De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethoudershierop
in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 10 tegen
7 stemmen.
secretarie? Of aan den heer Schaap, hoeveel hij noodig oordeelt voor de
fabricage-werken voor de bestrating enz.en dan konden de leden van den
Raad gerust te huis blijven. Ik geloof dus dat het beantwoorden van de
vraag door den heer van Heukelom gesteld wat te veel van de raadsleden
gevergd zou zijn.
De heer Cock. Ik vraag nog alleen het woord om na het gezegde van
den heer van Heukelom te herinnerendat ik zoo even bij herhaling had
opgemerkt, dat ik de zaak zelve niet wilde beoordeelenzoodat ik aan
zijne sommatie niet behoef te voldoen. Ik ben niet in de quaestie au fond
getreden. Ik kwam alleen op tegen de wijze van handelen in strijd met
het besluit van de meerderheid van den Kaad. Die sommatie is dus meer
gerigt tegen de meerderheid van dezen Raad, welke ik niet geroepen ben
te verdedigen.
De Voorzitter. Ik zal thans het rapport der Commissie van Financiën
in stemming brengen.
De heer van Heukelom. Zou er niet eerst moeten uitgemaakt worden
of er een subsidie zal worden toegestaan
De heer Buys. Ik ben dat geheel eens. Komt het voorstel van de
financiële Commissie het eerst in behandeling, dan zal dit alligt door eene
combinatie van minderheden worden verworpenen dus de stemming vol
strekt niet uitdrukken het gevoelen van den Kaad. Voor alles wensch ik dus
dan men de vraag stelleof er een subsidie zal worden toegekend.
De Voorzitter. De prioriteit is altijd toegekend aan het rapport dat
het meest afwijkten dat is hier het rapport van de Commissie van Finan
ciën. Als de Raad echter wil dat eerst het voorstel van Burgemeester
en Wethouderrs in omvraag worde gebragt, dan ben ik daartoe bereid;
maar het is in strijd met het reglement van orde. Ik zal dan eerst in
stemming brengen de vraag: zal er ter zake van het onderwijs in de natuur-
en scheikunde nog een subsidie aan de hoogere burgerschool worden toegekend
Met 15 tegen 2 stemmen wordt die vraag toestemmend beslist.
Tegen stemden de heerenTieleman en Cock.
De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen het voorstel van de
Commissieals het meest afwijkende van dat van Burgemeester en Wethouders.
De heer Buys. Is dan de bedoeling, dat zij, die er tegen stemmen,
daardoor geacht moeten worden te zijn voor de som van 500?
De Voorzitter. Ja, dit is de bedoeling.
De heer Cock. Dit zou voor mij al zeer moeijelijk zijn, daar ik van
plan ben tegen beide sommen te stemmen.
De heer Buys. Ik zou dan in overweging geven om afzonderlijk te
stemmen over de f 500 en over de f 250. Ik zou zeggen, dat die voor
f 250 waren, zich verklaard hadden tegen f 500.
Verschillende leden geven het verlangen te kennen, dat allereerst in
stemming worde gebragt de conclusie van het rapport van Burgemeester en
Wethouders.
De Voorzitter. Het is in strijd met het reglement van orde; maar
willen de leden het voor ditmaal, dan heb ik er geen bezwaar tegen.
Tegen stemden de heeren: Buys, Tollens, Rutgers, Tieleman, Cock,
du Rieu en Scheltema.
VII. Staat van af- en overschrijving voor kosten voor buitengewone
herstellingen aan den Zijldijk.
De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt
dien staat goed te keuren.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
VIII. Voordragt tot het vragen van magtiging om met het gemeente
bestuur van 's Gravenhage gemeenschappelijke zaken te regelen.
Die voordragt is van den volgenden inhoud:
"Onder overlegging van nevensgaande missive van Burgemeester en Wet
houders van 's Gravenhagebetrekkelijk het ontwerpen van een plan voor
den aanleg en de exploitatie eener duinwaterleidinghebben wij de eer u voor
te dragen, naar aanleiding van art. 121 der wet van 29 Junij 1851 (Staats
blad n°. 85), te besluiten tot het regelen van gemeenschappelijke zaken
met het bestuur dier gemeente, ten einde vervolgens, onder goedkeuring
van Gedeputeerde Statener toe te. kunnen overgaan omop de door liet
dagelijksch bestuur van 's Gravenhage medegedeelde voorwaarden een plan
van waterleiding voor gemeenschappelijke rekening met die gemeente te
doen vervaardigen."
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
IX. Adressen tot het bekomen van pensioen of gratificatievan
a. J. Smit, L. Nieuwenburg en W. Stafleu.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt:
"Burgemeester en Wethouders nemen de vrijheid, onder overlegging der
vroeger uitgebragte rapportenzich aan den inhoud daarvan te refereeren
en overigens het nemen eener nadere beslissing geheel aan het oordeel
uwer vergadering over te laten."
De Commissie van Financiën raadt andermaal op dat verzoek afwijzend
te beschikken.
De heer du Rieu. Toen die zaak in handen van de Commissie van Fi
nanciën was gesteld, kon zij wel geen ander rapport uitbrengen, daar er
geene andere argumenten waren bijeengebragt. Maar het speet haar, dat
niet reeds dadelijk, bij het inkomen der adressen bij den Raad, is voor
gesteld daaromtrent over te gaan tot de orde van den dag. Immers reeds
twee malen binnen een korten tijd is besloten op dezelfde aanvragen afwij
zend te beschikken. Mij dunkt, daar moet een einde aan komen. Er
wordt inbreuk gemaakt op de zedelijke kracht van den Raad, wanneer hij
telkens moet geroepen worden om zoodanige aanvragen te beoordeelen. De
Commissie heeft te veel haren tijd noodig om telkens daarop te moeten ad
viseren. En, zooals ik zeg, reeds twee maal in een kort tijdsbestek is er
op beslist. Ik zou meenen, dat wij eenvoudig tot de orde van den dag
moesten overgaan omtrent die adressen.
De Voorzitter. Ik geloof ook, dat het wenschelijk ware niet telken
male dergelijke verzoeken te behoeven in behandeling te nemen. Wij kon
den ze natuurlijk niet onttrekken aan de kennisneming van den Raadmaar
ik ben het eens, dat, na het gevallen besluit, het best is omtrent de reques-
ten over te gaan tot de orde van den dag.
De heer du Rieu. Ik zou willen hebbendat reeds dadelijk bij het in
komen van dergelijke verzoeken wierd voorgesteld daaromtrent over te gaan
tot de orde van den dag.
De heer de Fremery. Ik ben er ook niet voor om telkenmale, als er,
nadat de requesten zijn afgewezen, herhaalde aanvragen inkomen zonder
nieuwe bewijsgronden bij te brengen, die in behandeling te nemen. Maar
nu hebbenzoo ik mij niet vergisde adressanten aangevoerd dat zij ver-
meenen dat hunne aanspraken niet minder zijn dan die van den Luit.-Ad-
judant bij de schutterijvoor wien op de begrooting een pensioen is voor
gedragen. Op dien grond heb ik mede geadviseerd om het verzoek an
dermaal aan het oordeel van den Raad te onderwerpen.
De heer Krantz. Hetgeen door den heer de Fremery is bijgebragt, is
door de volgende requestranten aangevoerd.
De heer Tieleman. Ik kan mij niet vereenigen met het rapport van de
Commissie. Ik geloof dat aan menschendie zoo veel jaren de gemeente
voor een gering loon gediend en dat zóó zuur verdiend hebben, wel eenig
pensioen mag verleend worden. Het is op dien gronddat ik den vorigen
keer ook de billijkheid heb trachten aan te toonen van hun pensioen te
verleenendat in der daad toch zoo groot niet is.
De Voorzitter. Zij wisten vooraf, dat hunne betrekking zou ophouden.
Dat is hun tijdig genoegimmers bij elke jaarlijksche continuatie, te kennen
gegeven. En nu heeft de Raad zich reeds bij herhaling ongenegen betoond
in het verzoek te treden.
De heer Tieleman. Indien ik mij niet vergis, mijnheer de Voorzitter,
dan zijn die drie adressanten beëedigden.
De Voorzitter. Ja, dat is zoo.
De heer de Fremery. Ik had ook destijds als mijn gevoelen te ken
nen gegevendat zij aanspraak hadden op pensioenomdat de drie eersten
als beëedigde nachtwachts, gedurende meer dan 30 jaren dienst hebben ge
daan. Maar de meerderheid van den Raad heeft deze mijne meening niet
gedeeld. Ik heb uit dien hoofde geene vrijheid gevonden andermaal in den
Raad hun verzoek te steunen, en zal dus, hoewel niet zonder leedwezen,
mij nu vereenigen met het rapport van Burgemeester en Wethouders.
De conclusie van het rapport, alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt zijn
de wordt aangenomen met 15 tegen 2 stemmen.
Tegen stemden de heeren Rutgers en Tieleman.
b. J. de Huu c. s.
Burgemeester en Wethouders raden te persisteeren bij het vroeger op der
adressanten verzoek genomen besluit en mitsdien ook dit verzoek te wijzen
van de hand.
De Commissie van Financiën raadt mede tot afwijzing van het verzoek.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming dienovereenkomstig
besloten.
X. Verzoek van de wed. P. L. Kerrebijn, geb. Roest, tot het bij voort
during in erfpacht bekomen van gemeentegrond.
Burgemeester en Wethouders radenovereenkomstig het advies van de
Commissie van Fabricageaan de adressanten voortdurend het gebruik te
verleenen van den grond op den Vestwal, waarop de molen de Stier is
gebouwden van de daaromheen gelegen grondenonder dezelfde voorwaar
den als bij raadsbesluit van 11 Junij 1867 het gebruik van gronden op
den Vestwal aan M. van Leeuwen is vergund.
üe Commissie van Financiën raadt dienovereenkomstig te besluiten.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
XI. Verzoek van Jb. van Mannekus cn D. La Feber tot het in eigen
dom bekomen van gemeentegrond.
Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het advies van
de Commissie van Fabricage, bedoeld gedeelte gemeentegrond, bij het
Kadaster bekend onder Sectie C, n°s 1052 en 1053, aan den tegenwoor-
digen eigenaar der aangrenzende scheepmakerij Jacob van Mannekus, in
eigendom af te staan tegen betaling van het 25-voudig bedrag der recog
nitie van f20 'sjaars, tot heden voor het gebruik van dien grond betaald,
of eene koopsom van vijf honderd gulden benevens de kosten van overdragt.
De Commissie van Financiën raadt in het verzoek van den eigenaar van
de Scheepmakerij tot het bekomen van dien grond in eigendom te diffi-
culteren.
De heer Krantz. De Commissie van Financiën heeft na inzage der
stukken zich niet kunnen vereenigen met de conclusie der andere rappor
ten om het verzoek toe te staan. De Regenten van het Minnehuis hebber:
wel te kennen gegeven dat zij voor het oogenblik geen plan tot bebouwing
van den grond gereed hebben maar dat de heer van Mannekus daartoe het
voornemen heeft, blijkt mede niet; hij vraagt alleen den grond in koop.
Dit toegestaan zijndezoude eene uitbreiding van het Minnehuis onmogelijk
zijn. De Commissie raadt u daarom aan den eigendom van dien grond te
behouden.
De heer Hubrecht. In Julij van het afgeloopen jaar hebben Regenten
van het Minnenhuis om den grond gevraagd, met te kennen geven, van
nader eene kaart en teekening over te leggenwaaruit hunne voorgenomen
verbouwing nader zoude blijken. Deze teekening kwam echter niet in
en daarop heeft de Commissie van Fabricage in Mei van dit jaar
daaraan herinnerdwaarop het antwoord is ontvangen dat onder de stuk
ken voorhanden is. In het jaar 1818 bestond bij heeren Regenten reeds