zouden maken op de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders, daar
het koninklijk besluit beoogt dat in elk zich voordoend geval een nieuw
onderzoek worde gedaan door Burgemeester en Wethouders, die alsdan aan
de vergunning tot oprigting zoodanige voorwaarden kunnen verbinden, als
zij nuttig of doelmatig oordeelen.
De heer Buys. Ik zal de vergadering niet verder met eene discussie
over dit punt ophouden. Het staat vastdat in elk geval Burgemeester en
Wethouders bevoegd zijn aan de vergunning bijzondere voorwaarden te ver
binden; dit betwijfelt niemand. De vraag is slechts: sluiten die bijzondere
voorwaarden alle voorschriften van algemeenen aarduit, en zoo neenkunnen
er dan onder die voorschriften zijn, welke in belang dezer gemeente moeten
gegeven worden? Ik acht deze vraag interessant genoeg om ze te onder
werpen aan de Commissie voor de strafverordeningen.
De Voorzitter. Ik wil dat denkbeeld van den heer Buys zeer gaarne
overnemen. Wij zouden dan de Commissie kunnen uitnoodigen te overwe
gen in hoeverre het noodig ware in de algemeene policie-verordening maat
regelen voor te schrijven in het belang der algemeene veiligheid, bij het
geven van vergunning tot het hebben van bewaarplaatsen van steenkolen.
Ik doe daartoe dan ook het voorstel.
Dat voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Ik stel overigens voor, omtrent het adres over te gaan
tot de orde van den dag.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter legt vervolgens nog over:
5®. Adres van Ph. van der Heydenwaarbij hij de tijdelijke ingebruik
neming van gemeentegrond verzoekt, tot berging van steenkolen.
6 Adressen van C. J. Zaalberg en G. Kottner tot het in eigendom
bekomen van gemeentegrond.
Adres van J. Vallentgoed, waarbij hij ontheffing verzoekt van recog
nitie van bebouwden gemeentegrond.
8°. Adres van C. P. van Leeuwen, boekhandelaar, tot het in eigendom
bekomen van een gedeelte gemeentegronds van de poort in de Maarsmanssteeg.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
9®. Rekening van de Armbakkerij over 1867.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad.
De Voorzitter. Ik heb voorts de eer mede te deelen dat is ingeko
men eene missive van Burgemeester en Wethouders van 'sHage, waarbij
zij kennis geven dat de Raad dier gemeente heeft besloten tot het voor ge
meenschappelijke rekening met deze gemeente doen vervaardigen van drie
ontwerpen voor eene duinwaterleiding, waaraan deze gemeente, als haar
aandeel, zou moeten betalen eene som van ƒ750.Kan de Raad zich
hiermede vereenigen
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter. Ook heb ik de eer voor te stellen om met het gemeen
tebestuur van Delft in overleg te treden omtrent het trek pad ten einde
de conditiën van den Hofweg te vernieuwen.
Hiertoe wordt mede besloten.
Aan de orde is:
I. Verzoek van den stads chirurgijn J. L. A. Desertine om continuatie
in zijne betrekking.
De heeren van KaathovenTichler en Driessen worden door den Voor
zitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Blijkens de rapporten van Diakenen der Nederduitsch-Hervorrade ge
meente, Regenten dér Roomsch-Katholijke armen en weezen en Arraverzor-
gers der Nederlandsch Israëlitische gemeente, wordt door hen voorgesteld
den adressant in voorscheven betrekking te continueren.
De uitslag der stemming is, dat met algemeene, 19, stemmen de heer
Desertine wordt gecontinueerd.
De Voorzitter. Door vijf leden, de heeren van Wensen, Meerburg,
Scheltema, Buys en Krantz, is een voorstel ingediend, om het punt, dat
thans aan de orde is, in besloten vergadering te behandelen. Daar echter al. 3
van art. 43 der gemeentewet bepaalt, dat de vergadering beslist, of met ge
sloten deuren zal worden beraadslaagdzal ik dat voorstel in stemming brengen.
De heer Buys. Ik meen, mijnheer de Voorzitter, dat de vraag of men
eenig onderwerp al of niet met gesloten deuren zal behandelen, zelve in
eene geheime zitting moet worden besproken en beslist.
De werkzaamheden worden hierop voortgezet in eene zitting met gesloten
deuren.
De openbare vergadering na eenigen tijd heropend zijnde, is aan de orde:
II. Voordragt tot het verleenen van een eervol ontslag aan den leeraur
in de Engelsche taal en letterkunde, aan de gemeente-instellingen voor
hooger en middelbaar onderwijs.
Deze voordragt, waarover door geen der leden het woord wordt gevraagd,
wordt met 13 tegen 6 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heeren: Rutgers, Tollens, Tichler, van Kaathoven,
Scheltema en Meerburg.
De heer Tollens verlaat de vergadering.
III. Begrootingen van de gesubsidiëerde instellingen van weldadigheid en
het Israëlitisch armbestuur, voor 1869, in verband met het rapport om
trent de subsidiën.
De heer van Kaathoven. Niet enkel omdat het uur te ver gevorderd
is om deze zaak thans in behandeling te nemen maar met het oog op de
zaak zelve, wenschte ik te vragen, of er bijzonder bezwaar zou bestaan om
het rapport der commissie ad hoe alsnog te zenden aan de besturen, waarop
het betrekking heelt. Het zou niet alleen eene beleefdheid zijn, maar ook
eene daad van billijkheid van de zijde der gemeente. Men moet toch aan
nemen dat die besturen werkzaamheden waarnemendie behooren bij het
burgerlijk armbestuur. Het zijn geene beambten, het zijn geene bezol
digde personen. Ik zou het dus wenschelijk achten, dat van dat rapport
mededeeling geschiedde aan die besturen; nog te meer, daar ik vernomen
heb, dat er becijferingen gemaakt zijn, waarop redeneringen gegrond zijn,
die niet juist zijn. Dus ik doe dat voorstel alsnog. Het is, geloof ik,
eene beleefdheidmaar ook eene zaak van billijkheid. Het is eene toeval
ligheid, dat onder de leden van den gemeenteraad ook leden zijn van die
besturen; maar hunne mededeeling aan de besturen is geene officiële, zoo
lang het rapport zelf niet in hunne handen is gesteld. In ieder geval zijn
de Lutherschen dan toch hier niet vertegenwoordigd.
De heer van Outeren. Mijnheer de Voorzitter, ik zou den heer van
Kaathoven willen gevraagd hebbenof het de bedoeling isdat de toezen
ding van het rapport der commissie alleen als eene daad van beleefdheid
jegens bedoelde besturen, zoo als de spreker zich heeft uitgedrukt, zal plaats
hebben, dan wel of die toezending de strekking zal hebben om bepaaldelijk
die besturen op dat rapport te hooren.
De heer van Kaathoven. Zoo als nu de leden van den Raad dat rap
port gekregen hebben, wenschte ik, dat het ook aan de besturen werd toe
gezonden, die hier genoemd zijn. Ik zou daarbij tevens het verlangen
willen voegendat de beslissing over het rapport b. v. acht dagen wierd
uitgesteldten einde aan de besturen behoorlijk gelegenheid te geven er
kennis van te nemen. Ik zou meenendat het niet meer dan billijk is
daarop een antwoord van hen in te wachten.
De Voorzitter. De zaak staat in verband met de begrooting, die in
de volgende week in beraadslaging zal worden gebragt. Als dat rapport
nog aan de besturen zal worden gezondenzullen er weêr drie dagen
verloopen eer men het antwoord van hen ontvangt; en er zal alzoo geen
voldoende tijd overblijven om c. q. die instellingen van weldadigheid uit te
noodigen in hunne begrootingen de verlangde wijziging te brengen. Ik
wenschte toch gaarne aanstaanden Donderdag de vergadering te beleggen
tot het behandelen der begrooting.
De heer van Kaathoven. Ik geloof, dat een uitstel van eenige dagen
niet van dat belang is. Men moet niet uit het oog verliezendat het hier
een ingrijpenden maatregel geldt. Ik acht het van belang die armbesturen
te hoorendie vroeger alleen bij commissiën zijn vertegenwoordigd. Ik
zou willen vragen als men beraadslaagt over de uitvoerbaarheid van den
voorgenomen maatregelof daardoor afbreuk wordt gedaan aan de bevoegd
heid van den gemeenteraad om tot dien maatregel over te gaan. Ik
geloof dat er weinig oordeel toe noodig is om te begrijpen dat die magt
bestaat, zoo als zij is bij hem die toestaat tegenover hem die vraagt. De
vraag is alleen, wat de billijkheid medebrengt. En als ik naga, dat ook de
armbesturen uitvoeren bet grondwettig voorschrift van armenzorg, dan moet
men niet voorbijzien de moeite, die zij zich geven bij de volbrenging hunner
taak. En dan meen ik, dat een uitstel van acht dagen niet te veel is.
De heer de Iremery. Zouden in deze vergadering dan niet alvast de
begrootingen dier armbesturen kunnen worden vastgesteld? Immers of er
eene vermindering van 5 pCt. of meer zal worden ingehouden op de toe te
kennen subsidiëndat kunnen wij even goed later in behandeling nemen
en bepalen. Die begrootingen toch moeten worden goedgekeurd vóór de
gemeentebegrooting kan worden vastgesteld; en als op 29 October de be
raadslagingen aanvangen, hebben wij nog slechts twee dagen om haar
volgens de wet over te leggen. Ik vreesdatals het punt van al of niet
vermindering der subsidiën in deliberatie komt, dit nog al lang zal duren.
Ik wenschte dus, dat in deze zitting alleen het quantum van het subsidie bepaald
wierd ingevolge het eerste punt van het rapport der Commissie van Financiën.
De Voorzitter. Dat punt zou bij Burgemeester en Wethouders zulk
een bezwaar niet opleveren, daar zij omtrent de voor het jaar 1869 op de
begrooting te brengen subsidiën aan de instellingen van weldadigheid vrij
eenstemmig zijn met de Commissie ad hoe en de Commissie van Financiën.
De verdere beschouwingen over de 5 pCt. vermindering zouden even goed
m eene volgende vergadering kunnen plaats hebben. Maar de heer van
Kaathoven heeft gezegden ook anderen zouden kunnen zeggendat de
cijfers, waarop die voorstellen rustenniet juist zijn. Uit dat oogpunt is het
zeker wenschelijk te achtendat de besturen dier instellingen kennis be
kwamen van het uitgebragt rapport. Als wij dus het rapport in handen
stelden van die besturenvlei ik mijdat aan het verlangen van den heer
van Kaathoven zal voldaan zijn.
De lieer van Kaathoven. Ik ben er zeer voor, als maar ordentelijk
gehandeld wordt tegenover die administratiën.
De Voorzitter. Het is nooit de gewoonte geweest; maar ik erken,
dat die toezending in het gegeven geval zeer wenschelijk is. Ik stel dus
voor, deze zaak aan te houden tot aanstaanden Dingsdag.
De heer van Kaathoven. Zal dan nu aan mijn verlangen voldaan worden?
I t. Voorzitter. Jadie toezending van het rapport zal nog heden door
Burgemeester en Wethouders geschieden.
Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter.
De heer van Wensen verlaat de vergadering.
IV. Onderhandsche verhuring van:
a. den kelder op de Breêstraat.
De heer Tichler. Ik stel voor deze zaak aan te houden, als in verband
staande met volgnomroer lil der begrooting.
De Voorzitter. Dat kan nog zoozeer niet in verband staan met de
nieuwe school. De heer Tichler bedoelt zeker den verkoop van het huis.
De kelder wordt slechts voor één jaar verhuurd; en het is niet te voorzien,
dat de school, zoo de vergadering tot het bouwen daarvan besluiten mogt,
reeds zoo spoedig gebouwd en in gebruik genomen zal worden.
De heer Tichler. Van November tot November is, dunkt mij, wel
een toereikende tijd.
De Voorzitter. Verlangt nog iemand hierover het woord? De heer
Tichler verlangt deze zaak aan te houden. Wordt dat voorstel ondersteund.
Het voorstel van den heer Tichler, niet ondersteund zijnde, heeft geen
verder gevolg.
De voordragt wordt hierop aangenomen met 16 stemmen tegen 1 die
van den heer Tichler.
h. het magazijn en den zolder in de Sraidsteeg.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
V. Rekening van het Israëlitisch Armbestuur over 1867.
De Commissie van Financiën raadt deze rekening goed te keuren in ont
vang tot een bedrag van 1S71.95 in uitgaaf tot een bedrag van ƒ1894.431,
alzoo opleverende een nadeelig saldo van ƒ22.481, hetgeen den rendant in
de eerstvolgende rekening in uitgaaf zal worden geléden, doch zal daarin
verantwoording moeten worden gedaan van hetgeen als te verhalen is aan
gewezenten beloope van f 104.
Wordt op gelijke wijze aangenomen, hebbende de heer Goudsmit, als lid
van gemeld armbestuur, aan de behandeling der zaak geen deel genomen.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C, DRABBE.