De heer Tollens. Er rijst bij mij nog een bezwaar. Ik bad mij vroe ger verklaard tegen de plaatsing op de Boommarktuithoofde de school daar zou geplaatst zijn op het noorden en noord-oosten en omdat boven dien het geraas op de in de nabijheid gelegen brug voor de school zeer hinderlijk wezen zou. Nu het nog daarenboven blijkt, dat de grond aldaar uit slijk en derrie bestaat, zoodat ér geheid en opgehoogd moet worden alvorens te kunnen bouwennu vrees ik dat een derde bezwaar namelijk de vochtigheid nog het grootste wezen zal, vermits deze strijd voeren zal tegen de gezondheid der leerlingen. Ik herhaal dus mijn spijt dat de nieuwe en zoo dure school juist daar ter plaatse zal moeten verrij zen, waar zij driemaal misplaatst' zal wezen. De heer Cock. Ik wensch nog eene vraag te doen: of men er wel op gedacht heelt de school te plaatsen op hét St. Piëters-kerkplein Ik weet Wét dat bét ddar Zè'èr tochtig iS, althans bij harden wind en Wanneer men fdh de zijde Wn de Breedestraat komt; maar komt men van het Rapen- bütg, b. v. door de Klbksteég, dan is dat het geval niet. De Voorzitter. De school van den heer van Wijk bevindt zich daar in de huurt eri die plaats is niét zoo ongunstig te noemen. Maar wat het St. Pïeters-kerkplein betreft, komt het mij voor, dat daar de school niet wél is op te rigten en het té verwachten is, dat er oneindig iüeer klagten zouden komen wegens de ongunstige plaatsing dan tegen die op de Boommarkt. Ik erken dat tégen die plaatsing mede bezwaren bèstaan en ik zelf had daar ook lang tegen gestredenmaar toch vlei ik mij dat de Bezwaren wel zooveel mogelijk zullen zijn Weggeruimd, als de boomen aldaar zullen zijn gerooid. Daardoor toch zal aan de bezwaren voor het Museum en het Penningkabinet veel te gemoet gekomen worden. Wat overigens den grondslag betreft, meen ik niet dat deze bezwaren voor de gezondheid zal kunnen opleveren. Het bestek toch is daarnaar ingerigt. De heer Cock. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor de gegeven inlichting; maar juist wat omtrent de school van den heer van Wijk is gezegdbevestigt mij in mijne niet ongunstige opinie over het Pieterskerk plein. Eene dagelijksche ondervinding heeft mij geleerd dat die schoolaan de noordzijde dier kerk gelegen, zich bevind in een der windrijkste ge deelten van die geheele omstreeken toch hooren wij niet van klagten. Dat die klagten van de meisjesschool, werd zij daar eens geplaatst, te verwach ten zijnben ik volkomen met u eens. Maar er zouden dan misschien termen zijn om daar minder acht op te slaantenzij men mogt aannemen dat de kinderen van de school van den heer van Wijk beter tegen de koude bestand waren dan die van de school van jufvr. Kenssen. De heer van Hedkelom. Daar gij de vriendelijkheid hebt, mijnheer de Voorzitter, om mij het woord te verleenen, zal ik daarvan gaarne gebruik maken om mijne gedachte te zeggen over de bezwaren die geopperd wor den tegen de aangewezen plaats voor de bewuste school. Ik kan mij niet genoeg verwonderen over die bezwaren. In de eerste plaats wordt er altijd gesproken over dien kouden noordewind, die daar zoo schadelijk zou zijn voor de gezondheid der kinderenmaar waarom zou die wind daar schadelijker zijn voor de leerlingen dan voor die der scholen op de Aalmarkt en Oude Vest, beiden op het noorden gelegen, om niet te spreken van de school op het Plantsoen, die aan alle winden is blootgesteld, en dan de school van den heer van Wijkdie wel op de minst gunstige plek te dien opzichte is gelegen Voor al die scholen schijnen de koude wind en de togt geen bezwaar te gevenmaar wel voor de op te rigten school op de Boommarkt. De heer Cock schijnt voor dien kouden wind niet zoo bevreesd te zijn, want hij prijst eene plaatsing der school op het Pieterskerkplein aandie gele genheid is ook wel in aanmerking gekomen, doch daartegen bestaat een zeer wezenlijk bezwaar; het zou toch te vreezen zijn dat in het daar te bouwen locaal geen enkele schoorsteen behoorlijk zou trekken door de val winden, ten gevolge der omringende hooge gebouwen. Ik moet lagchen wanneer ik hoor beweren dat de Boommarkt ongeschikt zou zijn als plaats voor eene school door de drukte en het gedruisch over en op de Borstel- brug; indien er in Leyden drukte is (mogt zij er veel en dikwijls zijn!), dan is ze gewoonlijk op de Breedestraat te vinden en wel daar waar de school thans staat; daar schijnt zij niet hinderlijk geacht te worden, maar ze zou ondragelijk zijn op de Boommarkt! En wat nu betreft de bezwaar schriften der bewoners van de Boommarkt, zij getuigen naar mijn oordeel van erge overdrijving. Wie de grondteeker.ing der geprojecteerde school inziet zal ontwaren dat er slechts sprake kan zijn van drie gebouwen die door die school zouden kunnen benadeeld worden in het genot van licht en lucht, en daaronder behoort het verblijf der Egyptenaren niet, of al voor een zeer gering gedeelte; die goede oude lieden zullen niet meer en niet minder licht genieten dan hun tot heden gegund werdvooral wanneer men bedenkt dat de te bouwen school slechts voor een klein gedeelte (het mid- denpand) met eene verdieping zal opgetrokken worden. Licht en lucht zullen dus ruimschoots tot de overstaande huizen kunnen doordringen. Wel is waar zullen de bewoners dier huizen niet meer het genot kunnen smaken van het kijkje over de thans bestaande grasvlakte; maar waar staat ge schreven dat die ruimte voor hun genoegen onbebouwd moet gelaten wor den. Ik blijf nog de aangewezen plek voor de beste plaats ter stichting eener school houdennu zij niet op de Ruïne mag gebouwd worden. De heer Cock. De voordragt heeft eene dubbele strekking1°. om het geld te gevenen dan komt er in de 2° plaats de quaestie bijhoe dat geld te vinden: of men de wijze verkiest, door Burgemeester en Wethouders voorgestelddan wel diewelke door de Commissie van Financiën wordt voorgesteld. De heer de Fremery. Ik voor mij heb geen bezwaar tegen het voor stel van de Commissie van Financiën. Het is waardat ik vroeger steeds geadviseerd heb om uit het batig slot allereerst de buitengewone uitgaven te bestrijden die in den loop van het jaar voorkomen, en het geldt ook hier eene buitengewone uitgave, maar nu zal tegenover die uitgave eene an dere bezitting in de plaats treden. Daarom heb ik minder bezwaar in den voorgestelden verkoop, en ben ik gemagtigd ook namens de andere leden van het dagelijksch bestuur gelijke verklaring af te leggen. De heer Cock. Mag ik nu nog even het woord, mijnheer de Voorzitter, slechts zeer kortom mij te verzettendat besloten worde om kapitaal voor eene dergelijke school te verkoopen. Reeds meermalen zijn voorstellen in (Héb zin in deze vergadering gédaan én steéds doof fnij béstéedèh Op grond dat men zoo doende zijné bezittingen opmaakt. Men plagt mij tben tegèh te werpendat het hier Céne buitengewone uitgave gold en dat men voor het eene kapitaal het andere, zijnde het gebouw, terugkreeg. Doch daar gelaten dat het nieuwe kapitaal dat men zoo verkrijgt heel wat kleiner is dan het oorspronkelijke en in stede van renten af te werpen groote onkos ten veroorzaaktontken ik dat het bouwen van nieuwe schoolgebouwen hier ih Leydeh eene buitengewone uitgave isgetuige de treurige ondervinding met dé scholen van jufvr. Jesse en Renssen opgedaan, welke beide lokalen niét langer dan circa 8 of 9 jaren zijn deugdelijk bevonden. Eene derge lijke om de 9 jaren terugkomende uitgave beschouw ik volstrekt niet als eene buitengewone. De beraadslaging wordt hiefbp gesloten. De conclusie van het rapport der Commissie van Financiënin stemming gebragt, wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren LePoole, Tollens, Wttewaall, Tichler en Cock. De Voorzitter. Wenschen deheeren nu nog over het bestek en de voorwaarden het woord te erlangen? Zoo niet, dan stel ik voor Burgemees ter en Wethouders te magtigen dienovereenkomstig te handelen met eene wijziging naar aanleiding der algemeene voorwaardenin de vorige verga dering vastgesteld: Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VIIl: Adres Van Commissarissen der Sociëteit Amicitia, ter bekoming van gemeentegrond; Burgemeester en Wethouders raden aan CönimiSsarissen der Sociëteit Amicitia in gebruik te géven: 1°. het door hen verlangde gedeelte van den Vestwal, groot 180 viefk. ellén, thans door het overlijden van J. H. Schttóer beschikbaar geworden, en bij het Kadaster békend onder Sectie f Kl£>d A, n". 358; 2°. 50 vierk. ellen Van het perceel, Kadaster Sectie A) n°. c\ 311 en reeds begrepen in het nieuwe Sectie-nommer 419; en 3°. 270 'tv1 'b. ellen, door aanplemping verkregen, van het perceel Kadastraal bekend Sec- /Z'5"- tie A, n°. 499; zoodat de bestaande recognitie van f 144.90 verhoogd zal moeten worden met f 15.89 'sjaars, berekend tegen 3J- pCt. voorde 454 vierk. ellen onbebouwden grond. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt dienovereenkomstig te besluiten. Wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomenhebbende de heeren Hoog en Hubrecht, als Commissarissen der Sociëteit, zich bui ten stemming gehouden. IX. Voordragt om leerlingen van de burgeravondschool en ambachts school van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix in de gelegen heid te stellen, de tentoonstelling van voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den handwerksman te Amsterdam te bezoeken. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt aldus: //Volgens bijgaande missive van den Inspecteur van het middelbaar onder wijs, betoogt deze de wenschelijkheid dat eenige van de meest ontwikkelde en bepaaldelijk tot den handwerksstand behoorende en reeds een ambacht uitoefenende leerlingen der burgeravondschool en ambachtsschool van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix in de gelegenheid werden gesteld om de tentoonstelling van voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den handwerksman te Amsterdamonder geleidete bezoekenhetzij door de kosten geheel voor rekening der gemeente te nemenhetzij door eene tegemoetkoming daartoe te verstrekken. Op die missive hebben wij het gevoelen ingewonnen van Bestuurders van het betrokken genootschap, wier advies wij mede hiernevens in origi- nali overleggen en waarmede wij ons wel kunnen vereenigen. Wij nemen mitsdien de vrijheid u voor te dragen aan den wensch van den Inspecteur gevolg te gevendoor een 60 a 7 0-tal leerlingen der ge noemde scholen, die zich in het atgeloopen jaar door ijver en bekwaam heid hebben onderscheidende gelegenheid te verschaffen die tentoonstel ling, onder geleide, te bezoeken. Tot goedmaking der daaraan verbonden kosten, stellen wij u voor eene som van 200 aan te wijzen, te vinden op het art. Onvoorziene uitgaven." Het rapport van de Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud //De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigten op het voor stel om aan eenige leerlingen van de burgeravondschool en ambachtsschool van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix de gelegenheid te ver schaffen de tentoonstelling van voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den handwerkiman te Amsterdam, onder geleide, te bezoeken, en daartoe f 200 te bestemmendat zij gaarne bereid is gelden voor het onderwijs toe te staanwanneer deze tot noodige uitbreiding en verbetering van het onderwijs gevorderd worden; zij beschouwt evenwel dat daartoe het reizen van leerlingen om tentoonstellingen te bezoeken niet behoort, vooral daar zij door zulks te verleenen bevreesd is dat dit aanleiding kan geven tot gevolgtrekkingen van de verste uitzigten, wanneer men, door op dit voorbeeld te kunnen wijzen, zich gedrongen zal voelen gelden toe te staan, daar waar men deze liever zoude wenschen te weigeren. De Commissie acht dat zulke uitgaven moeten gedekt worden door particuliere bijdragen en moet alzoo bezwaar maken gelden tot dit onderwerp uit de gemeentefond sen toe te staan" De heer Tollens. Ik wensch alleen te zeggendat ik tegen deze voor dragt zal stemmenop de grondendoor de Commissie van Financiën zeer teregt ontwikkeld. Er wordt reeds zoo veel geld voor het onderwijs in deze gemeente uitgegevendat ik er overgroot bezwaar in zien zouom dat be drag nog te verhoogen ter bestrijding der kosten van pretjes voor de leerlingen. De Voorzitter. Het geldt hier zoozeer geen pleiziertogtook daar ben ik geen voorstander vandoch ik beschouw de zaak geheel en al uit een wetenschappelijk oogpunt, omdat ik werkelijk meen, dat het strekt tot ontwikkeling van jongelieden, die zich door goed gedrag onderscheiden. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders dan ook het voorstel gedaan,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 3