HABDEUB6EB TAB DEB &EBEEBTERAAII TAB LETDEB. 9. Zitting van Maandag 18 Julij 1869, geopend des namiddags ten 3 J uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren: Scheltema, du Rieu, Cock, Tichler, van Heu- kelom, van Outeren, Driessen, van Wensen, Tollens, Hubrecht, Hoog, HarteveltGoudsmitTielemanRutgersLe Poole en van den Brandeler. De Voorzitter. Ik stel voor de resumtie der notulen aan te houden tot de volgende vergadering. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. De reden dat ik deze vergadering spoed eischend be legd heb is, dat bij mij ingekomen is de volgende missive: ^Leiden 9 Julij 1869. De ondergeteekende, ter uitvoering van zijn besluit tot het nemen van ontslag als lid van den Gemeenteraad, en ter besparing van moeite en kos ten aan eene buitengewone verkiezing verbonden, rigt tot den heer Burge meester het verzoek dat, vóór de aanstaande verkiezing, de naam van den ondergeteekende worde toegevoegd aan het getal van die H. H. leden die, volgens den bestaanden rooster, zullen aftreden, opdat de kiezers gelijktijdig ook in zijne plaats een ander zouden kunnen kiezen tot lid van den Ge meenteraad. De ondergeteekende voegt hierbij het verzoekdat van deze kennisgeving voorlezing worde gedaan in de eerstvolgende vergadering van den Ge meenteraad. Dr. C. W. H. van Kaathoven, Sen. Aan den Burgemeester en den Gemeenteraad van Leiden Daar ik begreep het de heeren zoo min mogelijk lastig te moeten maken met het zitten in de stembureaux, zoo heb ik nagegaan in hoeverre het mogelijk was de verkiezing voor het lid in de plaats van den heer van Kaathoven gelijktijdig te doen plaats hebben met de verkiezing in de vol gende week. Met eenige inspanning is het gelukt de kennisgevingen en de stembilletten daartoe gereed te krijgenzoodat die nog heden aan de kie zers kunnen bezorgd worden. Ik heb echter gemeend dat, ingevolge art. 18 van de Gemeentewet, de Raad kennis moest dragen van het genomen ontslag, en om aan de bepaling van dat artikel niet te kort te doen heb ik daarvan in den Raad mededeeling willen doen alvorens de brieven wor den rondgezonden. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. De pogingen, door mij aangewend om eene afzonder lijke verkiezing voor te komen, zijn echter vruchteloos geweest, want he den morgen ontving ik de volgende missive: "Leyden 10 Juni 1869. Wel-Edele Achtbare Heeren 1 Met deze heb ik de eer U. E. A. kennis te geven ik mijn ontslag neem als lid van den Gemeente-Raad. Ik betuig den leden van den Raad mijnen dank voor de mij steeds be toonde welwillendheid, beveel mij voortdurend in hunne toegenegenheid aan, en voeg daarbij den wensch dat hunne beraadslagingen steeds mogen strek ken tot bevordering van het welzijn dezer gemeente, wier belangen mij zeer ter harte gaan. S. A. Meerburg. Aan den Gemeente-Raad van Legden." Binnen zes maanden zal dus nog in deze vacature moeten voorzien worden. De heer Cock. Heb ik goed verstaan, mijnheer de Voorzitter, dat deze brief gedateerd is op 10 Junij en toch pas heden ochtend ontvangen? De Voorzitter. Ja, de brief is eerst heden ingekomen; het zal eene vergissing zijn. Ik zal echter zorg dragen het te constateeren. De heer van Heukelom. Is het dan volslagen onmogelijk ook deze verkiezing te doen zamenvallen met de andere in de volgende week? De Voorzitter. Wij hadden dit wel gewenscht. Dan de brieven zouden vóór 12 uren van nacht moeten rondgezonden worden, en dat is niet moge lijk. Indien het morgen ochtend kon geschieden, dan zou er misschien nog kans op zijn, maar dan voldoen wij niet aan de bepaling der wet. De heer Hartevelt. De kieswet zegt dat de brieven minstens acht dagen te voren aan de kiezers moeten bezorgd worden. Art. 37 spreekt te duidelijker is niet aan te veranderen. De mededeeling van den Voorzitter wordt hierop voor kennisgeving aan genomen. De Voorzitter. Verlangt geen der leden meer het woord te voeren, dan dank ik de leden voor hunne trouwe opkomst en sluit ik de verga dering. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. 1869. 12

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 1