opdat aan de jongelieden, die zich dat waardig hebben gemaakt, een prik kel zal gegeven wordenom zich verder te bekwamen. De heer Buïs. Slechts eeue enkele opmerking, om te zeggen dat ik ge heel instem met het gevoelen der Commissie van Financiën. Ik ben mijn heer de Voorzitter, met u zeer overtuigd dat de zaak, welke het hier geldt eene uitnemend goede en nuttige zaak is, maar alle nuttige en goede zaken zijn daarom nog geene gemeentezaken. Wil men jongelieden naar de ten toonstelling brengen, dan komt het mij voor, dat het in eene groote stad als Leyden geen moeite zal kosten vrijwillig f 200 bijeen te zamelen, om de reiskosten naar Amsterdam goed te maken. Door zoo te doen, zou men wel zoo rationeel handelen als door geld te gaan vragen aan eene kasdie daarvoor niet bestemd is. De heer Stoffels. Mijnheer de Voorzitter! Gij zeidet zoo aanstonds, dat het strekt tot aanmoediging van jongelieden die zich door een goed gedrag en pligtsbetrachting onderscheidenmaar wanneer er nu eens sprake was geweest van aan de zoodanigen een boekgeschenk tot belooning of aan denken als prijs toe te kennen, dan had dat ongetwijfeld grif doorgegaan. En nu vragen Burgemeester en Wethouders inderdaad niets anders dan een prijs; want daarop komt het neer. Niet alleen dat bet zenden van eenige jongelieden naar de tentoonstelling practisch nut voor hen heeft, maar het is tevens een prikkel te meer om met denzelfden ijver te blijven werken. Kan het geld niet op nog nuttiger wijze worden besteed Dit is eene vraag waarop de jongelieden in hun volgend leven antwoord moeten geven. Het moet den Raad een zekere eer zijn jongelieden, aan wie van gemeente wege onderwijs gegeven wordt, in de gelegenheid te stellen dat practisch te zien toegepast, om hun zoodoende een prikkel te geven om vooruit te ko men, en nuttige maatschappelijke leden te worden. De heer Krantz. De Commissie van Financiën heeft vooral gelet op de gevolgen, die uit het toestaan der gevraagde gelden kunnen ontstaan. Het aantal tentoonstellingen neemt steeds toe, en aangezien het moeijelijk te beslissen is welke de nuttigste is, zoude het een vaste post op de begroo ting kunnen worden. De Voorzitter. Ik ben het eens, dat men daarin niet te ver moet gaan. Maar men moet niet uit het oog verliezen dat het hier geldt eene internationale tentoonstelling en dat wel juist voor den handwerksman. Deze toch zullen wel zoo dikwijls niet voorkomen. In omvraag gebragtwordt het afwijzend rapport der Commissie van Financiën aangenomen met 13 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren Hubrecht, Stoffels, de Fremery en de Voorzitter. X. Staat van af- en overschrijving van de administratie der Stads-Apo theek, op de begrooting van 1868. De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt dien goed te keuren. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Ik kan ten slotte nog mededeelen, dat het bestuur van den Haag ons een honderdtal exemplaren van het plan van den heer Henket, nopens eene duinwaterleiding van den Haag en Leydenheeft toe gezonden met de daarbij behoorende teekeningen. Laatstgenoemden zijn in de leeskamer ter inzage nedergelegdvan de gedrukte exemplaren zullen er aan de leden dezer Vergadering worden rondgezonden. Ook het plan van de duinwaterleiding van Leyden alleen is ter perse en zal eerstdaags worden rondgedeeld. Een en ander wordt voor kennisgeving aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 4