HAMUHGE1Ï Til D1H GEMEERTERAAO VIN LEYDEJï. 15. Zitting van Donderdag 20 Augustus 1868, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Krantz, Tollens, Tichler, Stoffels, van Kaatho- ven, Buys, Kneppelhout van Sterkenburg, Seheltema, duKieu, Cock, van Uuteren, van Wensen, Meerburg, Rutgers, van Heukelom en van den Brandeler. womh heer Hartevelt gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturda" 8 Augustus II. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt over: 1°. Voordragt van Diakenen der Nederduitsche Hervormde gemeente ter vervulling der in het collegie van Regenten van het Minnehuis bij perio dieke aftreding ontstane vacature. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden m de leeskamer neder te leggen. 2°. Adres van P. Bresser, 1" luit. adjudant bij de dienstdoende schut terij om pensioen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën ten fine van berigt en raad. 3°. Adres van eenige bewoners van huizen in de nabijheid van de Hartenbru" houdende verzoek dat de aldaar geplaatste urinoir moge worden weggenomen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten omtrent dit adres over te gaan tot de orde van den dag, als behoorende tot de bemoeijingen van het dagehjksch bestuur. Aan de orde is: I. Verzoek van H. C. C. Kramers om ontslag als bulponderwijzeres aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 2d° klasse voor meisjes. Het rapport van Burgemeester en Wethouders strekt om aan de adres sante tegen 1 September een eervol ontslag te verleenen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. II. De rekening van inkomsten en uitgaven der gemeente over 1867. Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud: 'De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handenten fine van berigt en raad, gestelde verantwoording van Burgemeester en Wet houders van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente over 1867, benevens de daarbij overgelegde rekening van den gemeente-ontvanger. Ziji heeft bij dat onderzoek opgemerkt dat daaronder de hoogst mogelijke volledigheid plaats had. 8 J Daar deze rekening gedrukt is en sedert den 30 Julij jl. ter inzage van alle leden op de leeskamer heeft gelegen, acht de Commissie het niet noo- dig u op deze of gene punten opmerkzaam te maken en neemt zij mitsdien de vrijheid u te raden om onder goedkeuring der rekening van het Pesthuis, benevens die der trekvaarten en jaagpaden, welke deze gemeente in gemeen schap met andere bezit, deze rekening voorloopig vast te stellen bij een ^r'aar,V?nJ ont!verP overeenkomstig art. 220 der wet van 29 Junij w .u j D 85)',u te gelijk met de rekening door Burgemeester en Wethouders is aangeboden. Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen; heb bende Burgemeester en Wethoudersop grond van het bepaalde bij art. der gemeentewet, zich van het medestemmen over deze zaak onthouden. III. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1868. De Commissie van Financiën stelt het volgende voor 'Bij de behandeling van de begrooting voor 1868 werd als principe aan genomen dat van de jaarlijksche winst der gasfabriek eene som van ƒ5000 zou worden gekapitaliseerd, om te strekken tot teruggave van het kapitaal m der tijd uit de gemeentefondsen tot aanleg dier fabriek gebezigd. Bij het voorstellen der rekening van de gasfabriek van 1867 was de meerderheid uwer vergadering van gevoelen geene gelden uit de winst die deze rekening aanwees, en die tot de inkomsten dezer gemeente behoorde tot den aanleg van kapitalen te mogen aanwijzen, alvorens het bij de ge meenterekening gebleken was dat haar batig slot zulk eenen aanleg gedoogde. Daar nu die rekening blijkt te sluiten met een batig slot van f 36538.13' zoo neemt de Commissie van Financiën de vrijheid u voor te stellen 5000 tot den aankoop van rentegevend kapitaal aan te wenden en mitsdien ne- vensgevoegden suppletoiren staat van begrooting vast te stellen." Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. iy. Voordragt tot belooning van schatters en beschrijvers voor de plaat selijke directe belasting, met suppletoiren staat van begrooting. Die voordragt luidt aldus: "Naar aanleiding van het besprokene in uwe vergadering van den 23sten Junij en uit aanmerking van de overtuiging die bij ons bestaat ten opzigte van de werkzaamheden die aan de betrekking van schatter voor de plaat selijke directe belasting zijn verbonden, zoodanig als deze bij de invoering der nieuwe belasting is moeten uitgevoerd worden, waarbij wij niet stilzwij- 1868. gend mogen voorbijgaan het veel omvattende werk der beschrijving, nemen wij de vrijheid u voor te stellen de belooning dezer tijdelijke ambtenaren voor dit jaar te regelen als volgt: 8 schatters a 250 f 2000. 1 beschrijver a 125 en 2 a f 100 325.'— Kleine onkosten van vergaderingen enz. 125. w 4 f 3450.— Wij stellen u voor deze gelden te vinden op de dienst van het loopende jaar bij nevensgevoegden suppletoiren staat van begrooting." De Commissie van Financiën raadt dienovereenkomstig te besluiten. Wordt op gelijke wijze aangenomen. V Bezwaarschriften bij Gedeputeerde Staten van Zuidholland ingeko- men tegen het kohier der plaatselijke directe belasting over 1868. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud: -/Door of namens den Commissaris des Konings in deze provincie zijn, bij drie apostillen van onderscheidene dagteekening, in onze handen ten fine van berigt en raadna uwe vergadering daaromtrent te hebben gehoord, gesteld de volgende bezwaarschriften van P. H. J. Hofkes, op de Aalmarkt, u l Schuunnkop den Nieuwen Rijn, wijk VII, n°. 70 Meerburg, op de Haarlemmerstraat, wijk VI, n°. 540; A. Hazeveld' op den Nieuwen Rijn, hoek Hooigracht, wijk VII, n°. 68; de wed. H. J.' Meerburg, op de Gedempte Koepoortsgracht, wijk II, n°. 68. Wij hebben daarop de schatters gehoord, nadat door anderen dan zij, die de eerste schatting deden, deze panden zijn herzien, en het is naar aanleiding daarvan dat wij de vrijheid nemen u te berigtendat er geene termen bestaan om aan het bezwaarschrift van P. H. J. Hofkes een gunsti" gevolg te geven, terwijl, hoe deze belastingschuldige in de rijks personele belasting moge zijn aangeslagen, eene behoorlijke verhouding met andere panden en perceelen niet wel eenige vermindering gedoogt; dat ditzelfde geldt ten opzigte van het bezwaarschrift van H. Schuurink dat bij eene naauwkeurige opname van het meubilair van H. Meerbur" omtient de huurwaarde kan men niet in eenige verandering treden, dit wel kon gezegd worden te hoog te zijn, zoodat dit behoorde gebragt te worden van f 800 op f 375, waardoor zijn aanslag van f 35.13 zou wor den teruggebragt tot 32.82; dat gelijk wij dit vroeger mede opmerkten, en u zulks niet onbekend kan zijn eene vergelijking van taxatie voor de rijks personele belastin" en die voor deze belasting niet wel mogelijk is, daar zulks tot vele ongerijmd heden zou leiden dochzulks daargelatenhet bij herziening gebleken is dat A. Hazeveld te hoog is aangeslagen en zijne huurwaarde kan gesteld worden op f 350 en het meubilair op f 1050, waardoor zijn aanslag zou moeten gebragt worden van f 76.55 op f 57.14. Eindelijk dat er geene termen zijn kunnen gevonden worden om ook zelfs met het oog op die panden die door haar worden genoemd eenige ver mindering voor te stellen voor de weduwe H. J. Meerburg, waarvan men bewust is dat ook zij zelve voor zich overtuigd is. Het is op deze gronden dat wij de vrijheid nemen u voor te draden te moeten persisteren bij den aanslag, zooals die bij het kohier is aangeno men voor P. H. J. Hofkes, op de Aalmarkt, wijk IV n°. 134; H Schuu nnk op den Nieuwen Rijn, wijk VII n«. 70, en de wed. H. J. Meerburg op de gedempte Koepoortsgracht, wijk II n«. 68, maar er in te berusten dat door Gedeputeerde Staten de aanslagen op het kohier van H. Meerburg v/" {c35-13, worde teruggebragt op f 32.82, en van A. Hazeveld van 76.55 worde teruggebragt op 57.14." a. Bezwaarschrift van P. H. J. Hofkes. De heer Buys. Ik wenschte over de reclame, nu aanhangig, een enkel woord in het midden te brengen. Ik ben het geheel eens met de conclu sie, waartoe Burgemeester en Wethouders komen; maar niet geheel met de praemissenwaarop die conclusie steunt, In principe is erdunkt mijvoor het verzoek van Hofkes wel wat te zeggen. Bedrieg ik mij niet dan is hij logementhouder; en nu vind ik het wel wat hard, dat voor de berekening van zijn inkomen het geheele perceel, dat hij in gebruik heeft als maatstaf wordt genomen. Onze verordening behelst wel is waar niet wat ik zou gewenscht hebben dat zij behelsde, namelijk eene uitdrukkelijke uitzondering ten voordeele van logementhouders, maar zij zegt toch, dat met in rekening zal worden gebragt dat gedeelte van het huisdat uitslui tend dient voor de uitoefening van eenig bedrijf; en op die bepaling kan dunkt mij, ook de logementhouder zich beroepen, en bij voorbeeld vragen dat althans de gelagkamer bij het bepalen van de huurwaarde buiten reke ning bhjve. Intusschen Hofkes heeft te laat gerequestreerd bij den Raad en nu twijfel ik er aan of hij wel in hooger beroep kan komen bij Gede puteerde Staten. De Raad heeft zijn bezwaarschrift niet onderzocht, omdat bet te Iaat was ingediendmaar zich niet verklaard over de grondenwelke hij in het eerste adres tegen zijn aanslag had in het midden gebragt. De beslissing in eerste instantie genomen was dus zeker juist. Ik kan alzoo berusten in de conclusie van Burgemeester en Wethouders, al deel ik niet geheel het motief, dat zij aanvoeren. De Voorzitter. Dus gij zijt van oordeel, dat men zou moeten beslui ten, dat er voor dat hooger beroep geen grond bestaat. De heer Stoffels. Daargelaten in hoeverre de bij art. 5 der verorde ning bepaalde vrijstelling op een gelagkamer van toepassing is, komt het mij toch voor dat de geschatte huurwaarde ad ƒ350 voor zulk een pand als at van den heer Hofkes is, niet wel te hoog kan genoemd worden, en ij zich ten onregte beklaagt; de vergelijking van den aanslag van andere panden met het zijne kunnen hem daar wel van overtuigen. 22

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 1