eener nieuwe meisjesschool. Die brief kan echter wel als vervallen worden
beschouwd door de mededeelingzoo even door mij gedaan. Maar Burge
meester en Wethouders willen het niet onopgemerkt laten dat die missive
hun bevreemdt. De plaatselijke schoolcommissie toch kan het niet onbe
kend zijn dat de daartoe betrekkelijke stukken reeds den 21«ten Januarij
door Burgemeester en Wethouders zijn ingediend, en toen in handen der
Commissie van Financiën zijn gesteld. Ik meende dit nog te moeten rele
veren, en stel overigens voor, den brief voor kennisgeving aan te nemen.
De neer Buys. Ik wenschte naar aanleiding van de missive der school
commissie even op de zaak van de nieuwe meisjesschool terug te komen.
Dë klagten van de schoolcommissie zijn naar uw oordeel onjuist, mijnheer
de Voorzitter1maar het feit blijft dan toch onloochenbaar, dat wij heden,
ruim vijf maanden nadat tot het stichten van de school besloten werd, nog
Zelfs geen begin van uitvoering aan dit besluit hebben gegeven. Ik weet
Wel, dit uitstel heeft eene zeer natuurlijke reden; Burgemeester en Wethou
ders willen het bepalen van de plaats waar de school zal gevestigd worden
afhankelijk maken van de beslissing over een ander plan; maar mij dunkt,
eer tót de combinatie van die twee plannen werd overgegaan, had men
behooren te vragen of de Raad daarmede genoegen nam. Het kan zeer
wel zijn dat de Raad met mij van oordeel is, dat de zaak van de school
geheel vreemd moet blijven aan de zaak van het Hartnonie-gebouwdat,
ook al blijft de Ruïne exercitieveld en al heeft de militaire overheid daar
tegen bezwaren, de school op dat veld kon worden opgerigt; in elk geval
dat, op welke wijze dan ook, het eenmaal genomen besluit moet worden uit
gevoerd. Welnu, mogt de Raad deze of dergelijke meening zijn toegedaan,
dan maakt de wijze, waarop Burgemeester en Wethouders de zaak hebben
aangevat, het voor deze vergadering onmogelijk van die meening te doen
blijken. Wij zijn verpligt den langen weg te gaan, welken het collegie
van dagelijksch bestuur heeft ingeslagen, het zij wij dien weg goedkeuren
of afkeuren. Immers het bestek voor de school komt niet, zoo lang het
Ruïne-plan niet is afgedaan. Wat zal nu gebeuren? Zoo even werd be
sloten om de stukken van het Ruïne-plan te doen drukkenj onder de gun-
tigste omstandigheden komt dat plan dus niet voor het einde van Mei in
behandeling. Stel, dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders dan
worden aangenomendan hebben de ondernemers van de Harmonie een
maand tijd om zich te verklaren of zij die voorstellen aannemen. Nemen
zij ze aandan zullen de heerendie het Harmonie-gebouw willen stichten
gaan zoeken naar geld. Dit vordert natuurlijk tijd en zoo zal men geko
men zijn aan het einde van het jaar eer het vaststaat of het bedoelde ge
bouw al of niet tot stand komt. De school blijft intusschen altijd wachten
op die beslissing, met andere woorden met het bouwen wordt in het loo-
pende jaar zelfs geen begin gemaakt. De Raad besluit dat er in 1869
eene nieuwe sehool zal worden opgerigt, maar Burgemeester en Wethouders
met de uitvoering belastrigten het zoo in datzonder dat de Raad er
iets aan kan veranderendat besluit eenvoudig onuitgevoerd blijft liggen.
Mij dunkt dat hier wel inderdaad eene aanleiding tot regtmatige klagten
bestaat.
De Voorzitter. De heer Buys is begonnen met de opmerking, dat
wij van het principe zouden zijn uitgegaan, dat er nergens anders eene
betere plaats ware aan te wijzen dan de Ruïne. Wij hebben integendeel
verscheidene plaatsen aangewezenmaar wij vonden de Ruïne de geschiktste.
Wij zouden haar dan ook gaarne als plaats voor de meisjesschool zien aan
gewezen. Om de redenen ontwikkeld in ons rapport, hebben wjj de beide
plannen aan elkander verbondenwij kunnen dus bezwaarlijk een voorstel
doen als door u verlangd wordt. Ik geloof daarom, dat het beter is, dat
die aandrang dan van den Raad zelf komt.
De heer Buys. Burgemeester en Wethouders zijn bij de behandeling van
deze zaak altijd uitgegaan van de onderstellingdatwanneer zij het school
plan vereenigde met het plan tot het bebouwen der Ruïne, deze wijze van
handelen op de goedkeuring van den Raad konde rekenen. Deze onderstel
ling nu acht ik uiterst gewaagden daarom had ik gewenscht dat men
dadelijk bij den aanvang van het onderzoek zich eenvoudig vergewist had
van het gevoelen dezer vergadering daaromtrent. Veel tijdverlies ware dan
voorkomen.
De Voorzitter. Mag ik u doen opmerken, dat daargelaten nog de
meening van den kommandant, dat voor de exercitiën een gedeelte van het
Ruïne-plein niet kan gemist worden de schoolopziener er bezwaar in zou
zien daar eene school te stichten zoo die plaats bestemd bleet voor exercitiën.
Het manoeuvreren toch der militairen in de onmiddellijke nabijheid der
school zou tochzoo door de signalenwelke daarbij worden gegevenals
anderzins, zeer hinderlijk zijn.
De heer Buys. Ik zou eenvoudig dit willen, dat alsnog gedaan werd wat
tot nog toe is nagelatenmet andere woordendat men aan den Raad de
vraag onderwierp of hij goedkeurt dat het bouwen van de school blijve uit
gesteldtotdat over het Harmonie-plan beslist zal zijn.
De Voorzitter. Ik zou dan in overweging geven een schriftelijk voor
stel dienaangaande in te dienendat dan in de volgende vergadering zou
kunnen worden behandeld.
De heer du Rieu. Er is gezegd in eene vorige vergaderingdat de zaak
van de Harmonie en die van de school niet van elkander zijn te scheiden,
en men heeft dus beide zaken aan elkander gekoppeld. Intusschen moet ik
zeggen, dat ik de Ruïne minder geschikt vind, zoolang zij exercitieplaats
zal blijven. Ik zou dan ook gaarne beide zaken van elkander afgescheiden zien.
De Voorzitter. In afwachting van een nader voorstel, zullen wij in
de volgende vergadering een bepaald besluit kunnen nemen.
De heer Buys. Ik wenschte in de volgende vergadering bepaaldelijk de
vraag te hebben uitgemaakt, icaar de school zal worden opgerigten, kiest
men de Ruïnedan in de tweede plaats de vraagof het vestigen van de
school op dat terrein de Ruïne werkelijk ongeschikt maakt voor excercitieplein.
De Voorzitter. Dat is in strijd met ons advies.
De heer Buys. Het is, dunkt mij, meest eigenaardig, dat Burgemeester
en Wethouders een bepaald voorstel doen. Zij behoeven daarom niet af te
wijken van hun eigen systeem; want zij kunnen zeer wel voorstellen om de
twee zaken verbonden te houden zoo als zij nu verbonden zijn.
De Voorzitter. Ik wenschte liever, dat de Raad het initiatief nam
ten aanzien van een voorstel, dat geheel in strijd is met het onze. Als
de heeren goedvonden daaromtrent een schriftelijk voorstel aan te bieden,
zou de zaak in de volgende vergadering kunnen worden behandeld.
De heer Bpïs. Aöbt gij het beter, mijnheer de Voorzitterdat het voor
stel uit de vergadering kome, dan ben ik bereid dat in te dienen, in het
vertrouwen dat het in de eerstvolgende bijeenkomst zal kunnen worden afgedaan.
De Voorzitter. Ik kan daartoe de volle verzekering geven.
De heer Le Poole. Mijnheer de Voorzitter, zouden wij dan niet kun
nen terugkomen op het besluit, zoo even genomen? Want als de stukken
worden gedrukt en er komt weer een ander plandan heeft men vergeef-
sche moeite gedaan en noodelooze kosten veroorzaakt.
De Voorzitter. Wij hebben beide zaken nu eenmaal aan elkander ver
bonden maar de zaak van de Ruïne is in ieder geval van zoodanig belang
dat het wenschelijk is, dat alles, wat daarover is verhandeld, bekendheid
verkrijge.
Aan de orde is:
I. Voordragt tot benoeming van een hulponderwijzer der 4<le klasse aan
de openbare lagere school n°. 1 voor onvermogenden.
De Voorzitter. De heeren zullen hebben gezien, dat de voordragt
door den beer van Dijk is geteekend, alleen om te voldoen aan het voor
schrift der wet, ofschoon hij er zich niet mede kon vereenigen.
De voordragt bevat de volgende namen: Willem Frederik Oostveen, Jo
hannes Josephus Ouyle, Johannes Willem Segaar, allen binnen deze ge
meente werkzaam.
De heeren Tollens, Wttewaall en du Rieu worden door den Voorzitter
aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
De uitslag der stemming is, dat met 9 stemmen wordt benoemd J. W.
Segaar; zijnde wijders uitgebragt op W. F. Oostveen 4 stemmen, en J. J.
Cuyle 1 stem, terwijl 6 briefjes in blanco waren gelaten.
II. Staat van af- en overschrijving op de geraeentebegrooting voor 1868.
De Commissie van Financiën raadt dien staat goed te keuren.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
Hl. Voordragt omtrent de levering van het gedrukt verslag der Hande
lingen van den gemeenteraad.
De Voorzitter. Er is heden morgen ingekomen eene missive van den
heer Drabbe betrekkelijk dat verslag. Ik verzoek den Secretaris die missive
voor te lezen.
Deze missive is van den volgenden inhoud
»Leyden7 April 1869.
Edel-Achtbare Heeren!
Alvorens de zaak van het Verslag der Handelingen van den Gemeente
raad in behandeling gebragt worde, zij het mij nog vergund de volgende
punten onder uwe aandacht te brengen:
dat u van eene andere zijde het leveren van een beter verslag dan het
tegenwoordige is aangebodenen dat ook ik bereid ben in zooverre verbe
tering aan te brengen als men die verwachten mag bij de opdragt van het
opmaken van het verslag aan twee personen;
dat ik mede bereid ben de rapporten, waarvan men de plaatsing in de
Handelingen mogt verlangenop te nemen
dat naar mijne meening de som van 500al ware het dat er slechts
een zakelijk verslag verlangd werd, ongetwijfeld niet te hoog kan geacht
worden, zoo men zich voor dat verslag van twee personen bedienen moet
en de rapporten daarin moeten worden opgenomenhetgeen echter niet iyil
zeggen, dat wordt teruggenomen mijn vroeger schrijven, waarbij ik het be
palen der toe te kennen som aan den Raad wensch over te latèn
dat de stenographen van de kamers der staten-generaal niet beschikbaar
zijn, tenzij de Raad mogt goedvinden zijne zittingen naar die van genoemde
kamers te regelenwaartoe hij wel niet zal kunnen overgaan
dat er maar een bureau bestaat, van waar snelschrijvers kunnen worden
verkregen, en men alzoo moet aannemen, dat, aan wien ook het leveren van
het verslag worde opgedragenin elk geval dezelfde personen zullen ver
schijnen om de zittingen van den Raad bij te wonen;
dat dus alleen overblijft de quaestieof ik, niettegenstaande veel inspan
ning en geldelijke opoffering gedurende zeven jaren, om eene moeijelijke
zaak naar pligt te behartigenhet vertrouwen van den Raad verbeurd heb
en alzoo het leveren van het verslag, dat anders eigenaardig bij de Leyd-
sche Courant te huis behoort, aan een ander moet worden opgedragen.
U beleefdelijk verzoekende dit schrijven ter kennis van den Raad te wil
len brengen, heb ik de eer met verschuldigde achting te zijn,
Edel-Achtbare Heeren
Aan HU. Burgemeester en Wethouders Uw Dw. dienaar,
van Legden. J. C. Drabbe."
De Voorzitter. Zoo als de heeren gezien hebben, is de heer Drabbe
over de zaak nog gehoord. Mag ik den Secretaris verzoeken daarover nog
eens het rapport voor te lezen?
Dat rapport luidt aldus:
»In uwe vergadering van den 4en der vorige maandtoen aan de orde
van den dag gesteld was de levering van het gedrukt verslag uwer vergade
ringen wederom voor drie jaren aan Dr. J. C. Drabbe op te dragenwerd
tevens overgelegd een adres van A. W. Sijthoff, die verzocht daarmede te
worden begunstigd. Het onderzoek omtrent een en ander werd door u aan
ons collegie opgedragen.
De briefwisselingsedert door ons met de beide belanghebbenden gevoerd
hebben wij de eer hierbij over te leggen. Deze levert het bewijs dat zij
beiden gebruik maken van de heeren Belinfante-Dias voor een tachygraphisch
verslag en dat bij het bijna het geheele jaar door vergaderen van de staten-
generaal weinig van een stenographisch verslag is te verwachten.
Bij deze opgave zal wel in de verslagen, die geleverd worden, weinig ver
schil te wachten zijn. Zij zijn beiden bereid voortaan twee personen te