HANDELINGEN VAN DEN GENEENTERAAD VAN LEIDEN.
7.
Zitting van Donderdag 3 Junij I860,
geopend des namiddags ten 3 ure.
Voorzitter: de beer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren du ltieu, Cock, Tichler, van Heukelom, van
Outeren, Krantz, Meerburg, Wttewaall, Stoffels, Tollens, Hubrecht, Hoog,
de FremeryTielemanLe PooleBuys en van den Brandeler.
De heer Hartevelt gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 20
Mei 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, van
den lSdm Mei 1869 B. n°. 2512 (3de afd.), G. S. n°. 35, waarbij wordt
goedgekeurd het raadsbesluit van 8 April jl.tot af- en overschrijving op de
Gemeentebegrooting van 1868.
2°. Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van 25 Mei jl.
B. n°. 2665 (3de afd.), G. S. n°. 23, houdende goedkeuring van het raads
besluit van den 13<len Mei bevorens, tot onderhandsche verhuring van 2
huizen aan L. van der Weyde en M. H. Kruys.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter. Ik heb voorts de eer over te leggen een adres van
G. A. Homulle, in de Donkersteeg, verzoekende vergunning om met zijn
bierwagen die steeg in beide rigtingen te mogen berijdenwaartoe de vroeger
gegeven vergunning hem later is opgezegd. Ik stel voor, omtrent dit adres over
te gaan tot de orde van den dag, als eene zaak betreffende, die niet tot de
bemoeijingen van den Gemeenteraad behoort. De opzegging is geschied,
omdat er later meerdere aanvragen van gelijke strekking hebben plaats ge
had. En nu achtten Burgemeester en Wethouders het onbillijk den een
iets te gunnenwat zij den ander meenden te moeten weigeren. Zij heb
ben dus alle aanvragen van dezelfde strekking, met eene enkele uitzondering,
afgewezen.
Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter.
De Voorzitter legt vervolgens over
1°. Eene voordragt tot benoeming der Commissie voor de bewaarscholen.
2°. Eene voordragt tot benoeming van een tijdelijke» hulponderwijzer
4e kl.aan de openbare lagere school n°. I voor minvermogenden.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze beide stukken ter inzage
van de leden in de leeskamer neder te leggen.
3". Adres van Adrianus vanderPaauw, steenbakker te Koudekerkwaarbij
hij het behoud verzoekt van het gedeelte van den Vestwal en de Singelgracht
nabij de voormalige Heerenpoort, aan nu wijlen zijn broeder S. van der Paauw
bij raadsbesluit van 16 Julij 1859, tot zwemplaats afgestaan.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit, ten fine van berigt en
raad, te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders.
Aan de orde is:
I. Verzoek van den stads-chirurgijn G. Aalbertsberg, om continuatie.
De heeren du Eieu, Tollens en Le Poole worden door den Voorzitter
aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Blijkens de rapporten vana. Diakenen der Nederduitsch Hervormde
gemeente, b. Eegenten der Eoomsch-Katholijke armen en van het Eoomsch-
Katholijk wees- en oudeliedenhuis, en c. Armverzorgers der Nederlandsch
Israëlitische gemeente alhier, wordt door die verschillende armbesturen gead
viseerd het verzoek in te willigen.
Met algemeene stemmen wordt de adressant in voorschreven betrekking
gecontinueerd.
II. Bezwaarschriften tegen het kohier der plaatselijke directe belasting,
voor 1869bij Gedeputeerde Staten ingediend.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden
inhoud
a. Met betrekking tot het bezwaarschrift van J. H. Hoffmeister.
"Wat aangaat het bezwaarschrift van J. H. Hoffmeister, deze kan geen
genoegen nemen met de wijziging ten zijnen opzigte in de waarde van het
meubilair gebragt en vraagt zoowel vermindering van huurwaarde als nog
maals van meubilair.
Andere schatters vermeenen dat aan geene vermindering van huurwaarde
hier te denken isdaar men óm deze te bepalen in het oog moet houden
niet alleen de grootte der perceelen maar ook de meer of mindere aange
name ligging en indeeling, of de panden door hunne grootte meer dan
andere gezocht zijnalle omstandigheden die medewerken om het pand
wijk I. n°. 111 op geene lagere huurwaarde dan f 400 te stellen.
Eene naauwkeurige taxatie van het meubilair mogt mede tot geene lagere
waarde dan f 750 leiden. Wij raden u daarom uwe uitspraak op het aan
gegeven cijfer te behouden."
Deze conclusie wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
b. Met betrekking tot hetj bezwaarschrift van dr. J. C. G. Evers.
//Wat betreft Dr. J. C. G. Evers, deze beklaagt zich dat zijne paarden
zijn aangeslagen als paarden van de l,le klasse, terwijl bij beslissing van
1869;
Gedeputeerde Staten bij het rijk zijne paarden als tot de 2d° klasse behoo-
rende zijn aangemerkt; hij beschouwt dat, vermits zijne paarden onbelast
baar zijn, de bij hem in gebruik zijnde stal en het daarin aanwezig meubi
lair mede als zoodanig onbelastbaar moet worden geacht.
Deze belastingschuldige werd over het betrokken dienstjaar ambtshalve,
als houdende paarden van de l,t8 klasseaangeslagendit gaf aanleiding
dat deze op gelijke wijze op het plaatselijk kohier zijn vermeld; na de
uitspraak van Gedeputeerde Staten in zake het rijk zal dit ook voor de ge
meente moeten gewijzigd worden. Iets anders is het met zijn beweren om
trent stal en meubilair; omdat de requestrant geene paarden heeft van de
Ist" klasse, daarom heeft hij toch paarden en dientengevolge een stal en
rijtuigen en vallen deze niet buiten de rekening voor den hoofdelijken om
slag; het hebben van een stal en het houden van rijtuig heeft mede invloed
op het cijfer van aanslag, afgescheiden of men ook al of niet paarden houde.
Wij raden u dientengevolge genoegen te nemen dat zijn aanslag, uithoofde
van de wijziging in de klasse der paarden, van ƒ198.58 op 173.86 worde
teruggebragt."
De heer Tollens. Ik wenschte te dezer zake eene vraag te doen. In
eene vroegere raadsvergadering is besloten soortgelijk adres van Prof. Evers
ter zijde te stellen en over te gaan tot de orde van den dag, omdat het
verzoek twee dagen te laat was ingediend. Maar dan sluit hier de tegen
woordige conclusie niet op, waarbij eene reductie voorgedragen wordt op
dezelfde aanvrage, die vroeger werd afgewezen.
De Voorzitter. Dit verzoek is door Gedeputeerde Staten ter behoorlij
ken tijd ingediend, door deze aan Burgemeester en Wethouders, ten fine
van berigt en raad, gezonden, na den Gemeenteraad te hebben gehoord, en
ik meen dat de heer Evers, met het oog op art. 265 der Gemeentewet,
daartoe bevoegd was.
De heer de Eremery. Als ik mij niet vergis, mijnheer de Voorzitter,
dan heeft zich verleden jaar hetzelfde geval hier voorgedaan, en is reeds
toen beslistdatal is het bezwaarschrift niet bij den Baad ingediendmen
niet te min het regt heeft bij Gedeputeerde Staten in beklag te komen. Ik
geloof dus dat ook nu even als toen de verpligting op ons rust om de
reclame in aanmerking te nemen.
De heer Boys. Ik moet ondersteunen hetgeen daar door den heer de
Eremery is in het midden gebragt. Er bestaat omtrent deze quaestie niet
alleen een antecedent bij deze vergadering, maar ook eene gevestigde juris
prudentie bij de regering. Eeeds ettelijke malen (al moge het dan ook op
zich zelf eene anomalie zijn hooger beroep toe te laten waar geen eerste
instantie is geweest) heeft de regering het regt erkendomook al konde
het bezwaarschrift wegens te late indiening niet door den Eaad behandeld
wordenbij Gedeputeerde Staten in beklag te komen.
De heer Tollens. Het is slechts eene explicatie, die ik gevraagd heb;
en nadat ik die, dank zij daarvoor in het bijzonder den heer Buys gebragt,
ontvangen heb, zal ik gaarne berusten in de conclusie van Burgemeester en
Wethouders.
Deze conclusie wordt met algemeene stommen aangenomen.
III. Verzoek van de erven Dr. [J. van der Hoevenom teruggave van
plaatselijke directe belasting over 1868.
Burgemeester en Wethouders meenen de vrijheid te hebben te mogen
raden aan den belanghebbende restitutie te verleenen voor 8 maanden of
2/3 gedeelten van den aanslag en wel tot een bedrag van ƒ115.04.
De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Eekening van het Evangelisch-Luthersch Wees-
over 1868.
en Oudeliedenhuis,
De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt
die rekening goed te keuren in ontvang tot een bedrag van ƒ6522.18, in
uitgaaf tot een bedrag van ƒ6522.18, alzoo sluitende quite.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
V. Staat van af- en overschrijving van het Gereformeerd Minnehuis,
over 1868.
De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt
dien staat goed te keuren.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
VI. Staat van af- en overschrijving en suppletoire begrooting van het
Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, over 1868.
De Commissie van Financiën raadt dien staat goed te keuren.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering gesloten.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.
10