zóó aanzienlijk te verminderen als door den vorigen spreker wordt verlangd,
omdat daardoor noodwendig eeue verhooging van den hoofdelijken omslag
het gevolg zoude moeten zijn. Men vergete niet op ééne zaak acht te
slaan: niet ieder is verpligt gas te gebruiken. Gas is een voorwerp van
vrijwillig gebruik; als het gas te duur is, dan kan men zich van eene an
dere lichtstof voorzien. Ook kan men n>et zeggendat de voorgestelde
prijs van het gas nog te hoog is, terwijl het publiek reeds heeft uitgemaakt
dat zelfs de nu bestaande prijs niet te hoog is om het gebruik dat thans
eene aanmerkelijke hoogte heeft bereikt, nog steeds te doen toenemen.
Moest de prijs nu nog meer dalendan zoude het tekort op de raming
van f 50.000 door meerdere aanslagen in de plaatselijke directe belastingen
moeten aangevuld worden. Ik geloof, dat dit onze ingezetenen al te zeer
zou ontstemmen en bezwaren. Ik kan mistasten, doch heb voor mij de
overtuiging dat wij in geen geval de voorgestelde vermindering moeten
overschrijden.
De heer Harteyelt. Ik moet opkomen tegen het denkbeeldof het
voorstel van den heer Le Poole. De Commissie van Financiën heeft over
wogen, wat de voorzigtigheid voorschreef, nu de begrooting voor 1869
reeds was opgemaakt, en daarbij is gerekend op eene som als winst uit
de gasfabriek, die zeker niet zal verkregen worden, als met Julija. s.vol
gens het voorstel van den heer Le Poole, de prijs op f'ó.werd gebragt;
er zoude op onze begrooting voor 1869 een beduidend tekort ontstaan,
waartoe zeker de heer Le Poole niet zal willen medewerken.
De heer Krantz. Ook ik zoude tegen het voorstel stemmenom de
reden door den vorigen spreker gezegd. Met het beginsel, door den heer
Le Poole aangevoerdkan ik mij geheel vereenigenen is dit naar
mijne meening in overeenstemming met de wet. De meerderheid dezer ver
gadering was evenwel van eene andere meening, ook de booge regering heeft
de wet niet streng gehandhaafd en afwijkingen toegestaan. In den geest
der wet worden in de steden Utrecht en Groningen de aldaar opgerigte fa
brieken geexploiteerden de prijs van het gas aldaar zal spoedig f 2.
per 1000 voet zijn.
De Voorzitter. De heeren spreken reeds over het voorstel van den
heer Le Poole. Maar mag ik vragen, of dat voorstel ondersteund wordt?
De heer Hubrecht. Volgens het reglement van orde zal de heer Le Poole
zijn voorstel toch schriftelijk moeten indienen. Hangende deze discussie
komt dit hier zoo op eens tusschen inen ik zoude het betreurendat een
voorstel nu in behandeling kwamzonder dat Commissarissen der gasfabriek
en de beide andere collegiën die op ons gedaan voorstel hebben gerappor
teerd eerst werden gehoord.
De Voorzitter. Daarom vroeg ik, of het voorstel van den heer Le Poole
door de vergadering behoorlijk wordt ondersteund. Zoo dit niet het geval
mogt zijn, is verdere gedaehtenwisseling overbodig.
Het voorstel van den heer Le Poole, niet ondersteund wordendekan ver
der geen onderwerp van debat uitmaken.
De voordragt wordt daarop met 18 tegen 3 stemmen aangenomen.
Tegen: de heeren Tollens, Rutgers en Le Poole.
De Voorzitter. Thans is het woord aan den heer Goudsmit, die zulks
gevraagd heeft.
De heer Goudsmit. Ik wenschte u eene vraag te doen, mijnheer de
Voorzitter! Reeds elf maanden zijn er verloopen sedert de schoolcommissie
aan Burgemeester en Wethouders een voorstel heeft ingediend betrekkelijk
de regeling der avondscholen hier ter stede. De commissie heeft zich deze
zaak aangetrokkenovertuigd als zij is dat het hier geldt maatregelen in het
belang der minvermogendender arbeidersklasse. Met leedwezen hebben
wij ontwaard, dat de regeling van dat onderwijs veel te wenschen overlaat.
Het spreekt van zelf en het is trouwens algemeen door de ondervinding
erkend dat, indien de leerling op zijn twaalfde jaar de school verlaat en
geene ruime gelegenheid heeft om het geleerde te herhalenhet genoten
onderwijs bijkans vruchteloos kan worden genoemd. De schoolcommissie
heeft zich alzoo ernstig met deze zaak bezig gehouden, en in April 1868
een voorstel aan Burgemeester en Wethouders ingediend. Er is echter
niets van gekomen. Nu stel ik twee vragen: 1°. Welke kan de reden zijn
van deze meer dan gewone vertraging? 2". Is er kans dat binnen korten
tijd aan dit zoo gewigtig onderwerp meerdere zorg worde gewijd?
De Voorzitter. Wat de eerste vraag betreft, daarop kan ik geene
inlichting geven. In de laatste maanden hebben Burgemeester en Wethou
ders over deze zaak onderscheidene conferentiën gehad, en dit strekke
ter beantwoording der tweede vraag zijn gereed eerstdaags een voorstel
betrekkelijk deze zaak te doen. Maar de zaak is niet van zoo eenvoudigen
aardzij heeft aanleiding gegeven tot het maken van verschillende opmer
kingen en tot wrijving van denkbeelden. Aan het avond-onderwijs zijn
eigenaardige bezwaren verbonden, welke zich altijd in fabrieksteden zullen
voordoen. Het zijn niet zoozeer de meesters der fabriekenals wel de sup
poosten die den leerling langer op de fabriek houden dan wenschelijk is
voor het onderwijs. Na lange conferentiën, ook met de onderwijzers, mee-
nen wij eindelijk een voorstel te kunnen doenwaarmede aan enkele bezwa
ren wordt te gemoet gekomen. De zaak is nu neg in handen der onderwijzers.
De heer Buts. Nu er toch van scholen sprake is, zult gij mij wel wil
len veroorloven, mijnheer de Voorziter, op mijne beurt eene vraag tot u
te rigten; zij betreft de aanbesteding der nieuwe meisjes-school. Reeds in
October jl. is tot het bouwen van die school besloten en nog schijnt men
met de voorbereidende werkzaamheden tot uitvoering van dit besluit niet
gereed. Ik betreur zeer dit vertraagomdat daarvan welligt het gevolg zal
zijn, dat in dit jaar de beste tijd voor het bouwen verloren gaat. Dringend
wensch ik daarom het Collegie van dagelijksch bestuur te verzoeken om
toch niets te verzuimen wat strekken kan om aan deze zaak zoo spoedig mo
gelijk haar beslag te geven.
De Voorzitter. Met leedwezen heb ik in de couranten geziendat men
hiervan een grief maakt aan Burgemeester en Wethouders. Daartegen
wensch ik te zeggen, dat Burgemeester en Wethouders reeds in hunne ver
gadering van den 2loa Januarij jl. hun rapport hebben uitgebragt, het
welk toen in handen van de Commissie van Financiën is gesteld. Dat er
eenige tijd voor noodig is de zaak grondig te onderzoeken, ligt in derede;
zij staat toch in naauw verband met het plan om de Ruïne te bebouwen.
Ik verneem, dat wij het rapport der Commissie van Financiën zeer spoedig
mogen te gemoet zien.
De heer Krantz. In de laatste dagen eerst heeft de Commissie van
Financiën de stukken betreffende deze zaak ontvangen en dadelijk ter
overweging genomen. Het rapport zal waarschijnlijk spoedig gereed zijn,
en zal men alzoo de Commissie niet kunnen beschuldigen, tot de vertra
ging eener beslissing aanleiding te hebben gegeven. Het doet mij zeer
leed, dat deze twee zaken aan elkander zijn gehecht. De school is nu ge
annexeerd aan eene inrigting van geheel anderen aard, waardoor het uitstel
is veroorzaakt, door den heer Buys bedoeld.
De Voorzitter. Dat de beide plannen niet kunnen gescheiden worden
zullen de heeren bij de kennisneming der stukken beter kunnen beoordee-
len. Elke discussie daarover acht ik op dit oogenblik vrij onvruchtbaar.
Als de vergadering mogt oordeelendat Burgemeester en Wethouders hier
hebben misgetast, dan zal zij te gelegener tijd daarover eene uitspraak
kunnen doen. Zoodra het rapport van de Commissie van Financiën zal
zijn ingekomen, dat, zooals ik zeide, ten spoedigste wordt ingewacht,
zal ik de stukken in de leeskamer doen nederleggen.
De heer du Rieu. Ik moet mijne bevreemding te kennen geven dat
Burgemeester en Wethouders twee zakenhet plan van de sociëteit op de
Ruïne en het bouwen van de meisjesschool, aan elkander verbonden hebben.
De heer Hubrecht. Ik verschil geheel van de meening van den vorigen
spreker. Er bestaat wel degelijk verband. Eene geschikte plaats voor de
meisjesschool le klasse aan te wijzen, is door ons met zorg overwogen.
Aan eene der zijden van de Ruïne kwam ons ten slotte het meest wensche
lijk voor, maar de nabijheid der exercitie- en parade-plaats was een bezwaar,
en nu is te gelijker tijd een verzoek van den heer professor Bogaard en
eenige andere heeren ingekomenom een deel der Ruïne te mogen bebou
wen met aanbod om het exercitie-veldnabij de voormalige Rijnsburger-
poort, voor hunne kosten geschikt te maken. Mogt dit verzoek worden
toegestaandan is het bezwaar om de school op de Ruïne te plaatsen ver
vallenen de stad ontheven van de kosten, om het exercitie-veld geschikt
te maken.
De heer le Poole. Ik heb bezwaar tegen hetgeen de heer Hubrecht
aanvoert. Ik geloof niet dat eene gemeente zich bij het aanleggen van ge
meentewerken zooals hier het bouwen van eene schoolin betrekking mag
stellen met eene vereeniging, welke nog niet eens eene regtspersoonlijke
vereeniging is.
De Voorzitter. Ik meen dat het de pligt is van elk bestuur verder te
zien dan voor het oogenblik. De vereeniging de Harmonie wil een gebouw
oprigten en voegt daarbij de voorwaarde dat zij een exercitieveld zal aan
leggen. Nu kan het wel niet vreemd schijnen dat men al aanstonds het oog
vestigt op de eventueel te ontstane gelegenheid voor het bouwen eener school.
Wij althans hebben gemeend dat bij zoodanigen toestand de Ruïne het
allereerst in aanmerking moest komen. En zoo men alzoo op minder kostbare
wijze eene betere plaats zou kunnen erlangendan geloof ikdat een korte
tijd wachtens weinig schade zal hebben toegebragt, in vergelijking van de
voordeelen die zoodanige plaats voor deze school aanbiedt. Wat nu de al
of niet regtspersoonlijkheid der vereeniging aangaat, die komt mij voor
hier niet in aanmerking te komen.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
188P.
3