoerlijkheid der oprigting van een stedelijk muziekcorps. Ik voor mij
geloof, dat, als wij eenmaal den post hebben goedgekeurd, hij uit onze
handen is en overgegaan is in handen van de schutterijom er verder
uitvoering aan te geven. Om daarin nu later verandering te brengen, ik
verbeeld mij, dat dat niet wel aannemelijk is. Met de beste bedoeling al-
zoo gaat het voorstel van den heer Hartevelt mank in de positie, waarin
wij ons bevinden. Maar bovendien als corps voor de schutterij geef ik als
lid van den Baad daaraan verreweg de voorkeur, en zal gaaf voor den
voorgedragen post op onze begrooting stemmenin verband met goedkeuring
van de schutterij-begrooting.
De heer Hubrecht. In het rapport van Burgemeester en Wethouders
zijn eenige voorwaarden aangegeven, die, naar hun oordeel, aan het verlee-
nen van het subsidie zouden kunnen worden verbonden. Voornamelijk dat het
muziekcorps, gedurende eenige malen in het jaar, later te regelen, ter be
schikking was van het bestuur, om op aan te wijzen plaats muziekstukken
uit te voeren. Het zal wel in de bedoeling liggen deze conditiën aan het
te verleenen subsidie te verbinden.
De Voorzitter. Persisteert de heer Hartevelt bij zijn voorstel?
De heer Hartevelt. Zeker, de zaak kan zeer eenvoudig ter beslissing
worden gebragt. De post van /'2800 subsidie wordt toegestaan. Eene com
missie uit den Eaad zal eene zamenspreking houden met heeren officieren
uit den schuttersraadover het al of niet wenschelijke van een muziekcorps
uitsluitend voor de schutterij of een stedelijk muziekcorps, mede ten dienste
van de schutterij. Hoe die beslissing naar aanleiding van het uit te brengen
rapport ook moge uitvallen, de f2800 zullen voor een muziekcorps worden
besteed.
De Voorzitter. Als de som aangenomen is, valt er niet meer te be
slissen, hoe zij zal worden besteed, en dan is het voor de schutterij.
De heer Hartevelt. Ik kan in de verste verte niet begrijpen de
moeijelijkheid, die de zaak zou opleveren.
De heer Tollens. Mij dunkt dat zoodanige bepaling niet wel mogelijk
is. Op de schutterij-begrooting wordt de post voor de muziek uitgetrokken
wordt nu die rekening goedgekeurd, en alzoo de uitgaaf van f 2800 aange
nomen dan verkrijgt ook de schutterij regtens het beheer over de muziek
en noemt zij die naar haren naam. Tevens komt het mij voor, dat wij
later een op die wijze geformeerd muziek-corps niet aan zijne primitieve
bestemming kunnen onttrekken en dat tot een stedelijk muziekcorps her
scheppen.
Het voorstel van den heer Hartevelt, niet ondersteund zijnde, heeft geen
verder gevolg.
De begrooting der schutterij, alsnu in hoofdelijke om vrage gebragt zijnde
wordt aangenomen met 18 tegen 2 stemmen.
Tegen stemden de heeren du Eieu en Tollens.
De post wordt hierop tot voorschreven bedrag goedgekeurd.
Nos. 101 105 worden aldus goedgekeurd: Kosten van het huis van be
waring en onderhoud van politiegevangenen 150Drukwerk, schrijfbehoef
ten en andere uitgaven voor de politie ƒ250; Toelage aan den plaatselijken
adjudant ƒ100; Kosten van het toezigt en de zorg voor militaire transpor
ten en inkwartiering ƒ50; Jaarwedde van den torenwachter en zijn adsis-
tent ƒ320.
Het geheele hoofdstuk wordt met 18 stemmen tegen 2, die van de heeren
du Eieu en Tollens, aangenomen.
Hoofdstek VI. Kosten der plaatselijke gezondheidspolitie.
Nos. 106 en 107 worden aldus goedgekeurd: Kosten van toezigt der
openbare huizen enz. f 25; Kosten van het vaccineren van behoeftigen ƒ250.
Het hoofdstuk wordt met algeraeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk VII. Kosten voor het onderwijs en ter bevordering
VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
No. 108. Kosten voor de Latijnsche scholen: a. Jaarwedde der onder
wijzers f 10650.
Hierbij wordt voorlezing gedaan van de volgende rapporten van Burge
meester en Wethouders, ten opzigte van de verhooging der jaarwedden
van den directeur der hoogere burgerschool en van den rector van het gym
nasium
//Op de voordragt van de Plaatselijke Commissie van toezigt op de scho
len voor middelbaar onderwijs, waarbij deze voorstelt de jaarwedde van den
directeur der hoogere burgerschool te verhoogen en die door u in onze
handen ten fine van berigt en raad is gesteld, hebben wij de eer u te
berigten, dat het ons uit de daarbij overgelegde lijst, houdende opgave der
bezoldiging van directeuren bij verschillende rijks- en gemeente hoogere
burgerscholen met vijfjarigen cursus gebleken is, dat die te Leiden op eene
enkele uitzondering, in vergelijking zoowel met de grootere als met de klei
nere gemeenten, de laagste is;
dat deze school thans 96 leerlingen telt, dat hoezeer deze bezoldiging
billijk scheen, tijdens de oprigting dier school alhier, toen nog vele dezer
scholen elders niet bestonden, zulks thans minder blijkt te zijn in verhou
ding tot die van de andere scholen waarbij niet uit het oog mag verloren
wordendat de omvang dezer betrekking van dien aard isdat zij allen
tijd vordert, dien de titularis ter zijner beschikking heeft;
dat hoewel het waar is, dat hij op deze jaarwedde zijne betrekking heeft
aanvaard, het tevens waar is, dat bij het verrigten derzelfde werkzaamheden
als elders van eenen directeur worden gevorderd, waar al dikwijls de leef
wijze goedkooper is, eene lagere geldelijke belooning niet strekt om hem
aan te moedigen en aanleiding kan geven dat van zijne zijde pogingen
worden aangewend zich elders geplaatst te zien, waardoor deze gemeente
van den verdienstelijken directeur, die blijken geeft voor zijn vak bere
kend te zijn, verstoken zoude kunnen geraken, zonder dat hij dan, ook
zelfs bij eene eventuele verhooging van jaarwedde zou kunnen behouden
worden.
Eedenen waardoor Burgemeester en Wethouders tot het besluit moeten
komenu te raden aan de voordragt een gunstig gevolg te geven en de
jaarwedde van den directeur der hoogere burgerschool op 3000 te bepalen."
«-Burgemeester en Wethouders hebben de eer u te berigten op den bij-
gevoegden brief van Curatoren van het gymnasium, waarbij deze voordra-