onderzoek wae -dat de Raadalthans onder sommige omstandighedenonbe twistbaar bevoegd i9 de armbakkerij als gemeentelijke administratie op te heffen en over hare kapitalen ten voordeele van de armen der Nederduitsch Hervormde gemeente te beschikken en dat het, worden enkele bij haar ge rezen bezwaren opgelost, in hooge mate wenschelijk is van de bevoegdheid tot de overdragt gebruik te maken. Naar aanleiding daarvan neemt de Commissie de vrijheid aan het oordeel der vergadering een concept-besluit te onderwerpenhoudende de noodige voorstellen betreffende die overdragt. De Voorzitter. Verlangen de heeren ook lectuur van den brief van heeren diakenen? De heer Goudsmit. Ja, mijnheer de Voorzitter, ik heb den tijd niet gehad dat stuk te lezen. Het adres is van den volgenden inhoud /'Aan den Gemeenteraad der Stad Ley den. Geven met eerbied te kennen de ondergeteekendenallen Diakenen der Nederd. Hervormde Gemeente alhier: Dat zijna door het kiescollegie van voornoemde gemeente benoemd te gijn tot diakenenen als zoodanig hunne eerste zitting in den breeden ker- keraad aanvaardden, met bevreemding kennis namen van een besluit des kerkeraadstoen zeer onlangs in overleg met het afgetreden collegie van diakenen genomen om aan uwe vergadering voor te stellen de vereeniging van het Minnehuis en de Armenbakkerijmet hunne gebouwen en kapita len met de administratie der Huiszitten- en diaconie-armenten einde op eens de genjeente van het subsidie van f 16000 aan het Minnehuis te ontslaan. Zij achtten zich toen verpligt in den kerkeraad te verklarendat zijuit hoofde van hunnen korten diensttijdonbevoegd waren om in de beraad slaging oyer dat onderwerp deel te nemenen verzochten daarvan aantee- kening in de notulenals ook hiervandat zij tot dit geheele planrakende de 16000 aan het Minnehuis, niet hadden medegewerkt, ofschoon zij hier gaarne de verklaring afleggendat zij het beginsel van scheiding tusschen kerk en staat volkomen huldigen, en zich uit hoofde van dat beginsel vol strekt niet willen kanten tegen eene vereeniging van de Armenbakkerij en het Minnehuis met de Diaconie, daar zij zeiven die vereeniging hoogst wenschelijk en natuurlijk achten. Maar zij moeten opkomen tegen de voor waarden in het rapport uwer Commissie ten deze gesteld, van welk rapport zij zich in kennis gesteld hebben. Sedert hun optreden als diakenenzijn nu ongeveer vier maanden ver- loopen. Dien tijd hebben zij zich ten nutte gemaakt om de financiële krachten hunner administratie te peilen, en zij zijn tot de vaste overtuiging gekomen, dat met de baten of liever renten der Armenbakkerij geen vierde cedeelte kan bestreden worden van de 15900, die uwe Commissie ten deze heeft uitgetrokken als eene vaste som, waarin jaarlijks door het weg vallen van het subsidie, ten behoeve van het Minnehuis, zal moeten voor zien worden. Het is waar, diakenen kunnen beroep doen op de liefdadigheid der ge meente, doch als gelet wordt op de sinds jaren steeds afnemende opbrengst d,er collecten, een verschijnsel dat niet toevallig mag heeten, maar waar te nemen bij alle andere collecten van armbesturen of kerkelijke administra- tiënen alzoo een vaste plaats vindende in den actuelen toestand en den geest des tijds als men daarbij let op de jongst gehouden collecte langs de huizen, onzer diaconie, met eene opbrengst van f 800, gehouden op een moment dat de afschaffing van het subsidie een onderwerp van den dag is, dan mag het illusie genaamd worden om van die liefdadigheid jaarlijks zujk eene aanzienlijke som te verwachten. De eenige weg, die nog open staat, zou zijn de weg van overleg en spaar zaamheid, als namelijk overleg en spaarzaamheid kunnen beschouwd worden als hoedanigheden waarin men nooit uitgeleerd is. Doch opmerkelijk, juist deze weg is door uwe Commissie ten deze, als blijkt uit haar rapport, finaal toegesloten. Immers in hare drie laatste op merkingen stelt zij eene vaste en onveranderlijke som van 15900 in de plaats van een vast getal gealimenteerdenen argumenteert dit met de op merking, dat in later tijd de verplegingskosten aanmerkelijk zouden kunnen stijgendoch zwijgt geheel van de mogelijkheid dat die verplegingskosten ook zouden kunnen dalen, zwijgt ook geheel van de waarschijnlijkheiddat die kosten door overleg en zuinigheid, zonder aan iets wezenlijks te scha den zouden kunnen inkrimpen. De diaconie zou dus verpligt zijntelken jare voor het Minnehuis eene vaste som af te zonderenzonder dat de vooruitgang in alle dingen ook die in de ware oekonomieooit op het Minnehuis zou mogen toegepast worden. Ofschoon 2 leden van het collegie diakenen vroeger dan de overige 14 zitting hebben gehad in den kerkeraad, en alzoo wel kunnen geacht wor den tot de onderhavige vereeniging van de Armenbakkerij met het Huis zittenhuis te hebben medegewerkt, deelen zij echter volkomen in de bezwa ren die uit het rapport uwer Commissieals boven omschreven zijn ont leend, en brengen Diakenen gezamentlijk deze bezwaren onder de aandacht uwer vergaderingmet verzoek deze wel in uwe overweging te willen opnemen. Met ware hoogachting hebben zij de eer te zijn 21 April 1869. Uw E. Dw. Dienaren, M. Japiksb. A. Werner. D. Vels Heyn. Ths. van Wijk. J. de la Bye. E. E. van den Bosch. P. Fontein Jr. P. J. Mulder. A. Langeveld. P. van der Most van Spijk. W. Werst. J. Ja- pikse. L. Oostveen. G. J. Corts. A. van 't Hooft. C. Kooyker. De Voorzitter. Alvorens de discussie te openen, moet ik met een woord mijn hartelijken dank betuigen aan de Commissie voor het uitstekend rapport, dat zeker door alle leden evenzeer met genoegen zal zijn gelezen. Ik hoop, dat de vergadering aan de voorgestelde regeling haar zegel zal hechten, en de Commissie daardoor de zelfvoldoening zal mogen smaken den door haar geuiten wensch verwezenlijkt te zien, dat namelijk de laatste aanleiding tot eene hernieuwing van de oude bittere geschillen zal zijn weggenomen. De heer Hartf.velt. Ik stel voor, mijnheer de Voorzitter, om, met het oog op den inhoud van den brief van diakenen der Ned. Herv. ge meente, zoo even voorgelezen, over te gaan tot de orde van den dag. Dat collegie was niet bevoegd dien brief in te dienen aan den gemeenteraad. Dat collegiehetwelk buiten den kerkeraad om zich aan ons adresseert wil den Kaad er toe brengen niet in de voorgestelde regeling te treden. Maar wij hebben alleen met den kerkeraad en het adres van dien te doen; en ik vertrouw dan ook, dat die brief geen invloed zal kunnen uitoefenen op onze discussiën. De Voorzitter. De heeren hebben het voorstel van den heer Hartevelt gehoord. Wordt dat voorstel ondersteund? Het voorstel van den heer Hartevelt wordt voldoende ondersteund. In hoofdelijke omvrage gebragtwordt het aangenomen met 23 stemmen tegen 1 (die van den heer Tieleman); zoodat besloten is omtrent het adres van diakenen over te gaan tot de orde van den dag. De Voorzitter. Thans is aan de orde het adres van den algemeenen kerkeraad. Verlangt ook een van de heeren hierover het woord? Be heer Kutgers. Ik begin met een woord van dankzegging aan de Commissie, die in haar rapport deze zaak zoo duidelijk heeft uiteengezet. Toch verlang ik wel eenige inlichting over de som die door den kerkeraad aan de gemeente wordt geschonken. Het geldt hier niet ƒ16,000, maar die som jaarlijks, telkens met 5 pCt. verminderd, en dus een bedrag over 20 jaren van 137,7 50. Het is mij niet bekend dat de afstand van dit belangrijk subsidie door den Raad geëischt of gevraagd was. Bij raadsbesluit van November 11. was dit subsidie toegestaan aan het gereformeerde minne huis. Het is alzoo armengoed. Mag de stad dit armengeld zoo maar in de stedelijke kas overbrengen? Ik wensch mij geheel en al te onthouden van eene beoordeeling van het kerkeraads besluit. Dit zou hier zeer onge past zijn. Maar zal het wezenlijk voordeelig zijn voor de financiële belan gen van de stad, indien dit armengeld daarin wordt opgenomen? Ik meen van niet. Als iemand onzer zich verbonden had aan een ander eene som te betalendan zou hij zich die som door een administrateur niet la ten schenken; hij zoude die gift niet dan na rijp beraad willen aannemen. Wat voor een particulier geldt, is, meen ik, ook van kracht voor den Raad. Op zich zelf acht ik teruggenomen armen-subsidie geene wezenlijke bate voor de stedelijke kas. Het is ligt mogelijk dat ik dwaal, maar gaarne zoude ik door meer bekwame medeledendie met deze zaak goed bekend zijn, worden bekend gemaakt met den grond, die de aanneming van deze belangrijke som voor de stad geoorloofd en gewenscht doet zijn. De heer Buys. Het zij mij geoorloofd een kort antwoord te geven op het aangevoerde door den geachten vorigen spreker. Er ligt in de beden king welke hij maakteiets tegennatuurlijkseven als in het adres van diakenenwaaromtrent de vergadering zoo even een besluit nambeide toch onderwerpen aan het oordeel van den Raad eene vraagwelke de Raad niet beoordeelen kan, namelijk het financiëel belang van de kerk. Wij voor ons kunnen slechts de vraag stellen: wat eischt het belang van de gemeente? en moeten die andere vraag: wat eischt het belang van de kerk? aan deze overlaten. De heer Rutgers veroordeelt de voorgestelde regeling, omdat zij aan de kerk zoude onttrekken een belangrijk voordeel; maar als nu de kerkeraad zelf meent van dat voordeel te moeten afzienkomt het dan te pas dat wij anders spreken en zeggengij hebt uwe belangen niet goed ingezien en daarom zullen wijgemeenteraaddoen wat gij hadt moeten ver- rigten? Dit punt intusschen daarlatende, wil ik in de tweede plaats op merken dat de vorige geachte spreker zich de zaak niet juist heeft voor gesteld. Hij heeft toch bij herhaling gesproken van het goed der armen dat opgeofferd zoude worden. Maar waar is dat goed? Er is, zoo ver ik weetalleen sprake van het subsidiedat tot nog toe uit de gemeentekas aan den kerkeraad was verstrekt, en dat nu zou komen te vervallen. Is dat nu het goed der armen? Zoo weinig, mijnheer de Voorzitter, dat, als de gemeenteraad ook bij niet-aanneming van het tegenwoordig voorstel eens mogt goedvinden te besluiten, het subsidie dadelijk geheel af te schaf fen, dit dan was en bleef afgeschaft, zonder dat de kerkeraad bevoegd zou zijn te zeggen: wij hebben aanspraak op dat geld. Eindelijk in de derde plaats, de kerkeraad, men mag dat veilig aannemen, behoeft onze voogdij niet; hij kent zijne financiële belangen goed, en heeft het nu besproken voorstel ook zeker niet gedaan dan na rijp beraad. Wat, toch is het ge val? De gemeenteraad heeft besloten het subsidie af te schaffen in 20 af- loopende jaarlijksche termijnen. Als nu de overeenkomst niet tot stand komt, dan is het subsidie na 20 jaren vervallen. Na 10 jaren is het reeds met de helft verminderd en na twintig jaren bestaat het niet meer. Dat resultaat is niet meer te ontwijken. Welnu, de kerkeraad begrijpt, dat het voor hem beter is, de toepassing van dien maatregel te voorkomen door het treffen van eene schikking, welke ja het voorbijgaande subsidie dadelijk opoffert, maar om daarvoor een blijvend voordeel in de plaats te stellen. Met andere woordenhij ziet verder geheel van het jjsubsidie af maar erlangt daarentegen het regt, om te beschikken over de aanzienlijke fondsen van de armenbakkerij. De kerkeraad doet dus niet, zoo als het nu wordt voorgesteld, bloot afstand van een mogelijk voordeel; want hij erlangt daarvoor in de plaats een kapitaal, dat tot dusver door de gemeente werd beheerd en dat hij zonder de nu aanhangige schikking zeer zeker niet zou ontvangen. Wanneer ik het hier gezegde resumeer, dan geloof ik dus vooreerst, dat het in deze vergadering onmogelijk tot een punt van dis cussie kan worden gemaakt of de kerkeraad zijne financiële belangen goed begrepen heeft of niet, ten andere dat afstand van subsidie geheel iets anders is dan afstand van eigendomen eindelijk dat er tegen het mogelijk voordeel, door de kerk opgeofferd, eene zeer belangrijke compen satie overstaat. De heer Rutgers. Het doet mij leed dat de laatste geachte spreker mijn gevoelen niet juist heeft opgevat. Ik heb volstrekt niet gesproken over den kerkeraad, alsof deze zijn financiëel belang niet goed had inge zien. Ik heb de beginselen en bedoelingen van den kerkeraad niet beoor deeld, maar gevraagd jof het in het belang der stedelijke financiën was dit subsidie, dat bij raadsbesluit aan het Miunehuis was toegekend, nu op te nemen in de stedelijke kas. Ik heb het beschouwd als werkelijk armengoed. Ik meen toch dat het metterdaad daartoe behoort, al is het nog niet uit betaald. En is het armengeld, dan behoort het niet in de stedelijke kas als toevallige bate te worden opgenomen. Ik heb dus gesproken niet over

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 3