zegd heeft ten opzigte van mijn antwoord aan den heer Meerburg. Ook daarin heb ik niets verzacht; ik heb letterlijk gezegd, dat uitstel en ver schuiving eene Hollandsche of Nederlandsche gewoonte is. Intusschen moet ik vragen, wat het toch beduidt over dergelijke, ik durf zeggen kleinig heden, telkenmale uit te weiden! Wij weten toch allen dat, als wij geen stenographie hebben, het bijna onmogelijk is alles letterlijk te doen opne men. Wat wonder dan dat het Verslag soms enkele woorden anders ver meldt dan zij gesproken zijn? En ik herhaal hetgeen ik vroeger reeds zeide, dat het niet altoos wenschelijk is dat letterlijk alles worde opgenomen zooals hier, soms in de hitte van het discoursgesproken wordt. De hoofd zaak is dat uit het Verslag de gang der discussie, de gronden over en weer te berde gebragt en de uitslag duidelijk blijke. En ik geloof, dat het niet zijn zou in het belang van de leden of van deze vergadering, vooral van hen, die niet gewoon zijn van het papier te spreken, dat daarvan wierd afgeweken en dat men op andere wijze te werk ging. De Voorzitter. Ik stel voor deze discussie als geëindigd te beschouwen. Daartoe wordt besloten. II. Voordragt tot het verleenen van pensioen aan den eervol ontslagen leeraar in de Engelsche taal- en letterkunde. De voordragt van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud «Naar aanleiding van het slot van onze voordragt van den 2+ Septem ber 11., betreffende het verleenen van een eervol ontslag aan den leeraar in de Engelsche taal- en letterkunde aan de instellingen voor hooger en mid delbaar onderwijs, hebben wij de eer u voor te stellen aan dien eervol ontslagen leeraar pensioen toe te kennen. Wanneer wij u voordroegen dit pensioen te verleenen op de wijze, die gewoonlijk bij het toekennen van pen sioen in deze gemeente gevolgd wordt en gegrond is op de wet omtrent het pensionneren van rijks-ambtenaren bestaande, dan zoude dat pensioen over 191 jaar slechts bedragen f 415.12. De bijzondere omstandigheden die tot het verleenen van dit eervol ontslag aan den heer J. Pcrrin aanleiding gaven, vertrouwen wij, zullen ook hij u gereeden bijval doen vinden, wan neer wij u voordragen dit, zonder eenige consequentie voor het vervolg, op f 600 te bepalen. Wij nemen dientengevolge de vrijheid u daartoe bij deze de noodige voordragt te doen." Het rapport van de Commissie van Financiën luidt als volgt: »I)e Commissie van Financiën heeft onderzocht de voordragt tot het ver leenen van pensioen aan den eervol ontslagen leeraar in de Engelsche taai en letterkunde aan de gemeente instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs, J. Perrin. Na uw besluit van den 22 October jl.waarbij uwe vergadering, zonder dat daartoe eenig verzoek van den betrokkene uitging, goedvond hem het ontslag, zij het ook eervol, uit zijne betrekking te ver leenen, acht zij zich bezwaard daaraan haren bijval te schenken. Wanneer zij toch in aanmerking neemt dat, bi^ldien hij in allen deele aan zijne roeping had beantwoord en hij danuithoofde van ouderdom en na zijne beste krachten aan het onderwijs in de dienst der gemeente te hebben ge wijd, slechts f 415.12 tot pensioen zoude erlangen, kan zij er moeijelijk toe komen hem nu een pensioen van j 600 toe te kennen. De Commissie is daarom na rijpe deliberatie tot het besluit gekomen uwe vergadering in overweging te geven van het als pensioen aangegeven cijfer alleen dan af te wijken, wanneer zij, de omstandigheden van den betrok kene in aanmerking genomen, kon besluiten hem eene jaarlijksche toelage toe te staan, waarbij zij altijd geheel vrij blijft, daartoe termen vindende, de toelage te doen eindigen. In het gegeven geval zoude zij dan wel kun nen adviseren die toelage op 500 te stellen, doch zij kan moeijelijk zich met de voordragt tot eene hoogere som vereenigen. De Commissie neemt mitsdien de vrijheid u te raden hem, de om standigheden in aanmerking genomen, eene jaarlijksche toelage van 500 toe te kennen." De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor aan den eer vol ontslagen leeraar een pensioen van 600 te verleenen, zonder eenige consequentie, terwijl de Commissie van Financiën van hare zijde voorstelt hem eene jaarlijksche toelage van f 500 te verleenen. De heer du Kieu. Ik kan mij met de gedane voorstellen niet best ver eenigen. Als de lfaad mogt besluiten een pensioen toe te kennen aan eenen ambtenaar, wien (hoezeer hij het niet gevraagd heeft) evenwel een eervol ontslag is gegevendan geloof ik dat men in allen gevalle hem geen hooger pensioen moet verleenen dan aan andere ambtenaren die gedurende jaren hunne beste krachten aan de dienst der gemeente hebben gewijd. Ik meen dus dat hem in geen geval een hooger bedrag moet wor den toegekend, dan overeenkomstig de wijze, waarop gewoonlijk de pensioenen geregeld worden. De heer Tollens. Ik doe opmerken dat de bedoelde leeraar werkelijk geen pensioen heeft gevraagd doch dat hij integendeel zeer gaarne langer in dienst zou zijn gebleven. Wat te zijnen aanzien beslist is, was van buiten- gewonen aard, en daarom is het voorstel van Burgemeester en Wethouders ook exceptioneel. De heer Perrin werd, zijns ondanks, bij wijze van bui tengewonen maatregel, door den Baad ontslagen; het is dan ook billijk dat hij op buitengewone wijze door den Baad wordt gepensioneerd. In omvraag gebragt, wordt het voorstel van de Commissie van Financiën om den gemelden leeraar eene jaarlijksche toelage van 500 te verleenen, ver worpen met 13 tegen 9 stemmen. Voor: de heeren WttewaallKrantz, Driessen, Cock, Buys, van Oute- renvan WensenScheltema en Hoog. Daarna wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om aan den heer J. Perrin een pensioen van 600 toe te kennenaangenomen met 16 tegen 6 stemmen. Tegen: de heeren Wttewaall, Cock, du llieu, van Outeren, Scheltema en Hoog. III. Voordragt omtrent de tegemoetkoming van schutterpligtigen in de kosten hunner kleeding, voor zoover zij kunnen geacht worden tot betaling daarvan onvermogend te zijn. Die voordragt is, wat de hoofdzaak betreft, van den volgenden inhoud: «Een onderzoek door eene Commissie uit ons midden ingesteld heeft tot het besluit geleid dat 31 manschappen in staat zijn de kosten voor hunne kleeding geheel te voldoen, 5 voor de helft en 4 voor een vierde, terwijl de overige 129, wier onvermogen door bewijzen gestaafd is, niet geacht worden daartoe iets te kunnen bijdragen. Wij nemen mitsdien de vrijheid u voor te dragen dat 31 manschappen, met name op de lijst vermeld, geacht zullen worden in staat te zijn zei ven in hunne kleeding te voorzien, terwijl 5 voor de helft, 4 voor drie vierden en overige 129 op dien staat voorkomende manschappen als zooda nig voor het geheel uit de gemeentefondsen tegemoetkoming zullen erlangen." Dat voorstel wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen. IV. Verzoek van Ph. van der Heydentot het in gebruik bekomen van gemeentegrond. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: «Burgemeester en Wethouders hebben de eer u te berigten dat zij op het hierbij overgelegde request van Ph. van der Hey.len, waarbij deze tijdelijk in gebruik verzoekt een stuk gro'nds gelegen aan het einde van den Mid delweg bij den Koppenhinksleeghebben ingewonnen het rapport der Com missie van Fabricage, hetgeen zij de vrijheid nemen hierbij in orginali over te leggen. Zij moeten zich veroorloven in gevoelen omtrent dat verzoek met die Commissie te verschillen, en zulks naar aanleiding van de antecedenten die aan het indienen daarvan zijn voorafgegaan. Hij toch had vergunning tot het inrigten van een magazijn voor brandstoffen in het huis op den Nieu wen Bijn, wijk 7 n°. 89; toen daar onder de steenkolen brand was ont staan en hij de opgedane hoeveelheid had afgezet, werd die vergunning in getrokken; als koopman is hij verpligt eenen nieuwen voorraad op te doen om aan nieuwe bestellingen te kunnen voldoen, daar, mogt hij hieromtrent in gebreke moeten blijven, zijn handel geheel zoude te niet gaan. Dit deed hem het oog vestigen op dit terrein en het collegie van dagelijksch bestuur zou wel wenschen dat er termen konden gevonden worden hem nu de winter op handen is en het zoeken erner andere gelegenheid niet dan met groote kosten voor hem moet gepaard gaandit verzoek in te willigen, b. v. tot 1 April a. s. of voor zes maanden, edoch onder zooda nige voorwaarden als Burgemeester en Wethouders, na de Commissie van Fabricage te hebben gehoorddienstig mogten achten daaraan te moeten verbindenzonder dat daarvan in dit bijzonder geval eenige huur of andere retributie wordt gevorderd. Burgemeester en Wethouders nemen de vrijheid dit, als hun advies, bij deze aan uwe deliberatiën te onderwerpen." De Commissie van Financiën meent tot afwijzing van het verzoek te moeten raden. De heer van Heukelom. Ik zou gaarne wenschen te weten waarom de vroeger verleende vergunning aan den adressant is ingetrokken. De Voorzitter. Omdat de adressant zich niet gehouden heeft aan de bepalingenhem door Burgemeester en Wethouders opgelegden ook weinig zorg heeft betoond voor het bij hem in gebruik zijnde pakhuis. Nog vóór den avond van den brand heeft een der geburen hem doen waarschuwen dat er zulk een rook uit. het pakhuis opsteeg, maar van der Heyden heeft zich zelfs de moeite niet gegeven om te onderzoeken wat er gaande was. Burgemeester en Wethouders hebben na het gebeurde gemeend dat de ver gunning moest worden ingetrokken, daar hier de veiligheid der buren groot gevaar liep. De heer du Kieu. Het komt mij voor dat het wenschelijk ware het verzoek niet toe te staan. Ik vind het toch niet goed dit stukje grond af te staan en het te laten bebouwen. Het is toch op sommige plaatsen zoo moeijelijk water aan te brengen voor de brandspuiten, dat wij eene gele genheid als deze, om water aan het andere einde van den Middelweg bij de Hooglandsche kerk te brengenniet moeten laten wegnemen. De Voorzitter. Er bestaat volstrekt geen plan om dat stuk grond te doen bebouwen. Het denkbeeld is, om er steenkolen neder te leggen en die te doen omrasteren, echter zóó, dat er genoegzame ruimte zal overblij ven voor de buren om daar hun water te halen en ten einde, in geval van brandslangen voor de brandspuiten te leggen. De heer du Biru. Als er steenkolen worden gelegd, dan geloof ik dat het moeijelijk zijn zal er slangen te leggen. De heer van Outerf.n. Ik zal de beslissing van den Raad omtrent dit onderwerp niet \ooruitloopenmaar meen toch dat, wanneer het gevoelen van de Commissie van Fabricage niet werd gedeeld, het gedaan verzoek iu deze vergadering niet kan worden toegestaan; omdat hier sprake is van een magazijn van brandstoften en de geburen over de oprigting daarvan niet zijn gehoord. Het bekende koninklijk besluit van 1824 schrijft het hooren de commodo et incommode voor bij het verleenen van toestemming als hier wordt gevraagd en de oproeping daartoe zal dus nog moeten voorafgaan. De heer de Fremery. Het betreft hier een verzoek, om op een open plaats brandstoffen neder te leggen. Nu kan een open plaats, dunkt mij, niet worden aangemerkt hIs een magazijn van brandstoffen, waarvoor in- formatien de commodo et incommodo zijn voorgeschreven bij het koninklijk besluit van 31 Januarij 1824. Onder magazijn, meen ik, dat veeleer moet verstaan worden een pakhuis, loods of schuur, waarin de brandstoffen ge borgen worden. De heer van Outeren. Ik deel het gevoelen van den heer de Fremery volstrekt niet. Al liggen de steenkolen in de open lucht en niet binnen een gebouw of pakhuis, mijns inziens blijft die plaats van berging een magazijn, waaruit, zoo als hier het geval zal zijn, dagelijks wordt verkocht. Bestond er gevaar door de nabijheid van eene groote hoeveelheid steen kolen, die, zooals meermalen blijkt, aan zelfontvlarnming onderhevig zijn, dan is het de geburen om het evenhoe of waarin die brandstoffen ge borgen zijn; maar ik geloof niet (lat het voor het rijk onverschillig is, of in de onmiddellijke nabijheid van het Invalidenhuis eene massa steenkolen al dan niet wordt nedergelegd. De Voorzitter. Als de vergadering het verzoek toestaat, dan is het voornemen de geburen daarover te hooren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 2