armenwelke in het Minnehuis behoorenzoo lang de kerk daaraan niet de som van f 15900 heeft besteed. De heer Cock. Ik moet nog even eene inlichting vragen. Ik wenschte wel van de commissie te vernemenof de kerkeraad deze voorstellenvervat in de zeven artikels van het concept-besluit, zoo als die te vinden zijn op bl. 19 en 20 van het gedrukt rapport, officieel heeft aangenomen. Ik ben wel overtuigddat in hoofdzaak en hoofdstrekking de kerkeraadtoenmaals althanser genoegen mede zal genomen hebbenmaar ik wenschte te we ten, of hij, van die punten kennis genomen hebbende, erofficiëel, minstens schriftelijk, zijne toestemming aan geschonken heeft. Ik vind voor dezen mijnen twijfel eenigen grond in de woorden zelve van art. 6 van het con cept-besluit onzer commissie, waarin ik lees: «-Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd het bepaalde bij de artikelen 12 en 5 onmiddellijk ter kennisse te brengen van den kerkeraad der Nederduitsch Hervormde gemeente, en in geen geval tot verdere uitvoering van dit besluit over te gaan, voordat aan den gemeenteraad zal zijn overgelegd eene acte, in be hoorlijken vorm opgemaakt, waarbij de genoemde kerkeraad tegenover de burgerlijke gemeente verklaart" enz. Uit die woorden is bij mij twijfel ontstaan, of die regeling officiéél is goedgekeurd, zoo officiëel althans als wenschelijk is. Want als er nog eene nadere »in behoorlijken vorm op te maken" akte moet worden ingewacht, mag ik besluitendat, wat tot nu toe is geschied, zoo gansch officiëel niet was. Bij dat alles komt nog het heden ingekomenen zoo even voorgelezen adres van heeren diakenen waaromtrent wij wel is waar, en mijns inziens niet ten onregte, beslo ten hebben over te gaan tot de orde van den dag, maar uit welk adres toch blijkt, dat juist de personen, die ook volgens de bedoeling onzer com missie zullen belast worden met de administratie zoowel van het Minnehuis als van de Armbakkerijmet die gansche voorstellen volstrekt niet ingeno men zijn en instemmen. Het is op grond van dit alles, dat ik de officiële aanneming der onderhavige voorstellen eenigzins betwijfel. De heer Buys. Om de vraag van den heer Cock juist te kunnen be antwoorden, zou ik moeten weten wat hij verstaat onder officiëel. Noemt hij alleen officiëel een berigt schriftelijk medegedeeld, bij brief door pre sident en secretaris geteekenddan moet ik erkennen dat wij niet officiëel wetendat de kerkeraad met de voorstellennu aanhangiggenoegen heeft genomen. Maar neemt hij met mij aandat ook zonder dergelijken brief een berigt officiëel kan zijndan antwoord ik op de gestelde vraag bepaald ja. De redactie van de verpligtingenwelke de kerkeraad op zich neemt ontworpen in onze gemengde commissie, is door de gecommitteerden van de kerk aan den kerkeraad medegedeelddeze heeft die redactie overwogen hier en daar wijzigingen gemaakt en ons toen door tusschenkomst van den president berigt, dat hij de voorstellen goedkeurde. De heer Cock. Ik dank den heer Buys voor de gegevene inlichtingen, maar ik kan niet ontveinzendat ik liever had gehad zwart op wit. Want de toestemming mondeling gegeven, zelfs van den president van een colle- gie, terwijl men dan gewoonlijk tevens de uitgestrektheid van zijn volmagt naauwelijks kent, heeft bij mij niet hetzelfde gezag als eene verklaring op schrift van het collegie zelf. De heer Goudsmit. Het is ons niet mogelijk geweest ons van eene meer officiële toestemming te verzekeren. Maar de overeenkomst is zoo ver tot stand gekomendat er wat den vorm betreft niets meer aan ont breekt dan het concipiëren der acte. Beide partijen beschouwen haar als wettig gesloten, al moeten tot bewijs nog schriftelijke acten worden gecon- cipiëerd. De heer Cock. Ook den heer Goudsmit zeg ik dank voor zijne inlich ting. Die heer heeft mijne gedachte geradenal heb ik die niet duidelijker willen uitdrukken. Ik vind het toch maar beter over de vraagin hoeverre er in deze zaak reeds wettige overeenkomst en bij gevolg verbindtenis aan wezig is, ons hier maar niet verder uit te laten. De heer Hakte velt. Wat de interpretatie betreft van letter b van art. 6heb ik er ook niet aan gedachtdat het een bepaald gebod zou inhou den om die f 15900 jaarlijks aan het Minnehuis te verstrekken of te be steden; wanneer dit zoo ware, zoude ik de eerste zijn, een maatregel te ontraden, dien ik thans in gemoede aanprijs. Maar ik heb het zóó begre pen dat wat niet benoodigd waskon worden in kas gelatenen dat de regering van Leyden deze zekerheid wil hebbendat ouden van dagen die in het Minnehuis wenschen opgenomen te wordenniet worden gewei gerd zoolang die som niet is besteeden daardoor gehoor zoude moeten geven aan billijke klagten. De heer Goudsmit. Ik moet nog opmerkendat de verpligting uit deze overeenkomst voortvloeijendeduidelijk onder letter bn°. 6, is omschreven. Immers leest men: "dat het gebruik der bezittingen en inkomsten van de Armenbakkerijwaaronder de kapitalenstaande ten haren name op het Grootboek van nationale schulden welke onder het tegenwoordig hoofd op dat Grootboek moeten blijven ingeschreven, van regtswege zal vervallen aan djn gemeenteraad, indien de kerkeraad immer het Minnehuis mogt opheffen of de inrigting van dit gesticht zoodanig veranderendat het niet meer tot het opnemen van zooveel oude lieden bleef opengesteld als bekostigd kunnen worden uit eene som van f 15900, zijnde het gemiddeld bedrag der subsidiën, gedurende de laatste tien jaren van stadswege aan het Minnehuis verstrekt." Met andere woordener wordt eene soort van strafbepaling gesteldvoor het geval dat zich aan meldende personendie daarop aanspraak hebbenniet worden opgenomen. Is dit het geval niet, zoo bestaat de verpligting tot het suppeditereu tot een bepaald maximum niet meer. Deze is de m. i. ondubbelzinnige beteekenis dezer bepaling, die alleen wil voorkomen eene opzettelijke ontduiking der uit de overeenkomst voortspruitende verbindtenis. Thans komen de afzonderlijke voorstellen der commissie in behandeling. De considerans en art. 1 worden aldus goedgekeurd: »De Kaad der gemeente Leiden Overwegende dat de reden welke in vroeger tijd aanleiding gaf tot het vestigen van eene armenbakkerij onder beheer van het stedelijk gezag, namelijk de begeerte om aan de armbesturen deugdzaam en goedkoop brood te verzekeren ten behoeve hunner bedeelden, thans is komen te 1869. vervallen, nu dat brood even deugdzaam en tegen dezelfde prijzen bij bij zondere bakkerijen kan verkregen worden; en dat het alzoo wenschelijk is de kapitalen van die armenbakkerij, vroeger afdeeling van het Huiszitten- huis, terug te brengen daar waar de andere kapitalen van die instelling berusten, opdat zij te gelijk met deze gebezigd kunnen worden ten voor- deele van de armen der Nederduitsch Hervormde gemeente, Besluit Art. 1. De zoogenaamde Armenbakkerij wordt met 1 Januari 1870 als stedelijke administratie opgeheven en met dien dag aan Heeren Regenten over genoemde instelling eervol ontslag toegekendonder dankbetuiging voor de diensten in deze betrekking aan de gemeente bewezen." Art. 2. Het gebruik der bezittingen en inkomsten, de gebouwen en andere kapitalen, roerende en onroerende, tot de bakkerij behoorende, gaat met denzelfden dag over aan den Kerkeraad der Nederduitsch Her vormde gemeente, om ten voordeele van zijne armen te worden aange wend; onder uitdrukkelijke bepaling nogtans, dat de kapitalennu ten name der bakkerij op het Grootboek ingeschrevennimmer van dit Groot boek zullen kunnen worden losgemaakt, zonder toestemming van den Gemeenteraad. De heer de Fremery. Tk zou aan den heer Buys willen vragenof hij bezwaar had, om dat kleine woordje nu te doen vervallen, en of de zaak niet duidelijker ware. door eenvoudig te lezen: »de kapitalen, ten name der bakkerij op het grootboek ingeschreven." De heer Buys. Ik heb daar geen bezwaar tegen. Het blijkt nu, wat de commissie niet wistdat niet alle kapitalen van de Armenbakkerij op het grootboek zijn ingeschreven, en het woordje nu, hier voorkomende, zou twijfel kunnen doen rijzen over de vraag, of men bedoelt de kapitalen die ingeschreven zullen zijn op 1 Januarij of alleen die, ingeschreven op het oogenblik dat dit besluit genomen wordt. Wij bedoelen natuurlijk het eerste en de weglating van het woordje maakt die bedoeling inderdaad duidelijker. De heer Goudsmit. Er zou toch nog twijfel overblijven, of de bepa ling niet alleen sloeg op kapitalendie reeds ingeschreven waren. Ik zou in overweging geven er nog bij te voegen: »of in te schrijven." Dan zou, geloof ik, elke dubbelzinnigheid vermeden zijn. Kunnen de heeren Buys en Tollens zich daarmede vereenigen Beide heerenleden der Commissieverklaren daarmede genoegen te nemen. Met gemelde bijvoeging wordt het artikel goedgekeurd. De heer Goudsmit. Welligt ware het beter, ook het woord nog in te voegen en alzoo te lezen: //of nog in te schrijven." Wordt mede goedgekeurd. Art. 3. Aan de hierna genoemde armbesturen en godshuizen wordt als schadeloosstelling voor het verliesdat zij door de opheffing van de armen bakkerij zouden kunnen lijdenduurzaam uit de gemeentekas gewaarborgd eene som, jaarlijks niet meer beloopende dan het bijgevoegd bedrag. Armbezorgers der Oud-Catholiekenf 27.58. Gereformeerd Minnehuis190.25. Evangelisch-Luthersche armen87.51. Evangelisch-Luthersche weezen143.17. Roomsch-Catholiek Weeshuis244.07. Roomsch-Catholiek Armhuis1322.74. Walsche Diakonie142.83. Walsche Weeshuis77.09. De heer Hartevelt. Het spijt mij, dat ik mij met dit artikel 3 niet vereenigen kan. Ik zie niet in dat met de bedoeling van dit artikel de goede weg wordt bewandeld. Men wil de subsidiën geheel laten vervallen en op hetzelfde oogenblik stelt men eene steeds durende voor. Er wordt gesproken van eene winstderving. Liefst weid ik over dit punt niet uit want men komt daardoor op het terrein eener epineuse quaestiemaar dit moet ik toch zeggendat die winstderving niet zal voortspruiten uit de fabrie- kaadje van het brood, maar uit de interesten der kapitalen van de arm bakkerij. Hoe zal men met juistheid de overwinst op de fabriekaadje van het brood constateren? En al ware dit mogelijk, wettigt dit dan eene voortdurende uitkeering van f 2300 'sjaars uit stadskas, aan verschillende gezindheden die „bij de armbakkerij brood lieten bakken, [omdat zij ook hun aandeel in de renten der kapitalen kregen? De heer Tollens. Art. 4 voorziet hierin. De heer Hartevelt. Hoe wilt gij dat met juistheid constateren? Het is onmogelijk. Die winst iszoo als ik reeds gezegd hebgekomen uit de renten. De heer Buys. De heer Hartevelt heeft twee vragen gedaan, vooreerst waarom dat vaste subsidie, dat dan toch maar eene winstderving zal moeten vergoedenen ten tweedehoe te constaterenwelke vermindering op de broodprijzen jaarlijks aan de armbesturen is toegekend. Wat de eerste vraag betreftzoo moet ik verwijzen naar het verslag. Itegt op dit subsi die bestaat er zeker niet, maar wij meenen dat het in billijkheid niet kan geweigerd worden. Men vergete toch niet dit, dat, welke ook de oorsprong zij van dat deelen in de winsten van de bakkerijdat deelen sinds tal van jaren bestaat; dat voor elk armbestuur het aandeel in de winst is geworden een vaste post op zijne begrooting van ontvangst, waarop sinds lang ook bij de uitgaven gerekend wordt, en eindelijk dat vele van de instellingen, welke die winsten genietendezelfde zijnwelke getroffen worden door ons jongste besluit tot vermindering en opheffing der subsidiën. Mogen wij nu de besturen, die door dat besluit reeds in een zeer moeijelijken finan- ciëlen toestand zijn gebragt, nog meer bezwaren, door hun on vergoed nog eene andere bron van inkomst te ontnemen Maar, vraagt menmoet dat nieuwe subsidie dan duurzaam genoten worden Ik zeg neenwant ik geloof en vertrouw stellig, dat vooral als de armenbakkerij vervalt, de bijdrage uit de gemeentekas zeer spoedig zal verminderenmisschien geheel verval len. Immers men geeft slechts subsidie als de hier gestelde som niet door korting op de broodprijzen verkregen wordt, en dit nu zal zeer ge makkelijk het geval zijn. Ik beroep mij dienaangaande op de maatschappij van weldadigheid, welke bij de broodfabriek nu reeds een cent minder be taalt dan het publiek. Diezelfde vermindering, en waarschijnlijk meer zul- 7

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 5